Jurisprudentie
AQ4431
Datum uitspraak2004-07-21
Datum gepubliceerd2004-07-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09-004052/03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-07-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09-004052/03
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. [........]
Aan verdachte wordt – kort gezegd - verweten dat hij administratieve bescheiden die betrekking hadden op een voor zijn bedrijf [bedrijf verdachte] bestemde container met daarin 3065 kilo cocaïne uit de boekhouding heeft verwijderd.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09-004052/03
's-Gravenhage, 21 juli 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[D. J.],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 en 11 maart 2004, alsmede 5 en 7 juli 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr Verheul, advocaat te Amsterdam, is op 8 en 11 maart 2004 ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr De Vries heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding primair, subsidiair en meer subsidiair telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding meest subsidiair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd – na nadere omschrijving van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering nadere omschrijving telastlegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het meest subsidiair telastgelegde als volgt.
Aan verdachte wordt – kort gezegd - verweten dat hij administratieve bescheiden die betrekking hadden op een voor zijn bedrijf [bedrijf verdachte] bestemde container met daarin 3065 kilo cocaïne uit de boekhouding heeft verwijderd.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de bedoelde bescheiden kunnen worden aangemerkt als “sporen van het misdrijf” - in casu van de import van cocaïne - in de zin van artikel 189 van het Wetboek van Strafrecht.
Uit de stukken blijkt echter niet boven redelijke twijfel verheven dat voornoemde bescheiden zich op enig moment in die boekhouding hebben bevonden. Voorts kan uit het dossier niet worden afgeleid dat het, er vanuit gaande dat die bescheiden zich wél in de administratie hebben bevonden, verdachte is geweest die die bescheiden heeft verwijderd. Bovendien kan, indien de rechtbank er van uit zou gaan dat verdachte die bescheiden heeft verwijderd, niet worden vastgesteld dat verdachte die stukken in de telastgelegde periode – van 19 juni 2002 tot en met 1 augustus 2002 – heeft verwijderd; immers, de huiszoeking waarbij is vastgesteld dat vorenbedoelde bescheiden zich niet in de administratie bevonden heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2002 en de stukken kunnen dus tussen 2 en 14 augustus zijn zoekgemaakt.
Overigens acht de rechtbank het in de rede liggen dat verdachte, indien bewezen zou worden dat hij het meest subsidiair telastgelegde feit heeft gepleegd, zulks heeft gedaan om gevaar van vervolging te ontgaan. Gevolg daarvan is dat hij bij bewezenverklaring op grond van de strafuitsluitingsgrond ex artikel 189, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Elkerbout, voorzitter,
Joele en Van den Boom, rechters,
in tegenwoordigheid van Rietbroek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juli 2004.