Jurisprudentie
AQ2788
Datum uitspraak2004-07-13
Datum gepubliceerd2004-07-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/004135-04
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-07-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/004135-04
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vier en een half jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging voor verkrachtingen.
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Parketnummer: 08/004135-04 (Promis)
STRAFVONNIS
Uitspraak: 13 juli 2004
De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen:
[Verdachte],
geboren te [Geboorteplaats] op [Geboortedatum],
wonende te [Woonplaats],
thans verblijvende in de P.I. Noord – De Grittenborgh te Hoogeveen,
terechtstaande dat:
1.
hij op of omstreeks 20 april 2002,
te Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw, genaamd [Slachtoffer 1],
heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[Slachtoffer 1], hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
-zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [Slachtoffer 1]
gedrukt/geduwd/
gebracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of
(een of meer van) zijn mededader(s) (in de nachtelijke uren) die [Slachtoffer 1]
(onverhoeds) van achteren is/zijn genaderd en/of die [Slachtoffer 1] heeft/hebben
vastgegrepen/vastgepakt en/of zijn hand op de mond van die [Slachtoffer 1] heeft
gelegd/gedrukt (gehouden) en/of tegen die [Slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat
zij haar bek moest houden en/of dat hij/zij een mes bij zich had(den) en/of
die [Slachtoffer 1] naar/in een steegje heeft/hebben geduwd/getrokken/gebracht
en/of de kleding en/of het ondergoed van die [Slachtoffer 1] heeft/hebben
uitgetrokken en/of (aldus) voor die [Slachtoffer 1] een bedreigende situatie
heeft/hebben doen ontstaan;
(zaakdossier 1)
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 12 september 2003 te Enschede [Slachtoffer 2] heeft bedreigd
= met verkrachting;
= met feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
= met enig misdrijf tegen het leven gericht; en/of
= met zware mishandeling;
immers heeft verdachte opzettelijk (dreigend) [Slachtoffer 2] gevolgd naar haar
woning, [Slachtoffer 2] gevolgd in het trapportaal van de duplexwoning waarin zij
woonde, hard de trap opgelopen naar de woning van die [Slachtoffer 2] en hard tegen de
(zojuist door [Slachtoffer 2] gesloten) deur van haar woning gelopen en enkele minuten
voor haar voordeur gestaan;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 12 september 2003 te Enschede, ter uitvoering van zijn
voornemen om wederrechtelijk binnen te dringen in een woning gelegen aan [Adres] en in gebruik bij [Slachtoffer 2], althans bij een ander of
anderen dan bij verdachte,
opzettelijk (dreigend) [Slachtoffer 2] heeft gevolgd naar haar woning, [Slachtoffer 2] heeft
gevolgd in het trapportaal van de duplexwoning waarin zij woonde, hard de
trap is opgelopen naar de woning van die [Slachtoffer 2] en hard tegen de (zojuist door
[Slachtoffer 2] gesloten) deur van haar woning gelopen en enkele minuten voor haar
voordeur heeft gestaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(zaakdossier 2)
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 13 juni 2003,
te Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) een vrouw, genaamd [Slachtoffer 3], te dwingen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer 3],
(in de nachtelijke uren) een flatwoning aan de [Adres] is binnengegaan
en/of die [Slachtoffer 3] onverhoeds (van achteren) is genaderd en/of die [Slachtoffer 3] bij (de kraag
van) de kleding heeft vastgepakt en/of tegen die [Slachtoffer 3] heeft gezegd: "Je doet wat
ik zeg of ik maak je dood" en/of die [Slachtoffer 3] (hardhandig) op de grond heeft geduwd
en/of haar broek en/of string heeft uitgetrokken en/of die [Slachtoffer 3] bij de nek heeft
