
Jurisprudentie
AQ5359
Datum uitspraak2004-07-01
Datum gepubliceerd2004-07-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1115/00 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Datum gepubliceerd2004-07-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1115/00 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Indicatie
Het hof vernietigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 1 juli 2004 in de zaak onder rekestnummer 1115/00 NOT van:
[naam],
wonende te [plaats],
APPELLANT,
t e g e n
MR. [naam],
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
en de zaak onder rekestnummer van 1159/00 NOT:
MR. [naam],
notaris te [plaats],
APPELLANT,
t e g e n
[naam],
wonende te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Voeging van beide zaken in hoger beroep
De over en weer door partijen aangespannen procedures in hoger beroep tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam, verder te noemen de kamer, van 1 december 2000, zijn door het hof buiten bezwaar van partijen gevoegd daar zij op hetzelfde onderwerp betrekking hebben en tussen dezelfde partijen aanhangig zijn die ook in eerste aanleg tegenover elkaar stonden.
2. Het verloop van de procedure in de gevoegde zaken
2.1. Door appellant in de zaak met rekestnummer 1115/00 NOT, verder te noemen klager, is bij een op 15 december 2000 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer.
Bij de bestreden beslissing is de klacht van klager tegen geïntimeerde verder te noemen de notaris, gegrond verklaard en is aan de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd.
2.2. Door appellant in de zaak met rekestnummer 1159/00 NOT, verder te noemen de notaris, is bij een op 29 december 2000 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de genoemde beslissing van de kamer. Door geïntimeerde, verder te noemen klager, is op 5 februari 2001 een brief met één bijlage ter griffie ingediend waarin klager aangeeft zich te verzetten tegen het verzoek van de notaris om aanhouding van de behandeling voor onbepaalde tijd. Voorts is door klager op 21 februari 2001 een brief met gelijke strekking ingediend bij het hof.
2.3. Van de zijde van de notaris is in de zaak met rekestnummer 1115/00 NOT geen verweerschrift ingekomen. Wel is van de zijde van de notaris een brief bij de griffie ingediend op 9 april 2002, waarin de mededeling wordt gedaan dat op 15 februari 2002 de rechtbank te Utrecht vonnis heeft gewezen in de strafzaak tegen de notaris.
2.4. De zaken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 mei 2004. Verschenen zijn klager en de notaris. Beiden hebben het woord gevoerd, de notaris onder meer aan de hand van een pleitnotitie.
3. De stukken van de gedingen
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
4. De feiten in beide zaken
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer daaromtrent heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
5. Het standpunt van klager
5.1. Kort samengevat verwijt klager de notaris het volgende. De notaris heeft onzorgvuldig gehandeld door zijn medewerking te verlenen aan drie onroerendgoedtransacties op 21 augustus 1997 met betrekking tot het onroerend goed van de [naam], verder te noemen [naam], te [plaats].
Door medewerking van de notaris aan deze transacties is [naam] benadeeld, aangezien [naam] niet het bedrag heeft ontvangen dat [naam] op grond van de commerciële waarde had kunnen realiseren. Hierdoor is klager indirect financieel benadeeld. Klager wijst er in dit verband op dat bijna alle betrokken vennootschappen cliënt van de notaris zijn en dat de notaris heeft gezocht naar kopers voor de betrokken panden.
5.2. Voorts heeft de notaris als bestuurder van de stichting “[naam]”, verder te noemen de Stichting, zijn medewerking verleend aan de verkoop van de onroerendgoedportefeuille van [naam] dan wel de aandelen in de Antilliaanse vennootschap[naam]., verder te noemen [naam], en de hiervoor benodigde decertificering van de aandelen [naam] in juli 1999, door - tegen de uitdrukkelijke wens van klager in - in contact te treden met mr. [naam], notaris te [plaats].
De medewerking van de notaris aan de liquidatie van deze portefeuille is in kennelijke strijd met het belang van klager en het vennootschapsbelang van [naam]. Bovendien heeft de notaris door aldus te handelen in strijd gehandeld met de bestuursopdracht, die inhoudt: “te waken over de continuïteit van [naam] en met name de continuïteit in de persoon van de directeur, de heer [naam] (Sr.)”. De notaris had zich vóór het (ontslag)besluit van 14 juni 1999 dienen terug te trekken als bestuurder dan wel zijn diensten behoren te weigeren. Naar de mening van klager heeft de notaris de belangen van klager onvoldoende behartigd en daarmee partij gekozen voor de zoon van klager. Tenslotte is klager van mening dat zijn ontslag als stichtingsbestuurder strijdig is met artikel 4 van de statuten van de Stichting.
