Jurisprudentie
AQ5067
Datum uitspraak2004-06-18
Datum gepubliceerd2004-07-23
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers113217
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2004-07-23
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers113217
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Ontruiming;
Aan de jurisprudentie waarop gedaagden zich beroepen ligt de feitelijke situatie ten grondslag dat een leegstaand pand is gekraakt. Gedaagden hebben evenwel niet hun intrek genomen in een leegstaand pand, maar in de ruimten boven een dameskledingwinkel, welke winkel, naar mag worden aangenomen, een kostbare inventaris bevat. Eiseres heeft er derhalve groot belang bij dat het pand verzekerd blijft. De omstandigheid dat het pand door eiseres en niet door de eigenaar is verzekerd onderstreept dat. Daarnaast moet aannemelijk worden geacht dat in het onderhavige geval de premiestijging aanzienlijk hoger (dan wel de verslechtering van de voorwaarden aanzienlijk groter) zal zijn dan in het geval de verzekering van een leegstaand pand na een kraak wordt voortgezet. Onder die omstandigheden is het niet aan eiseres om pogingen te doen om de verzekering aan te passen, maar aan gedaagden om aannemelijk te maken dat voortzetting van de verzekering mogelijk is onder voorwaarden die eiseres niet onredelijk in haar belangen zal schaden. Gedaagden zijn daarin niet geslaagd.
Uitspraak
Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 113217 / KG ZA 04-303
Datum vonnis: 18 juni 2004
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MODEHUIS TER HORST VAN GEEL NIJMEGEN B.V.,
gevestigd te Oss,
eiseres,
procureur mr. J.W. Kobossen,
advocaat mr. F.J.M. Kobossen te Deventer,
tegen
1. X,
2. DE OVERIGE PERSONEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK MOLENSTRAAT 72 TE NIJMEGEN,
wonende te Nijmegen,
gedaagden,
gemachtigde J.L.B. Sévèke, wonende te Nijmegen.
Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagden ter zitting in kort geding doen dagvaarden en gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Gedaagden hebben geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voor-zieningen.
De advocaat van eiseres en de gemachtigde van gedaagden hebben de zaak bepleit. Ten slotte is von-nis bepaald.
De preliminaire verweren
1. Gedaagden hebben zich op het standpunt gesteld dat de dag-vaar-ding nietig is, omdat eiseres hen anoniem heeft gedagvaard terwijl niet blijkt dat zij zich heeft ingespannen om hun namen te achterhalen.
In het mid-den kan blijven of eiseres zich dergelijke inspanningen heeft (moeten) getroost(en). Vastgesteld moet immers worden dat één van de gedaag-den ter zitting is verschenen, dat hij is bijgestaan door een gemachtig-de en dat die gemachtigde uitvoerig inhoudelijk verweer heeft gevoerd. Onder die omstandigheden moet, zo de dagvaarding al aan het ingeroepen gebrek zou lijden, geoordeeld worden dat in elk geval het gebrek gedaagden niet onredelijk in hun belangen heeft ge-schaad. Het beroep op nietigheid van de dagvaarding moet derhalve met een beroep op artikel 122 van het Wetboek van Burgerlijke Rechts-vorde-ring worden verworpen.
2. Gedaagden hebben voorts betoogd dat eiseres ieder belang bij haar vordering moet worden ontzegd, omdat, kort gezegd, onduidelijk is wie heeft gedagvaard en in welke hoedanigheid dat is geschied. Dat standpunt kan om de volgende reden niet worden gevolgd. Eiseres heeft de voorzieningenrechter ter zitting verzocht de dagvaarding verbeterd te lezen, in die zin dat eiseres “Modehuis Ter Horst van Geel Nijmegen B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Oss” is en dat eiseres niet, zoals onder 1. van de dagvaarding is vermeld, eigenares is, maar huurster van het pand dat is gelegen aan de Molenstraat 72 te Nijmegen (verder aan te duiden als: het pand). Nu gedaagden zich daartegen niet hebben verzet, bestaat daartegen geen bezwaar. Aangezien het er onder die omstandigheden voorshands voor gehouden moet worden dat gedaagden ei-seres storen in haar recht op het (volledige) huurgenot van het pand aan de Molenstraat 72, kan niet worden ingezien dat haar vordering van elk belang is gespeend.