vastgepakt en/of haar op de mond en/of in/op het gezicht heeft gezoend en/of
heeft getracht zijn tong in de mond van die [Slachtoffer 3] te brengen en/of tegen die [Slachtoffer 3]
heeft gezegd dat zij verdachte moest pijpen en/of dat verdachte die [Slachtoffer 3] dood
zou maken als zij niet deed wat hij wilde en/of dat verdachte haar dood zou
maken als zij wat zou vertellen en de politie zou bellen en/of tegen die [Slachtoffer 3]
heeft gezegd dat hij wist waar zij woonde en dat hij haar dan wel dood zou
maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 3 geen veroordeling mocht of
zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 juni 2003,
te Enschede,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw, genaamd [Slachtoffer 3], heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit
-het kussen/zoenen van/op de mond van die [Slachtoffer 3], en/of
-het drukken van de tong op/tegen de mond van die [Slachtoffer 3],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
-het (in de nachtelijke uren) binnengaan van een flatwoning aan de
[Adres], en/of
-het onverhoeds (van achteren) naderen van die [Slachtoffer 3], en/of
-het bij (de kraag van) de kleding vastpakken van die [Slachtoffer 3], en/of
-het tegen die [Slachtoffer 3] zeggen: "Je doet wat ik zeg of ik maak je dood", en/of
-het (hardhandig) op de grond duwen van die [Slachtoffer 3], en/of
-het uittrekken/naar beneden trekken van de broek en/of string van die
[Slachtoffer 3], en/of
-het bij de nek vastpakken van die [Slachtoffer 3], en/of
-het tegen die [Slachtoffer 3] zeggen dat zij verdachte moest pijpen en/of dat
verdachte haar dood zou maken als zij niet deed wat hij wilde en/of dat
verdachte haar dood zou maken als zij wat zou vertellen en de politie zou
bellen en/of dat hij wist waar zij woonde en dat hij haar dan wel dood zou
maken; (zaakdossier 3)
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 27 december 2003,
te Enschede,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw, genaamd [Slachtoffer 4],
heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit
of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer 4],
hebbende verdachte
-zijn vinger(s) in de vagina en/of de anus van die [Slachtoffer 4] gedrukt/
gebracht, en/of
-zijn penis tegen/langs de vagina van die [Slachtoffer 4] geduwd/gebracht, en/of
-zijn penis in de mond van die [Slachtoffer 4] geduwd/gedrukt/gebracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (in de
nachtelijke uren) die [Slachtoffer 4] (onverhoeds) van achteren is genaderd en/of die [Slachtoffer 4]
bij de keel heeft gegrepen/gepakt en/of die [Slachtoffer 4] van de fiets heeft
getrokken/gewerkt en/of tegen die [Slachtoffer 4] heeft gezegd: "Je moet stil zijn anders
ga je eraan. Ik maak je zo koud, ik heb een mes bij me. Ik ken het hier heel
goed, je moet stil zijn, ik ken hier de weg goed" en/of "het is heel dom wat
je nu doet" en/of zijn, verdachtes, hand op de mond van die [Slachtoffer 4] heeft
gelegd/gedrukt (gehouden) en/of die [Slachtoffer 4] bij de haren heeft vastgepakt en/of de
keel van die [Slachtoffer 4] (met kracht) heeft
dichtgedrukt (gehouden) en/of die [Slachtoffer 4] in de berm heeft getrokken/gebracht en/of
de broek van die [Slachtoffer 4] heeft geopend en/of die broek en/of de onderbroek van die
[Slachtoffer 4] naar beneden heeft getrokken en/of (meermalen) tegen die [Slachtoffer 4] heeft gezegd
dat verdachte haar koud zou maken en/of haar zou vermoorden en/of "ik mats
jou, ik ga niet in jou" en/of "zeg dat je het lekker vindt, zeg dat je dit
wilt, ik pak mijn mes en snij je de keel door" en/of tegen die [Slachtoffer 4] heeft gezegd
dat zij op haar knieën moest gaan zitten en/of haar hoofd voor/tegen zijn
penis heeft gedrukt en/of tegen die [Slachtoffer 4] heeft gezegd: "doe je mond open, steek
je tong uit" en/of "als je aangifte doet, vermoord ik je, ik weet je te
