
Jurisprudentie
AQ4420
Datum uitspraak2002-07-08
Datum gepubliceerd2004-07-21
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers01/90115
Statusgepubliceerd
SectorDouanekamer
Datum gepubliceerd2004-07-21
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers01/90115
Statusgepubliceerd
SectorDouanekamer
Indicatie
In beginsel is het hanteren van prijzen uit catalogi en andere gekwalificeerde vakbladen van de autobranche een goed uitgangspunt om de douanewaarde van een tweedehands auto vast te stellen. Bij het toepassen van de methode van redelijke middelen dient echter ook rekening te worden gehouden met de economische werkelijkheid van elke individuele auto, waarbij de staat van onderhoud een belangrijke wegingsfactor moet zijn. Gelet daarop acht de Douanekamer het redelijk om in casu ook betekenis toe te kennen aan de vraagprijs uit de advertentie en aan de uiteindelijke verkoopprijs van de auto, welke prijzen beide slechts enige maanden na het afzien van de vrijstelling zijn bepaald, alsmede aan het schaderapport van garage B.
Uitspraak
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Enkelvoudige douanekamer
Uitspraak
in de zaken 01/90115 en 02/972
de dato 8 juli 2002
1. De procedure
1.1. Op 18 april 2001 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam, onder nummer 01/90115, een beroepschrift ingediend door A. te Z., belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het Hoofd van het Douanedistrict Y. (hierna: de inspecteur) van 21 maart 2001, kenmerk …, waarbij het bezwaar tegen de uitnodiging tot betaling van 4 september 2000, kenmerk …, werd afgewezen.
1.2. Van belanghebbende is een griffierecht geheven van f 225,--. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2002 (Stb. 419) is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam in de plaats getreden van de Tariefcommissie. Ingevolge het bepaalde in artikel X van voormelde wet is de benoeming van de coördinerend ondervoorzitter en de leden van de Tariefcommissie van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot coördinerend vice-president van onderscheidenlijk raadsheer in het Gerechtshof te Amsterdam.
1.4. Op grond van de sub 1.3. vermelde wet is de Douanekamer ook bevoegd ten aanzien van de in de uitnodiging tot betaling vervatte omzetbelasting. Het beroep te dier zake was op 1 januari 2002 nog in behandeling bij het Gerechtshof te Den Haag. Op 14 januari 2002 is, onder nummer 02/972, de behandeling door de Douanekamer overgenomen. Het in Den Haag betaalde griffierecht (? 102,10) is teruggestort.
1.5. Op 10 juni 2002 zijn door belanghebbende nadere stukken ingediend, waaronder:
-een afschrift van een advertentie in de Telegraaf, waarin de litigieuze auto voor f 4.000,-- te koop wordt aangeboden,
-een afschrift van het evaluatierapport van B. te X. van oktober 2000,
-een afschrift van de autokoerslijst van de ANWB van september 2000,
-een afschrift van de waardebepaling uit de Eurotax, blauwe versie van september 2000, voor een Nissan sunny 2.0 LX Diesel.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden in raadkamer tijdens de zitting van Enkelvoudige kamer van de Douanekamer op 25 juni 2002. Namens belanghebbende is verschenen A. ; namens de inspecteur is verschenen mr. C. Ter zitting heeft de inspecteur de gelegenheid gekregen de nader ingezonden stukken in te zien en daarop te reageren.
1. De vaststaande feiten
2.1. Op 16 augustus 2000 heeft belanghebbende, werkzaam bij de NATO C3 Agency te Den Haag, bij de douanepost te W. een schriftelijk verzoek ingediend om te mogen afzien van de vrijstelling douanerechten, de omzetbelasting en de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). Deze vrijstelling is verleend voor de personenauto, merk Nissan, type Sunny 2.0, diesel, kenteken …, chassisnummer …, bouwjaar 1991. De kilometerstand van de auto is 220.000
Op 23 augustus 2000 antwoordt de ambtenaar van de douanepost W. het volgende:
“(…)
Door mij zijn de door u ingeleverde bescheiden en het kentekenbewijs dd. 23 augustus’00 doorgezonden aan de RDW te Veendam. Terzake van het afzien van de vrijstelling bent u douanerecht en BTW verschuldigd. Door het BPM aangiftepunt van de Douanepost W. zal u een acceptgirokaart worden gezonden met daarop vermeld het bedrag aan belasting welke u terzake van het afzien van de vrijstelling bent verschuldigd. Nadat de belastingen zijn betaald zal door het BPM aangiftepunt Rijswijk aan de RDW te Veendam het fiscale akkoord worden gegeven voor afgifte van het “normale” Nederlandse kentekenbewijs.”.