De vaststaande feiten
3. Eiseres is huurster van het pand en exploiteert daarin een dames-modewinkel. De begane grond van het pand is in gebruik als winkel. Op de eerste etage van een uitbouw aan de achterzijde van het pand heeft eiseres permanent een ruimte als magazijn in gebruik. Daarnaast bestaat het pand aan de voorzijde, de zijde aan de Molen-straat, uit drie etages (verder aan te duiden als: de bovenwoning).
4. Gedaagden verblijven sedert omstreeks 11 april 2004 feitelijk in de bovenwoning. Zij bereiken de bovenwoning via de achterzijde van het pand, aan de Karrengas, en via het dak van het achterhuis. Een derge-lijke toegangsweg wordt ook gebruikt bij enkele andere panden aan de Molenstraat waarin de opgang naar de bovenwoning aan de zijde van de Molenstraat ter vergroting van het winkeloppervlak is verwijderd.
5. Eiseres heeft het pand verzekerd bij verzekeringsmaat-schappij Nationale-Nederlanden. Bij brief van 29 april 2004 heeft een medewer-ker van de verzekeringsmaatschappij de verzekeringstussenpersoon bericht dat de verzekeringsmaatschappij voornemens is de verzekering per 1 juli 2004 te beëindigen in verband met het feit dat het pand (ge-deeltelijk) is gekraakt. Daarbij is de verzekeringstussenpersoon drie weken gegund om met eiseres te overleggen en eventuele bezwaren kenbaar te maken. Bij brief van 26 mei 2004 heeft een medewer-ker van de verzekerings-maatschappij eiseres bericht dat de verzekering per 1 juli 2004 zal worden beëindigd.
De vordering en de beoordeling daarvan
6. Eiseres vordert, zakelijk weergegeven, gedaagden te veroordelen de bo-venwoning binnen 24 uur na betekening van dit vonnis te ont-ruimen.
7. Tussen partijen staat vast dat gedaagden de bovenwoning zonder recht of titel in gebruik hebben en dat zulks jegens eiseres onrechtma-tig is. In geschil is de vraag of eiseres voldoende spoedeisend belang heeft om in kort geding haar recht te halen.
8. Gedaagden hebben gemotiveerd betwist dat een dergelijk belang bestaat. Het is daarom aan eiseres om de spoedeisendheid van haar vordering aannemelijk te maken.
9. Eiseres heeft onder meer gesteld dat zij spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat:
-zij de bovenwoning nodig heeft voor opslag van voorraden;
-gedaagden schade aan het dak van het pand hebben veroorzaakt, waardoor inmiddels waterschade is ontstaan;
-de aanwezigheid van gedaagden het aanzien en de omzet van de win-kel negatief beïnvloedt;
-gedaagden de opgang naar de bovenwoning blokkeren en zo de aan- en afvoer van goederen frustreren;
-gedaagden een gevaarlijke situatie in het leven hebben geroepen door de nooduitgang te blokkeren.
In het licht van hetgeen gedaagden daartegen hebben ingebracht acht de voorzieningenrechter geen van de hierboven opgesomde omstan-digheden voldoende aannemelijk geworden. Daarin kan derhalve geen aanleiding gevonden worden een spoedeisende belang bij ontruiming aan te nemen.
10. Het tevens door eiseres aangevoerde verzekeringsbelang acht de rechter evenwel voldoende aan-ne-melijk en spoedeisend. Daartoe is het volgende redengevend.