vinden", en/of (aldus) voor die [Slachtoffer 4] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
(zaakdossier 4)
art 242 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 20 februari 2004,
te Enschede,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) een vrouw, genaamd [Slachtoffer 5], te dwingen tot het ondergaan
van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer 5],
(in de nachtelijke uren) een woning aan de [Adres] is binnengegaan
en/of de slaapkamer van die [Slachtoffer 5] is binnengegaan -alwaar die [Slachtoffer 5] toen in bed
lag te slapen- en/of (vervolgens) die [Slachtoffer 5] op de mond heeft gezoend en/of heeft
getracht zijn tong in de mond van die [Slachtoffer 5] te brengen en/of de borsten van die
[Slachtoffer 5] heeft betast en/of zijn hand op de mond en/of op de neus van die
[Slachtoffer 5] heeft gedrukt/gelegd (gehouden) en/of op dwingende toon tegen die
[Slachtoffer 5] heeft gezegd: "Ik ben de baas, jij moet je bek houden" en/of "Nu doe
je het fout, nu heb je het verpest",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of
zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 20 februari 2004,
te Enschede,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw, genaamd [Slachtoffer 5], heeft gedwongen
tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
bestaande uit
-het kussen/zoenen van/op de mond van die [Slachtoffer 5], en/of
-het drukken van de tong op/tegen de mond van die [Slachtoffer 5], en/of
-het betasten van de borsten van die [Slachtoffer 5],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
-het (in de nachtelijke uren) binnengaan van een woning aan de
[Adres] en/of de slaapkamer van die [Slachtoffer 5] -alwaar die [Slachtoffer 5] toen
in bed lag te slapen-, en/of
-het (krachtig) drukken/leggen van zijn, verdachtes, hand op de mond en/of op
de neus van die [Slachtoffer 5], en/of
-het op dwingende toon tegen die [Slachtoffer 5] zeggen: ""Ik ben de baas, jij moet je bek
houden" en/of "Nu doe je het fout, nu heb je het verpest";
(zaakdossier 5)
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Gezien de stukken, waaronder een interlocutoire beslissing van 8 juni 2004;
Gelet op de onderzoeken ter terechtzitting van 25 mei 2004 en 29 juni 2004;
Gelet op het tegen verdachte verleende verstek;
Gehoord de vordering van de officier van justitie;
Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring.
Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het ten laste gelegde:
Verdachte heeft ter terechtzitting van 25 mei 2004 bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het onder 1 telastegelegde feit, met dien verstande dat hij niet verklaart dat er sprake zou zijn van medeplegen; verdachte zou dit feit alleen hebben gepleegd.
Uit het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 20 april 2002, dat zich bevind in de ordner met nummer 04 002332, bladzijde 003, is opgenomen de verklaring van het slachtoffer [Slachtoffer 1]. Zij verklaart daarin, zakelijk weergegeven:
“Op 20 april 2002 werd ik in Enschede op straat ineens door twee jongens van achteren benaderd. Een jongen met blond haar pakte mij vast en deed een hand voor mijn mond. Ik riep om hulp maar die blonde jongen zei toen dat ik m’n bek moest houden want hij had een mes bij zich en daar zou hij me dan wat mee doen. De andere jongen die donker haar had was aan de overkant van de straat aan het zoeken naar een plek. Toen zijn die andere jongen en ik naar hem toegelopen. Hij hield mij vast en dus of trok mij. We zijn toen in een steegje terechtgekomen. Tussendoor heb ik nog een keer om hulp geroepen en toen werd ik opnieuw bedreigd met het feit dat een van die jongens een mes bij zich had. Toen stopte die donkerharige jongen zijn lul in mijn mond: ik moest hem pijpen. Die blonde jongen stopte zijn lul in mijn vagina, van achteren. Ik was bang. We zijn toen naar mijn huis gelopen, ik liep tussen de jongens in.”