2.2. Op 4 september 2000 is aan belanghebbende de sub 1.1. genoemde uitnodiging tot betaling uitgereikt. Als douanewaarde voor de berekening van de verschuldigde douanerechten is uitgegaan van een bedrag van f 6.090,--. De douanerechten bedroegen 10 percent van de waarde, te weten f 609,--. De douanewaarde voor de omzetbelasting bedroeg f 6.700; de verschuldigde omzetbelasting is 17,5 percent van de douanewaarde en bedraagt f 1.173,--. Op 8 september 2000 besluit de douanepost W. op de aangifte BPM - na een fiscaal akkoord- dat de verschuldigde BPM nihil is. Belanghebbende heeft tegen voormelde uitnodiging tot betaling op 4 september 2000 een bezwaarschrift ingediend.
2.3. De onderhavige personenauto is voor f 4.000,-- te koop aangeboden via een advertentie in het dagblad De Telegraaf op 14 oktober 2000. Uit een rapport van de garage B. van oktober 2002 volgt dat aan de personenauto reparaties moesten worden verricht voor een bedrag van f 2.345,67, inclusief omzetbelasting.
3. Het geschil
In het geding is de vaststelling van de douanewaarde van de onderhavige personenauto. Belanghebbende stelt dat de douanewaarde dient te worden vastgesteld op f 4.000,-- dan wel op f 2.500,--. De inspecteur verdedigt het standpunt dat de douanewaarde terecht is vastgesteld op een bedrag van f 6.090,--.
4. Het standpunt van belanghebbende
4.1. De onderhavige auto is van september 1991. Via internet is de dagwaarde van de auto in 1993 volgens de ANWB 1993 achterhaald. Deze bedroeg f. 5625. Bij het beroepschrift is overgelegd een afschrift van de blauwe versie van de Euotax van december 2000. De waarde voor een auto van dit merk en type bedroeg in 1994 f 9.100,--, in 1993 f 7.800,-- en in 1992 f 6.600,-- . Voor de onderhavige auto zou dit, bij eenzelfde afschrijving van 15 percent per jaar, een waarde van f 5.500 inclusief belastingen, betekenen. Exclusief belastingen zou de waarde f 4.300,-- bedragen.
Via een advertentie is gedurende drie weken vergeefs getracht de auto te verkopen voor f 4.000,--. Uiteindelijk is de auto in oktober 2000 verkocht aan een collega voor f 2.500,--, inclusief belastingen.
4.2. Ter zitting heeft belanghebbende hieraan toegevoegd dat bij de douane telefonisch inlichtingen zijn ingewonnen ter zake van de douanewaarde. De waarde zou ongeveer f 3.300,-- bedragen. Deze informatie kon niet schriftelijk worden bevestigd. Het bedrag waarvan thans is uitgegaan is bijna tweemaal zo hoog als de telefonisch meegedeelde waarde. Bovendien is het bedrag dat nu aan belasting verschuldigd is bijna zo hoog als het bedrag dat in werkelijkheid is ontvangen voor de auto. De aspirant koper heeft de auto meegenomen naar de garage om deze na te laten kijken. De bij de nadere stukken gevoegde evaluatierapport bevat de reparaties die de koper zou moeten laten uitvoeren. Het zijn kleine herstellingen. De auto bevond zich destijds in een goede staat.
5. Het standpunt van de inspecteur
5.1. Bij het afzien van de vrijstelling is de waarde berekend die gold op de dag van het afzien van de vrijstelling. Nu er geen sprake was van een verkoop van de goederen kon de douanewaarde niet worden vastgesteld aan de hand van de transactiewaarde . De andere vier methoden van de berekening van de waarde genoemd in artikel 30 van het communautair douanewetboek (hierna: het CDW) konden in het onderhavige geval evenmin toepassing vinden. De waarde is derhalve vastgesteld aan de hand van de methode van de redelijke middelen van artikel 31 van het CDW. Toepassing van deze methode bij gebruikte auto’s kan inhouden dat de waarde wordt afgeleid uit taxatie- of deskundigenrapporten dan wel dat wordt gekeken naar de voor particulieren bij aankoop in Nederland geldende prijzen, zoals die zijn opgenomen in de koerslijsten of marktberichten voor gebruikte motorrijtuigen, te weten de gele versie van de Eurotax NL. Dit is conform de voorschriften van het Handboek Douane, deel 2, onderdeel 9.00.00., paragraaf 10.1.4. In het onderhavige geval is de douanewaarde berekend aan de hand van de periodieke uitgave (augustus 2000) Eurotax, gele versie. Voor een auto als thans in geding is gold particuliere verkoopwaarde, inclusief belastingen, van f 7.900,--. Dat de auto uiteindelijk voor f 2.500 is verkocht doet niets af aan de berekening van de verschuldigde belastingen op het moment van het afzien van de vrijstelling.
