
Jurisprudentie
AQ5352
Datum uitspraak2004-06-10
Datum gepubliceerd2004-07-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1340-03 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Datum gepubliceerd2004-07-26
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers1340-03 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer
Indicatie
Het hof vernietigt de beslissing van de kamer en , opnieuw rechtdoende, verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BIJ VERVROEGING
Beslissing van 17 juni 2004 in de zaak onder rekestnummer 1340/2003 NOT van:
[naam]
wonende te [plaats],
APPELLANT,
t e g e n
MR. [naam]
notaris te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Door appellant, verder te noemen klager, is bij een op 16 december 2003 ter griffie ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, verder te noemen de kamer, van 14 november 2003, verzonden op 18 november 2003, waarbij klager niet ontvankelijk is verklaard in zijn klacht tegen geïntimeerde, hierna te noemen de notaris.
1.2. Op 26 maart 2004 is van de zijde van de notaris een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 29 april 2004. Klager en de notaris zijn verschenen. Beiden hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken.
3. Beoordeling van de bestreden beslissing
Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer en zal deze daarom vernietigen.
4.De feiten
4.1. Op 1 november 2001 heeft de notaris op verzoek van mevrouw [naam] (ex -echtgenote van klager), verder te noemen de testatrice, haar testament gepasseerd, waarin een aantal regelingen is getroffen met betrekking tot de positie van de kinderen van haar en klager. In dit testament zijn anderen dan klager belast met de financiële afwikkeling van de nalatenschap.
4.2. Op 21 november 2002 heeft de testatrice ten overstaan van de notaris haar testament gewijzigd in die zin dat alle bevoegdheden met betrekking tot de financiële kant van de afwikkeling van haar nalatenschap zijn toegekend aan klager. De testatrice is op 5 december 2002 overleden.
5. Het standpunt van klager
5.1. Klager verwijt de notaris dat deze, nadat hij klager een overzicht inzake de successierechten en de Algemene Nabestaandenwet had overhandigd en nadat gebleken was dat in dat overzicht een aantal onjuistheden voorkwam, ondanks zijn toezegging daartoe, geen nieuwe uitdraai wilde maken.
De notaris heeft klager medegedeeld dat hij te dier zake niet deskundig genoeg zou zijn. Omdat hij eerder een overzicht heeft verstrekt heeft hij bij klager de indruk gewekt wel ter zake kundig te zijn en heeft de notaris aldus verkeerde verwachtingen gewekt.
5.2. Vervolgens verwijt klager de notaris dat hij een aantal voorstellen zoals gedaan door de testatrice en klager niet heeft verwerkt in het concept van het testament. Hij heeft hierop geen toelichting gegeven maar verwezen naar zijn kandidaat-notaris. Hierdoor heeft de notaris de indruk gewekt niet deskundig te zijn en te veel afhankelijk te zijn van zijn kandidaat-notaris.
5.3. Bovendien verwijt klager de notaris dat hij ter zake van een legaat in het testament, de testatrice niet heeft gewezen op de (nadelige) financiële consequenties hiervan.
5.4. Voorts verwijt klager de notaris dat deze hem op onheuse wijze op zijn verantwoordelijkheid heeft gewezen om zelf in zijn inkomen te voorzien, door klager de suggestie aan de hand te doen desnoods dan maar tomaten te gaan plukken. Klager acht deze uitlating onnodig grievend en beledigend.
5.5. Tenslotte verwijt klager de notaris dat deze hem te kennen heeft gegeven de aanwezigheid van klager bij het passeren van het testament niet op prijs te stellen.
6. Het standpunt van de notaris
6.1. De notaris betwist ten stelligste de stellingen van klager, behoudens voor zover het betreft de uitlating met betrekking tot het gaan plukken van tomaten. De notaris betreurt deze uitlating ten zeerste en heeft daarvoor zijn excuses aangeboden.