Voorts een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal d.d. 14 april 2004, inhoudende de verklaring van (mede-)verdachte [Medeverdachte]. Hij verklaart daarin, zakelijk weergegeven:
“Ik beken dat ik mij samen met mijn broer [Verdachte] schuldig heb gemaakt aan een verkrachting van een jongen vrouw in een nacht in de maand april 2002 in Enschede. [Verdachte] greep haar beet en de vrouw bood weerstand. Ik besloot om [Verdachte] mee te helpen. In een gangetje naast een woning heb ik mijn penis uit mijn broek gehaald en ben ik voor haar gaan staan en heb ik haar gezegd dat ze mij moest pijpen. [Verdachte] stond op dat moment achter haar.”
Tenslotte bevindt zich in het strafdossier een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 10 juni 2004, zakelijk weergegeven inhoudende:
“Verdachte: [Medeverdachte]. Slachtoffer [Slachtoffer 1], onderwerp: DNA-onderzoek naar aanleiding van aangifte van een zedendelict gepleegd in Enschede op 20 april 2002. Conclusie: Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek kan worden geconcludeerd dat de DNA-profielen van het celmateriaal aan de wortels van de schaamharen overeenkomen met het DNA-profiel van de verdachte [Medeverdachte]. Dit betekent dat het celmateriaal aan de wortels van de schaamharen afkomstig kan zijn van de verdachte [Medeverdachte]. De kans dat een willekeurig gekozen persoon een DNA-profiel bezit dat overeenkomt met het DNA-profielen van het celmateriaal aan de wortels van de schaamharen is kleiner dan één op de miljard.”
Op grond van het voorgaande achter de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er ter zake van feit 1 sprake is van medeplegen.
Ter zake de feiten 3 primair, 4 en 5 primair verwijst de rechtbank naar de door verdachte afgelegde, bekennende verklaringen.
Voorts wordt verwezen naar de zich in voornoemde ordner bevindende en in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, telkens inhoudende verklaringen, te weten:
- op bladzijde 128 tot en met 131 de verklaring van aangeefster [Slachtoffer 3],
- op bladzijde 189 tot en met 195 de verklaring van aangeefster [Slachtoffer 4], en
- op bladzijde 332 tot en met 337 de verklaring van aangeefster [Slachtoffer 5].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ter zake het primaire is niet bewezen dat verdachte betrokkene [Slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf, ter zake het subsidiaire is niet komen vast te staan dat verdachte het voornemen had om wederrechtelijk in de woning van genoemde [Slachtoffer 2] binnen te dringen. Dat blijkt ook niet uit de aangifte, zoals opgenomen in voornoemd ordner in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal op de bladzijden 102 tot en met 104. Daarin verklaart aangeefster immers, zakelijk weergegeven:
“Op 12 september 2003 opende ik de gemeenschappelijke voordeur van woningen aan de [Adres] te Enschede. Ik liep het trappenhuis in en naar boven. Toen ik bij mijn voordeur was hoorde ik het piepen van de gemeenschappelijke voordeur. Ik keek over de balustrade, die uitzicht geeft over het trappenhuis. Ik zag een man, die de trap opliep. Ik vroeg: “Wie is daar?” Ik hoorde die man zeggen: “Ik.” Ik zag dat de man vervolgens hard de trap opliep. Ik schrok. Ik ben gauw naar binnen gegaan en heb mijn voordeur afgesloten. Direct daarna liep de man in volle vaart tegen mijn voordeur. Vervolgens bleef hij enkele minuten voor mijn voordeur staan. Ik hoorde hem niets zeggen. Ik kon zijn silhouet goed zien. Ik heb direct de politie gebeld. Ik heb niet gezien waar die man gebleven is.”
Verdachte verklaart op dossierpagina 114 tot en met 119, blijkens het daarvan in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal:
“Ik begrijp dat u mij wilt horen over de zaak van de [Adres] in Enschede en wat daar op 13 september 2003 heeft plaatsgevonden. Ik wilde deze vrouw niets doen. Een woning is voor mij altijd de grens geweest die ik voor mijzelf gesteld had. Ik heb een vrouw aan het schrikken gemaakt, maar zeker geen poging tot of wat nog meer.”
