
Jurisprudentie
AQ3720
Datum uitspraak2004-07-15
Datum gepubliceerd2004-07-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200403722/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2004-07-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200403722/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 13 maart 2002 heeft de gemeenteraad van Sint Anthonis het bestemmingsplan "Molenveld 2e fase" vastgesteld.
Bij besluit van 8 oktober 2002, nummer 822361, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Uitspraak
200403722/2.
Datum uitspraak: 15 juli 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis,
verzoeker,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 maart 2002 heeft de gemeenteraad van Sint Anthonis het bestemmingsplan "Molenveld 2e fase" vastgesteld.
Bij besluit van 8 oktober 2002, nummer 822361, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
De Afdeling heeft het besluit van 8 oktober 2002 bij uitspraak van 5 november 2003, no. 200206439/1, gedeeltelijk vernietigd.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 9 maart 2004, nummer 822361, voorzover nodig opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 3 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 3 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2004, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Nader zijn ingekomen een brief van [partij A] en [partij B] van 29 juni 2004, een brief van verzoeker van 5 juli 2004 en een brief van verweerder van 5 juli 2004.
Op de zitting van 8 juli 2004 is geen der partijen verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verweerder heeft goedkeuring onthouden aan plandelen die mogelijk in een stankcirkel liggen.
2.3. Het verzoek heeft betrekking op de onthouding van goedkeuring aan een plandeel met de bestemming "Verkeersdoeleinden". Het verzoek strekt ertoe dat kan worden gehandeld als ware dit plandeel goedgekeurd.
Daartoe voert verzoeker aan dat tegen de ligging van een verkeersbestemming in een stankcirkel geen bezwaar bestaat omdat het geen stankgevoelige bestemming betreft. Voorts stelt verzoeker dat door de onthouding van goedkeuring de ontsluiting van een wel goedgekeurd plandeel waar twee mestverwerkingsinstallaties zullen worden gebouwd, niet kan worden aangelegd. Voor deze installaties is inmiddels een artikel 19 WRO procedure gestart.
2.4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid is, nu slechts aan een deel van de ontsluitingsweg goedkeuring is onthouden en de milieuvergunning van de mestverwerkingsinrichting, die door deze weg zal worden ontsloten, nog niet onherroepelijk is.
[partij A] en [partij B], die als partij in het geding zijn toegelaten, stellen zich op het standpunt dat het betrokken weggedeelte voornamelijk dient ter ontsluiting van de plandelen waaraan goedkeuring is onthouden. Het overige gedeelte van het plan, waaraan wel goedkeuring is verleend, is op een voldoende wijze ontsloten. Het aanleggen van de weg is derhalve niet dringend noodzakelijk.
2.5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder goedkeuring onthouden aan het plandeel waarop het verzoek betrekking heeft. Het verzoek strekt er toe dat het bestemmingsplan op dit punt niettemin kan worden verwezenlijkt. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt is, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, te verstrekkend, aangezien ook de uitspraak van de Afdeling, gelet op de aard van de toetsing in de bodemprocedure, alleen dan zal strekken tot goedkeuring van het plandeel waarop het verzoek betrekking heeft indien voor verweerder geen ruimte bestaat een andersluidende beslissing te nemen. Uit de stukken blijkt onvoldoende of een zodanige situatie zich in dit geval voordoet of dat anderszins sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld dat het bestreden besluit evidente gebreken vertoont en bovendien zo urgente belangen in het geding zijn dat de procedure in de hoofdzaak in redelijkheid niet kan worden afgewacht. Hoewel de Voorzitter niet uitsluit dat in dit geval sprake is van een situatie of omstandigheden als hiervoor bedoeld, kan een nadere toelichting van verzoeker niet worden gemist. Verzoeker is evenwel niet ter zitting verschenen. In verband hiermee en in aanmerking genomen de standpunten van verweerder en van [partij A] en [partij B] ziet de Voorzitter vooralsnog geen aanleiding om de hiervoor aangeduide uitzonderlijke omstandigheden aanwezig te achten. Het verzoek dient mitsdien te worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. De Groot
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op15 juli 2004.
210.