Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ5642

Datum uitspraak2004-06-15
Datum gepubliceerd2004-07-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0200773/BR
Statusgepubliceerd


Indicatie

Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat nu Mazars over 1998 reeds de administratie en de jaarstukken voor Shooters verzorgde, en Shooters aan Mazars de administratie over 1999 heeft aangeleverd - zonder daarbij te zeggen dat zij dat alleen deed in verband met de afwerking van 1998 - , Mazars er op mocht vertrouwen dat aan haar ook voor 1999 opdracht was verstrekt. Dat vertrouwen mocht Mazars temeer ontlenen aan de omstandigheid dat zij op verzoek van Shooters de fiscus te woord heeft gestaan bij een boekenonderzoek van Shooters in de zomer van 1999, en het feit dat Shooters naar aanleiding van de haar door Mazars medio september 1999 toegezonden vragenlijst niet heeft gereageerd met de opmerking dat zij aan Mazars over 1999 helemaal geen opdracht had verstrekt. Onder deze omstandigheden betekent het feit dat de offerte van 21 april 1999 niet ondertekend is geretourneerd niet dat Mazars er niet vanuit mocht gaan dat er een opdracht voor 1999 was verstrekt. Het uitblijven van dat ondertekend retourneren kan ten hoogste meebrengen dat er tussen partijen geen overeenstemming is over de prijs waarvoor de administratie en jaarstukken 1999 worden verwerkt. In die zin - om daarover alsnog overeenstemming te bereiken - dient naar het oordeel van het hof de herhaling van het aanbod in de brief van Mazars van 8 februari 2000 te worden gelezen en had deze door Shooters moeten worden, en kunnen worden, begrepen. Als er geen prijs is overeengekomen, is Shooters het gebruikelijke of een redelijk loon verschuldigd (art. 7:405 lid 2 BW). Tegen de hoogte van het in rekening gebrachte bedrag heeft Shooters echter geen bezwaar gemaakt, en evenmin heeft zij gesteld dat de gespecificeerde werkzaamheden niet zouden zijn verricht. Dit alles brengt mee, dat Shooters het over 1999 in rekening gebrachte bedrag aan Mazars verschuldigd is en dat zij terecht daartoe is veroordeeld.