De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1, 3 primair, 4 en 5 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 20 april 2002, te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander,
door geweld en bedreiging met geweld een vrouw, genaamd [Slachtoffer 1],
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer 1], hebbende verdachte en/of zijn mededader zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [Slachtoffer 1] gebracht, en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte en
zijn mededader in de nachtelijke uren die [Slachtoffer 1] onverhoeds van achteren zijn genaderd en die [Slachtoffer 1] hebben vastgegrepen en een hand op de mond van die [Slachtoffer 1] hebben gedrukt en tegen die [Slachtoffer 1] hebben gezegd dat
zij haar bek moest houden en dat zij een mes bij zich hadden en
die [Slachtoffer 1] naar een steegje hebben gebracht en de kleding en het ondergoed van die [Slachtoffer 1] hebben uitgetrokken en aldus voor die [Slachtoffer 1] een bedreigende situatie hebben doen ontstaan;
3.
hij op 13 juni 2003, te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en bedreiging met geweld een vrouw, genaamd [Slachtoffer 3], te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer 3], in de nachtelijke uren een flatwoning aan de [Adres] is binnengegaan en die [Slachtoffer 3] onverhoeds is genaderd en die [Slachtoffer 3] bij de kleding heeft vastgepakt en tegen die [Slachtoffer 3] heeft gezegd: "Je doet wat ik zeg of ik maak je dood" en die [Slachtoffer 3] op de grond heeft geduwd en haar broek en string heeft uitgetrokken en die [Slachtoffer 3] bij de nek heeft vastgepakt en haar op de mond en op het gezicht heeft gezoend en heeft getracht zijn tong in de mond van die [Slachtoffer 3] te brengen en tegen die [Slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij verdachte moest pijpen en dat verdachte die [Slachtoffer 3] dood zou maken als zij niet deed wat hij wilde en dat verdachte haar dood zou maken als zij wat zou vertellen en de politie zou bellen en tegen die [Slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij wist waar zij woonde en dat hij haar dan wel dood zou maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 27 december 2003, te Enschede, door geweld en bedreiging met
geweld een vrouw, genaamd [Slachtoffer 4], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer 4], hebbende verdachte
-zijn vingers in de vagina en de anus van die [Slachtoffer 4] gebracht, en
-zijn penis tegen de vagina van die [Slachtoffer 4] geduwd, en
-zijn penis in de mond van die [Slachtoffer 4] gebracht,
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte in de
nachtelijke uren die [Slachtoffer 4] onverhoeds is genaderd en die [Slachtoffer 4] bij de keel heeft gegrepen en die [Slachtoffer 4] van de fiets heeft getrokken en tegen die [Slachtoffer 4] heeft gezegd: "Je moet stil zijn anders ga je eraan. Ik maak je zo koud, ik heb een mes bij me. Ik ken het hier heel
goed, je moet stil zijn, ik ken hier de weg goed" en "het is heel dom wat
je nu doet" en zijn, verdachtes, hand op de mond van die [Slachtoffer 4] heeft
gedrukt en die [Slachtoffer 4] bij de haren heeft vastgepakt en de keel van die [Slachtoffer 4] heeft
dichtgedrukt en die [Slachtoffer 4] in de berm heeft getrokken en de broek van die [Slachtoffer 4] heeft geopend en die broek en de onderbroek van die [Slachtoffer 4] naar beneden heeft getrokken en tegen die [Slachtoffer 4] heeft gezegd dat verdachte haar koud zou maken en/of haar zou vermoorden en/of "ik mats jou, ik ga niet in jou" en/of "zeg dat je het lekker vindt, zeg dat je dit
wilt, ik pak mijn mes en snij je de keel door" en/of tegen die [Slachtoffer 4] heeft gezegd
dat zij op haar knieën moest gaan zitten en haar hoofd voor zijn
penis heeft gedrukt en tegen die [Slachtoffer 4] heeft gezegd: "doe je mond open, steek
je tong uit" en/of "als je aangifte doet, vermoord ik je, ik weet je te
vinden", en aldus voor die [Slachtoffer 4] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
5.