6.2. Ten aanzien van de klacht met betrekking tot het legaat onder een last in samenhang met de successierechten betoogt de notaris dat hij deze materie met de testatrice en klager besproken heeft. Aangezien op dat moment de hoogte van de successierechten niet exact kon worden vastgesteld, is in onderling overleg besloten dat de notaris een nader onderzoek zou verrichten. Tijdens de bespreking gaf de testatrice aan de successierechtelijke consequenties voor lief te willen nemen.
Voorafgaand hieraan heeft de kandidaat-notaris bij de eerste conceptakte een notitie gevoegd met betrekking tot de successierechtelijke gevolgen van het overlijden van de testatrice; bovendien heeft zij algemene informatie verstrekt over de Algemene Nabestaandenwet. De notaris heeft tijdens de tweede bespreking aan klager medegedeeld dat de Algemene Nabestaandenwet niet tot zijn specifieke deskundigheid behoort. De notaris heeft klager vervolgens voor verdere informatie naar de uitkerende instantie verwezen.
6.3. Voorts heeft de notaris betoogd dat het hem onduidelijk was waarom bepaalde zaken in het testament zijn aangepast. Naderhand is gebleken dat deze aanpassingen 's avonds telefonisch zijn besproken door de testatrice met de kandidaat-notaris. De notaris is niet bij dat gesprek aanwezig geweest.
6.4. De notaris betuigt zijn spijt met betrekking tot de opmerking over het verwerven van enig inkomen. De notaris heeft willen aangeven dat het relatief gemakkelijk is inkomsten te generen zonder aanspraak te hoeven maken op de nalatenschap of op de algemene middelen in de vorm van een uitkering.
6.5. De notaris betoogt tenslotte dat hij met de testatrice een goede verstandhouding had en bovendien op de hoogte was van haar (minder goede) relatie met klager, kort na de echtscheiding. Toen de testatrice in november 2002 haar testament op belangrijke punten geheel wilde wijzigen ten gunste van klager, heeft de notaris het als vervelend ervaren dat klager bij deze gesprekken aanwezig was, te meer daar de - voor klager negatieve - informatie over klager uit de voorafgaande bespreking hem nog goed voor ogen stond. Hij heeft geheel vrijuit met de testatrice willen spreken.
7. De beoordeling
7.1. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken in eerste aanleg. In het bijzonder acht hij het onjuist dat de kamer zijn klacht niet inhoudelijk heeft behandeld en daarom zijn klacht niet ontvankelijk heeft verklaard. Dit bezwaar van klager behoeft echter geen nadere bespreking, omdat deze door hem gestelde tekortkoming ten gevolge van de behandeling in hoger beroep is hersteld.
7.2. Ter beoordeling van het hof ligt thans de vraag voor of de notaris op enigerlei wijze tekort is geschoten voorafgaand aan en ter gelegenheid van het passeren van het testament van de testatrice op 21 november 2002.
7.3. Naar het oordeel van het hof heeft de notaris adequaat gereageerd op de vragen van de testatrice en klager. Nu het niet bij voorbaat gemakkelijk is vast te stellen hoe de op het beoogde legaat te leggen last moet worden gewaardeerd, is het de notaris niet te verwijten dat hij omtrent de hoogte van de ter zake van het legaat te verwachten aanslag successierecht geen uitsluitsel heeft kunnen geven. De stelling van de notaris dat de materie met betrekking tot de Algemene Nabestaandenwet niet tot zijn deskundigheid behoort, kan hem niet worden tegengeworpen. De Algemene Nabestaandenwet valt onder de Sociale Zekerheidswetgeving en als zodanig buiten het specifieke vakgebied van de notaris. In het onderhavige geval kon de notaris volstaan met verwijzing naar de uitvoerende instantie. Het hof acht dit klachtonderdeel ongegrond.
7.4. Met betrekking tot de aanpassingen van het testament zonder medeweten van klager, is het hof van oordeel dat ook deze klacht faalt, nu is gebleken dat de kandidaat-notaris die aanpassingen telefonisch besproken heeft met de testatrice buiten aanwezigheid van de notaris.