6. Het standpunt van de notaris
6.1. De notaris betwist ten stelligste de stellingen van klager en verweert zich als volgt. De prijsstijging van de drie onroerendgoedtransacties op 21 augustus 1997 zijn zakelijk te verklaren. Door deze transacties is [naam] niet in haar belangen geschaad. De notaris wijst de beschuldiging dat hij actief zou hebben gezocht naar een koper voor het onroerend goed in [plaats] van de hand. Hij houdt zich als notaris verre van de handel in onroerend goed, dan wel van de financiering daarvan.
6.2. Voorts is de notaris van mening dat hem van zijn handelen als bestuurder van de Stichting geen verwijt valt te maken. Vanaf het moment dat hij is toegetreden tot het bstuur van de Stichting is hij niet langer opgetreden als notaris voor [naam] en de Stichting, noch zijn er ten overstaan van hem als notaris akten voor die rechtspersonen verleden. Als leidraad voor zijn taakstelling geldt hetgeen statutair hieromtrent is bepaald en niet het privé-belang van klager.
De continuïteit van [naam] is geen geweld aan gedaan door de verkoop en de levering van de aandelen [naam]. [naam] bestaat nog steeds en is een bloeiende onderneming.
De notaris is van mening dat de klacht van klager met betrekking tot zijn functioneren als bestuurder voortkomt uit het conflict tussen klager en zijn zoon, R. [naam], verder te noemen de zoon. Door het ontslagbesluit van 14 juni 1999 te nemen heeft de notaris er voor gezorgd dat klager de belangen van [naam] niet zou kunnen schaden door tenuitvoerlegging van diens dreigement enige panden uit de portefeuille van [naam] te vervreemden om zo de transactie van zijn zoon te frustreren, zodat de zoon niet zou kunnen leveren. Aangezien de nieuwe eigenaar niet geporteerd was van klager als directeur, kon de notaris er op de manier waarop hij gehandeld heeft voor zorgdragen dat de (financiële) belangen van klager tot zijn 75e jaar zouden zijn gewaarborgd.
7. De beoordeling
7.1. Uitgangspunt bij de beoordeling is de vraag of de notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de drie onroerendgoedtransacties van het onroerend goed te [plaats] op 21 augustus 1997. Naar het oordeel van het hof is hier sprake van toelaatbare transacties. Noch uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat er sprake zou zijn van enige vorm van samenspanning tussen de notaris en zijn opdrachtgevers.
Het hof acht dit klachtonderdeel ongegrond.
7.2. Voorts is aan het oordeel van het hof onderworpen de vraag of de notaris laakbaar heeft gehandeld gedurende zijn optreden als bestuurder van de Stichting. Het hof neemt hierbij in overweging dat de notaris, met instemming van klager en diens zoon, in 1997 is toegetreden tot het stichtingsbestuur op verzoek van Centraal Beheer, de financier inzake de herfinanciering van de portefeuille van [naam]. In dat kader stond het de notaris niet zonder meer vrij om terug te treden. Van belang is voorts dat de notaris – onweersproken – heeft betoogd dat hij sinds het moment dat hij toetrad tot het bestuur geen werkzaamheden als notaris meer heeft verricht voor [naam] en de Stichting.
7.3. Vervolgens rijst de vraag of de notaris correct heeft gehandeld inzake het ontslag van klager als bestuurder van de Stichting. Klager is met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 van de statuten van de Stichting ontslagen. Aan dit ontslag lag ten grondslag dat de zoon, als enig aandeelhouder, een overeenkomst tot verkoop van de aandelen [naam] is aangegaan, waarvan klager als bestuurder de uitvoering trachtte tegen te houden. De notaris heeft door de ontslagprocedure in werking te zetten schade voor [naam] en klager weten te voorkomen. Door te bewerkstelligen dat klager als bestuurder van [naam] tot zijn 75e jaar wordt doorbetaald heeft de notaris blijk gegeven de belangen van klager naar behoren te hebben behartigd. Het hof is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.
7.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
7.5. Het vooroverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
8. De beslissing
Het hof:
in beide zaken:
- vernietigt de beslissing van de kamer van 1 december 2000;
- verklaart de klacht van klager tegen de notaris ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Rang en Van Os en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 1 juli 2004.