Uitspraak

typ. MBR rolnr. C0200773/BR ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH, eerste kamer, van 15 juni 2004, gewezen in de zaak van: 1. de commanditaire vennootschap SHOOTERS C.V., 2. [APPELLANT SUB 2], voormalig vennoot van de commanditaire vennootschap Shooters, wonende te [plaats], 3. [APPELLANT SUB 3], voormalig vennoot van de commanditaire vennootschap Shooters, wonende te [plaats], appellanten, procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann, tegen: de maatschap MAZARS PAARDEKOOPER & HOFFMAN, gevestigd en kantoorhoudend te Rotterdam, geïntimeerde, procureur: mr. L.R.G.M. Spronken, op het hoger beroep van appellanten (verder te noemen Shooters) tegen het vonnis van de rechtbank te Breda, sector kanton, locatie Breda, van 20 maart 2002, onder rolnr. 213922/CV/01-6811 gewezen tussen Shooters als opposanten en geïntimeerde (verder te noemen Mazars) als geopposeerde. 1. Het geding in eerste aanleg In het vonnis, waarvan beroep, heeft de kantonrechter het vonnis van de kantonrechter te Breda van 15 augustus 2001 tussen partijen bekrachtigd en Shooters in de proceskosten veroordeeld. 2. Het geding in hoger beroep Shooters is bij exploot van 10 juni 2002 tijdig van het vonnis van 20 maart 2002 in beroep gekomen. Bij memorie van grieven heeft zij daartegen een grief aangevoerd met conclusie dat het hof het vonnis van 20 maart 2002 zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Mazars alsnog zal afwijzen met veroordeling van Mazars in de kosten van beide instanties. Mazars heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van Shooters in de kosten van beide instanties. Daarna hebben partijen de stukken aan het hof overgelegd en uitspraak gevraagd. 3. De gronden van het beroep De grief van Shooters luidt, dat de kantonrechter de vordering van Mazars tegen Shooters ten onrechte heeft toegewezen. 4. De beoordeling van het geschil 4.1. In dit geding dient van de volgende vaststaande feiten te worden uitgegaan. Shooters heeft een onderneming gedreven in Oosterhout. Mazars heeft als accountant in opdracht en voor rekening van Shooters over 1998 de administratie gedaan en de jaarstukken verzorgd. Bij brief van 21 april 1999 heeft Mazars aan Shooters een offerte gedaan voor het verrichten van werkzaamheden over 1999 voor een bedrag van f 9.064,-- excl. BTW. Shooters heeft niet op dit stuk gereageerd. Zij heeft wel de administratie over 1999 ter behandeling naar Mazars gebracht en Mazars heeft deze verwerkt en een aanzet gemakt voor de jaarrekening. Op 15 juli 1999 heeft Shooters een brief ontvangen van de belastingdienst over een in te stellen boekenonderzoek. Shooters heeft Mazars verzocht dit in behandeling te nemen, en het onderzoek heeft ten kantore van Mazars plaatsgevonden. Op 16 september heeft Mazars aan Shooters een lijst gezonden met vragen over de af te werken jaarrekeningen 1998 en 1999. De commanditaire vennootschap Shooters is opgeheven per 1 september 1999. De opheffing is op 28 december 1999 ingeschreven in het Handelsregister. Bij brief van 8 februari 2000 aan (een vertegenwoordiger van) Shooters heeft Mazars een voorstel gedaan ter oplossing van nog resterende financiële geschillen. In die brief doet Mazars opnieuw het voorstel om de werkzaamheden voor de jaarrekening 1999 uit te voeren voor f 9.064,-- excl. BTW. Op 24 maart 2000 heeft Mazars aan Shooters een declaratie gezonden van f 6.345,-- incl. BTW. Shooters heeft deze nota niet betaald. Zij is daarover door Mazars aangemaand bij brieven van 4 en 15 augustus 2000 en bij brief van een incassobureau van 21 september 2000. Bij brief van 15 mei 2001 aan het incassobureau heeft Mazars een nadere specificatie met een gedetailleerde urenverantwoording van de nota van 24 maart 2000 gegeven. 4.2. Mazars heeft Shooters gedagvaard bij exploot van 5 juli 2001 en betaling gevorderd van een bedrag van f 6.345,-- vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten en met afwikkelingskosten. De kantonrechter te Breda heeft bij vonnis van 15 augustus 2001 de vordering bij verstek toegewezen, met afwijzing van de afwikkelingskosten en met matiging van de buitengerechtelijke incassokosten. Bij exploot van 17 oktober 2001 is Shooters van dit verstekvonnis in verzet gekomen en heeft zij gevorderd dat zij zal worden ontheven van de veroordeling bij vonnis van 15 augustus 2001, en dat de vordering van Mazars alsnog zal worden afgewezen. Daartoe heeft Shooters