Dat de notaris te veel afhankelijk zou zijn van de kandidaat-notaris is noch uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting, gebleken. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
7.5. Ten aanzien van het klachtonderdeel met betrekking tot de opmerking geuit door de notaris waarbij hij klager de suggestie aan de hand heeft gedaan om tomaten te gaan plukken ten einde een inkomen te genereren, oordeelt het hof als volgt.
Nu is gebleken uit de stukken en hetgeen bij de mondeling behandeling naar voren is gebracht door de notaris dat hij deze uitlating ten zeerste betreurt en hiervoor zijn excuses heeft aangeboden en deze excuses door klager zijn geaccepteerd acht het hof een dergelijke uitlating door een notaris gedaan weliswaar ongepast, maar niet dusdanig dat van klachtwaardig handelen sprake is. Ook dit klachtonderdeel faalt.
7.6. Het klachtonderdeel waarin klager klaagt dat de notaris aangegeven heeft niet te zijn gesteld op zijn aanwezigheid tijdens de bespreking met de testatrice alsmede bij het passeren van de akte slaagt evenmin. Voorop staat dat de testatrice in vrijheid haar uiterste wil kenbaar diende te kunnen maken, zonder inmenging van of beïnvloeding door klager. In het onderhavige geval voelde de notaris zich– door de aanwezigheid van klager bij de bespreking van het testament - beknot in zijn vrijheid zich zonder enige beperking te verstaan met de testatrice, mede in verband met zijn wetenschap omtrent de voorgeschiedenis van het eerste testament en de aanvankelijk slechte verstandhouding tussen de testatrice en klager. Het lag dan ook in de rede dat hij aan klager kenbaar heeft gemaakt op diens aanwezigheid geen prijs te stellen, welke zienswijze klager overigens met betrekking tot het passeren van de akte heeft gerespecteerd. Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens ongegrond.
7.7. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
7.8. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
8. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer van 18 november 2003;
- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Schipper, Stille en Van Os en in het openbaar uitgesproken op donderdag 10 juni 2004.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN
Reg.nr.: KvT 07/2003
UITSPRAAK
van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna te noemen de Kamer, in de zaak van:
[naam], wonende te [plaats],
klager,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats],
hierna te noemen: de notaris.
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij schrijven van 22 november 2002 heeft klager zich tot de Koninklijke Nederlandse Broederschap (KNB) gewend met een klacht tegen de notaris. Op 14 januari 2003 heeft de notaris schriftelijk gereageerd. Een nadere uitwisseling van standpunten heeft plaatsgevonden bij schrijven van 27 januari 2003 en 5 februari 2003. Nu de schriftelijke uitwisseling van standpunten middels tussenkomst van de KNB naar het oordeel van klager niet tot een oplossing heeft geleid heeft hij bij brief van 25 april 2003 een klacht tegen de notaris ingediend bij de Kamer. De notaris heeft schriftelijk verweer gevoerd bij brief van 13 juni 2003. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 16 september 2003 ter openbare vergadering van de voltallige Kamer. Zowel klager als de notaris is verschenen.
2. DE FEITEN
2.1 Op 1 november 2001 heeft de notaris -op verzoek van mevrouw[naam]- een testament gepasseerd, waarin een aantal regelingen is getroffen met betrekking tot de positie van haar kinderen na haar overlijden. In dit testament zijn anderen dan klager, zijnde haar ex-echtgenoot, belast met de financiële afwikkeling van de nalatenschap.
2.2 In november 2002 heeft mevrouw [naam] haar testament laten wijzigen in die zin dat alle rechten met betrekking tot de financiële kant van de afwikkeling van haar nalatenschap zijn toegekend aan klager. Op 5 december 2002 is mevrouw [naam] overleden.