5.2. Ter zitting heeft de inspecteur verklaard dat er een blauwe versie is van de Eurotax, welke wordt gebruikt in het handelsverkeer, en een gele versie van de Eurotax, welke wordt gebruikt in de particuliere sector. De ANWB-lijsten gaan niet terug tot 1991. In deze zaak is de gele versie van augustus 2000 van de Eurotax als uitgangspunt genomen voor de berekening van de douanewaarde. De door belanghebbende overgelegde blauwe versie van de Eurotax is een uitgave van december 2000. Dat is vier maanden na de peildatum, te weten het moment waarop is afgezien van de vrijstelling. De prijzen in de Eurotax zijn gemiddelde prijzen afhankelijk van de staat van de personenauto. Naar de staat van de auto op het moment van het afzien van de vrijstelling is niet gekeken. Objectieve criteria, zoals taxatierapporten, zijn in deze zaak niet voorhanden. De door belanghebbende overgelegde bijlage bij de nader ingezonden stukken, waaruit zou moeten blijken welke reparaties er moeten plaatsvinden aan de auto is deels onleesbaar. Globaal gerekend zou deze lijst op reparatiekosten van f 2.300,-- uitkomen.
6. De rechtsoverwegingen
6.1. Partijen zijn er terecht van uit gegaan dat in casu de douanewaarde op de voet van artikel 31 van het CDW moet worden vastgesteld.
6.2. In beginsel is het hanteren van prijzen uit catalogi en andere gekwalificeerde vakbladen van de autobranche een goed uitgangspunt om de douanewaarde van een tweedehands auto vast te stellen.
6.3. Bij het toepassen van de methode van redelijke middelen dient echter naast de sub 6.2. bedoelde algemene richtlijnen ook rekening te worden gehouden met de economische werkelijkheid van elke individuele auto, waarbij de staat van onderhoud een belangrijke wegingsfactor moet zijn.
6.4. Gelet daarop acht de Douanekamer het redelijk om in casu ook betekenis toe te kennen aan de vraagprijs uit de advertentie en aan de uiteindelijke verkoopprijs van de auto, welke prijzen beide slechts enige maanden na het afzien van de vrijstelling zijn bepaald, alsmede aan het sub 2.3. vermelde schaderapport van garage B.
6.5. Op grond van het vorenoverwogene zal de Douanekamer de douanewaarde van de onderhavige auto in goede justitie vaststellen op f 4.250,-- (? 1928,57), hetgeen met zich brengt dat de bedragen aan douanerechten en omzetbelasting op de in sub 8. hierna vermelde wijze moeten worden verlaagd.
7. De proceskosten
De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, nu geen sprake is van een door en derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en evenmin is gebleken van andere, voor nadere opgaaf vatbare kosten in de zin van artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
8. De beslissing
I. Ten aanzien van zaak 01/90115 (douanerechten):
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak, waarvan beroep;
- vermindert de sub 1.1. genoemde uitnodiging tot betaling tot een bedrag van f 425,-- (? 192,86) aan douanerechten;
- gelast de Staat der Nederlanden aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht ad ? 102,10 te vergoeden.
II. Ten aanzien van zaak 02/972 (omzetbelasting):
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak, waarvan beroep;
- vermindert de sub 1.1. genoemde uitnodiging tot betaling tot een bedrag van f. 818,-- (? 371,19) aan omzetbelasting.
Aldus vastgesteld op 8 juli 2002 door mr. F.H.M. Possen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.J.M. Bosch, griffier.
De beslissing is op dezelfde dag ter openbare zitting uitgesproken.
De griffier: De voorzitter:
De griffier is verhinderd te tekenen.
Beroep in cassatie
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) de dagtekening;
c) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.