aangevoerd dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de offerte van Mazars voor de werkzaamheden over 1999 en dat zij nooit opdracht voor deze werkzaamheden heeft gegeven. Zij acht zich dus aan Mazars niets meer schuldig, aangezien de werkzaamheden over 1998 zijn voldaan. Mazars heeft dat laatste bevestigd, maar zij stelt dat Shooters niet kan stellen dat zij geen opdracht voor 1999 heeft gegeven nu zij zelf die administratie voor verwerking heeft aangeleverd, hetgeen in de branche als opdracht wordt opgevat. Mazars heeft mitsdien geconcludeerd tot bekrachtiging van het verstekvonnis van 15 augustus 2001. De kantonrechter heeft bij het vonnis, waarvan thans beroep, geoordeeld dat het gelet op de bestendige relatie met Mazars op de weg van Shooters had gelegen om tijdig en op niet mis te verstane wijze te kennen te geven, toen zij de administratie over 1999 aanleverde, dat zij geen werkzaamheden van Mazars met betrekking tot die administratie wenste. Nu dat niet is gebeurd mocht Mazars erop vertrouwen dat zij in opdracht en voor rekening van Shooters die administratie mocht en moest inboeken zodat Shooters gehouden is de kosten voor die werkzaamheden te betalen, aldus de kantonrechter. Het verstekvonnis werd mitsdien bekrachtigd. 4.3. In hoger beroep betwist Shooters opnieuw dat zij aan Mazars opdracht heeft verstrekt voor het verrichten van werkzaamheden over het boekjaar 1999. Uit het aanleveren van de administratie kan die opdracht niet worden afgeleid, nu deze volgens Shooters ook nodig is voor het afwerken van de jaarcijfers 1998 waarin overlopende posten dienen te worden opgenomen. Shooters heeft de offerte van 21 april 1999 niet getekend en/of geretourneerd. Het lag op de weg van Mazars zich ervan te vergewissen of er een opdracht was verstrekt, alvorens zij werkzaamheden ging verrichten. Mazars heeft bij haar standpunt gepersisteerd. 4.4. Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat nu Mazars over 1998 reeds de administratie en de jaarstukken voor Shooters verzorgde, en Shooters aan Mazars de administratie over 1999 heeft aangeleverd - zonder daarbij te zeggen dat zij dat alleen deed in verband met de afwerking van 1998 - , Mazars er op mocht vertrouwen dat aan haar ook voor 1999 opdracht was verstrekt. Dat vertrouwen mocht Mazars temeer ontlenen aan de omstandigheid dat zij op verzoek van Shooters de fiscus te woord heeft gestaan bij een boekenonderzoek van Shooters in de zomer van 1999, en het feit dat Shooters naar aanleiding van de haar door Mazars medio september 1999 toegezonden vragenlijst niet heeft gereageerd met de opmerking dat zij aan Mazars over 1999 helemaal geen opdracht had verstrekt. Onder deze omstandigheden betekent het feit dat de offerte van 21 april 1999 niet ondertekend is geretourneerd niet dat Mazars er niet vanuit mocht gaan dat er een opdracht voor 1999 was verstrekt. Het uitblijven van dat ondertekend retourneren kan ten hoogste meebrengen dat er tussen partijen geen overeenstemming is over de prijs waarvoor de administratie en jaarstukken 1999 worden verwerkt. In die zin - om daarover alsnog overeenstemming te bereiken - dient naar het oordeel van het hof de herhaling van het aanbod in de brief van Mazars van 8 februari 2000 te worden gelezen en had deze door Shooters moeten worden, en kunnen worden, begrepen. Als er geen prijs is overeengekomen, is Shooters het gebruikelijke of een redelijk loon verschuldigd (art. 7:405 lid 2 BW). Tegen de hoogte van het in rekening gebrachte bedrag heeft Shooters echter geen bezwaar gemaakt, en evenmin heeft zij gesteld dat de gespecificeerde werkzaamheden niet zouden zijn verricht. Dit alles brengt mee, dat Shooters het over 1999 in rekening gebrachte bedrag aan Mazars verschuldigd is en dat zij terecht daartoe is veroordeeld. 4.5. Het vonnis, waarvan beroep, zal mitsdien worden bekrachtigd met veroordeling van Shooters als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten. 5. Uitspraak Het hof: bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Breda, van 20 maart 2002, onder rolnr. 213922/CV/01-6811 tussen partijen gewezen; veroordeelt Shooters in de proceskosten in hoger beroep, voor zover tot op heden aan de zijde van Mazars gevallen en begroot op € 193,-- voor verschotten en € 545,-- voor salaris procureur. Dit arrest is gewezen door mrs. Feith, De Groot-van Dijken en Fikkers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof op 15 juni 2004.