3. DE KLACHT
In het schrijven van 25 april 2003 heeft klager zijn klacht als volgt samengevat:
“Twijfels over zijn deskundigheid als notaris, het niet nakomen van gedane toezeggingen, eigenmachtig optreden, niet in staat om een bevredigende toelichting te geven op de concept-akte en andere zaken op zijn vakgebied, een slechte voorbereiding van stukken, het onvoldoende zelf kunnen overzien van de mogelijke (financiële) consequenties van e.e.a., en daar bovendien onvoldoende op gewezen, te zeer afhankelijk zijn van zijn medewerkers, niet tegen kritiek kunnen, het niet dulden van mijn aanwezigheid, onnodige belediging van mijn persoon en te zeer gericht op zijn eigen belang”.
Klager geeft aan dat de notaris in zijn reactie naar aanleiding van de klacht bij de KNB nauwelijks ingaat op de klachten en voortgaat met zeer op de man te spelen. Dit kennelijk in een poging zijn eigen hachje te redden. Klager is van mening dat door de notaris zaken worden aangevoerd die niet relevant zijn en die zijn handelwijze en nalaten niet verklaren. Bovendien zou hij zich niet op feiten baseren, dan wel feiten verdraaien, zich bedienen van onwaarheden, vaagheden en zou hij klager verdacht maken, intimideren, zijn machts- en vertrouwenspositie misbruiken en de familie van zijn ex-vrouw tegen hem opzetten ten koste van de kinderen. Middels voorbeelden (A tot en met G) heeft klager zijn klacht toegelicht.
4. HET STANDPUNT VAN DE NOTARIS
De notaris stelt zich op het standpunt dat hij naar eer en geweten en met kennis van zaken het testament van mevrouw [naam]a heeft behandeld en aangepast. Het feit dat er niet voortdurend wilsovereenstemming was tussen klager en de notaris kan naar het oordeel van de notaris niet de conclusie rechtvaardigen dat de belangen van mevrouw [naam] niet goed zijn behartigd.
5. DE BEOORDELING DOOR DE KAMER
5.1 De Kamer ziet zich gesteld voor de vraag of de notaris zijn ambtsplichten heeft verwaarloosd, zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij behoort te betrachten ten behoeve van degene voor wie hij optreedt, dan wel anderszins handelt in afwijking van hetgeen zijn ambt betaamt.
5.2 Ingevolge art. 99 lid 1 Wet op het notarisambt (Wna) dient een klacht schriftelijk en met redenen omkleed te worden ingediend bij de Kamer. De klager dient in zijn schriftelijke klacht derhalve duidelijk aan te geven dat en waarom hij van oordeel is dat een notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
5.3 Klager heeft zijn klacht onderbouwd met verscheidene voorbeelden. De Kamer is echter van oordeel dat de door klager genoemde voorbeelden grotendeels bestaan uit vermoedens en stellingen, welke klager niet, dan wel in onvoldoende mate, en in ieder geval niet concreet en specifiek genoeg, heeft onderbouwd.
5.4 Naar het oordeel van de Kamer heeft klager -ondanks daartoe ter vergadering herhaaldelijk te zijn uitgenodigd- geen concrete en specifieke feiten gesteld, waaruit kan worden afgeleid dat de notaris zich niet heeft gedragen zoals een behoorlijk notaris betaamt. Hoewel duidelijk is dat er niet voortdurend sprake is geweest van een gemeenschappelijke visie tussen klager en de notaris, hetgeen heeft geleid tot het ontstaan van een spanningsveld, is klager naar het oordeel van de Kamer niet in staat gebleken zijn klacht te concretiseren en te specificeren. De Kamer zal zich dan ook onthouden van een inhoudelijke beoordeling en de klacht niet-ontvankelijk verklaren.
5.5 Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.
6 DE BESLISSING
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:
- verklaart de klacht niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzitter, mrs. J.C.G. Leijten, G. Gast, G. van Wijk en H.Ph. Breuker, leden, bijgestaan door mr. R.J. van der Veen, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2003.
De beslissing is verzonden op
Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
K