11. Aangenomen moet worden dat de verzekering van het gehele pand op 1 juli 2004 zal eindigen. Gedaagden hebben betoogd dat eiseres niet heeft gepoogd de verzekering (tegen gewijzigde voorwaarden en pre-mie en eventueel bij een andere verzekeringsmaatschappij) voort te zetten en dat zulks, gelet op verschillende rechterlijke beslis-singen, van haar had mogen worden verwacht. Met gedaagden acht de rechter, mede gezien hetgeen daarover ter zitting is verklaard, aan-ne-melijk dat eiseres geen pogingen als hierboven bedoeld heeft on-der-no-men. De rechter is echter, anders dan gedaagden, van oordeel dat daar-mee niet gegeven is dat de vordering van eiseres spoedeisend be-lang ontbeert omdat zij het niet langer verzekerd zijn zelf in de hand heeft gewerkt. Aan de jurisprudentie waarop gedaagden zich be-roe-pen ligt de feitelijke situatie ten grondslag dat een leeg-staand pand is ge-kraakt. Gedaagden hebben evenwel niet hun intrek genomen in een leegstaand pand, maar in de ruimten boven een da-meskledingwinkel, welke winkel, naar mag worden aangenomen, een kostbare inventaris bevat. Eiseres heeft er derhalve groot belang bij dat het pand verzekerd blijft. De omstandigheid dat het pand door eiseres en niet door de eigenaar is verzekerd onderstreept dat. Daarnaast moet aannemelijk worden geacht dat in het onderhavige geval de premie-stij-ging aan-zien-lijk hoger (dan wel de ver-slechtering van de voorwaarden aanzienlijk groter) zal zijn dan in het geval de ver-zekering van een leegstaand pand na een kraak wordt voortgezet. On-der die omstandig-heden is het niet aan eiseres om pogingen te doen om de verzekering aan te passen, maar aan gedaagden om aannemelijk te maken dat voort-zetting van de verze-ke-ring mogelijk is onder voor-waar-den die eiseres niet onredelijk in haar belangen zal schaden. Ge-daag-den zijn daarin niet geslaagd.
12. De door gedaagden aangevoerde belangen bij afwijzing van de vordering acht de rechter onvoldoende zwaarwegend om niet-tegen-staande het voorgaande daartoe over te gaan.
Dat de gemeente zich beijvert om bo-venwoningen in het winkelcen-trum van Nijmegen weer voor bewoning ge-schikt te doen maken betekent niet dat gedaagden, bij gebrek aan re-sultaat van die ijver ten aan-zien van het onderhavige pand, een rechtens te respec-teren belang hebben bij illegale bewoning van de bovenwoning.
Ook de woningnood in Nijmegen in algemene zin is onvoldoende om de belangen van eiseres niet te laten prevaleren. Gedaagden hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij zich daadwerkelijk vruchte-loos hebben ingespannen om woonruimte tegen een maatschappelijk geaccepteerde prijs in (de omgeving van) Nij-megen te bemachtigen.
13. De vorde-ring zal derhalve worden toegewezen, met dien verstan-de dat een ruimere termijn voor de ontruiming zal worden bepaald. Het inwinnen van inlichtingen als bedoeld in artikel 557a, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechts-vorde-ring zal achterwege blijven, nu dit gelet op de dreigende onverzekerdheid van het pand onverenigbaar moet worden geacht met het belang van eiseres.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen gedaagden in de kos-ten van dit kort geding worden verwezen.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
veroordeelt gedaagden om uiterlijk 1 juli 2004, althans, indien bete-ke-ning van dit vonnis niet vóór 1 juli 2004 plaatsvindt, uiterlijk binnen één week nadat dit von-nis aan gedaagden betekend is, het pand aan de Molen-straat 72 te Nijmegen met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover deze zaken niet in eigendom toebehoren aan Ter Horst van Geel, te verlaten en te ontruimen;
geeft machtiging tot tenuitvoerlegging van vorenstaande veroordeling zonodig met behulp van de sterke arm;
bepaalt dat dit vonnis gedurende één jaar na de dag waarop de hier-bo-ven bedoelde termijn verstrijkt, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging zonder recht of titel in het pand aan de Molen-straat 72 te Nijmegen bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dit zich voordoet;
veroordeelt gedaagden in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres bepaald op € 454 voor salaris en op € 311,40 voor verschotten;
weigert het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. van den Berg op 18 juni 2004.
de griffier de rechter