hij op 20 februari 2004, te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en bedreiging met geweld een vrouw, genaamd [Slachtoffer 5], te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [Slachtoffer 5],
in de nachtelijke uren een woning aan de [Adres] is binnengegaan
en de kamer van die [Slachtoffer 5] is binnengegaan -alwaar die [Slachtoffer 5] toen in bed
lag te slapen- en vervolgens die [Slachtoffer 5] op de mond heeft gezoend en heeft
getracht zijn tong in de mond van die [Slachtoffer 5] te brengen en de borsten van die
[Slachtoffer 5] heeft betast en zijn hand op de mond en op de neus van die
[Slachtoffer 5] heeft gedrukt en op dwingende toon tegen die [Slachtoffer 5] heeft gezegd: "Ik ben de baas, jij moet je bek houden" en "Nu doe je het fout, nu heb je het verpest",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde levert op:
wat betreft sub 1 het misdrijf:
"Medeplegen van verkrachting",
strafbaar gesteld bij artikel 47 en 242 van het Wetboek van Strafrecht;
en wat betreft sub 4 het misdrijf:
"verkrachting",
strafbaar gesteld bij artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht;
en wat betreft sub 3 primair en 5 primair telkens het misdrijf:
“poging tot verkrachting”,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 45 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake het sub 1, sub 2 subsidiair, sub 3 primair, sub 4 en sub 5 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging en met toewijzing van de civiele vorderingen van [Slachtoffer 1], [Slachtoffer 3], [Slachtoffer 4] En [Slachtoffer 5] en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel.
Voor wat betreft de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen de door psycholoog W.J. Pool, psycholoog en beëdigd als vast gerechtelijk deskundige, en dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, omtrent verdachte opgemaakte rapporten, respectievelijk gedateerd 8 april 2004 en 28 april 2004, welke, zakelijk weergegeven, onder meer inhouden:
- als relaas van Pool voornoemd:
“Al met al kan gesproken worden van een man met een gemengde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, theatrale en antisociale trekken. Aangenomen wordt dat deze persoonlijkheidsproblematiek lange tijd latent aanwezig is geweest, maar door de voor hem negatief verlopende omstandigheden in zijn leven (ontslag en mislukken huwelijk) meer geprononceerd op de voorgrond is komen staan. Immers, hij heeft van zijn 18de tot zijn 30ste, voorzover wij weten, goed gefunctioneerd. Indien de onderliggende, in zijn persoon verankerde problematiek niet behandeld wordt, is er bij een eventuele toekomstige balansverstoring opnieuw kans op recidive.
Behandeling in een Forensisch Psychiatrische Kliniek is noodzakelijk. Het gaat dan, naast een terugvalpreventieprogramma voor zedendelinquenten, met name om de behandeling van zijn agressieproblematiek, zijn alcoholproblematiek, zijn omgang met frustraties, verdriet en teleurstellingen, zijn verongelijktheid en projectie van problemen op anderen en zijn passieve houding in probleemsituaties.
Een klinische behandeling is nodig omdat het gaat om een problematiek waarbij ondermeer groepstherapie, psychodrama en een sociotherapeutisch klimaat aangewezen zijn. Een forensisch psychiatrische kliniek is aangewezen omdat een dergelijke kliniek gespecialiseerd is in deze problematiek.
Met betrekking tot de vraag omtrent het kader waarbinnen de bovenbedoelde behandeling kan geschieden, is het volgende van belang:
- Hij is gemotiveerd voor de behandeling terwijl dit in dit onderzoek authentiek overkomt. Ook in het psychiatrisch adviesrapport van De Haan kwam naar voor dat hij “alles wil doen om ooit nog in herhaling te vervallen”.
- Hij heeft zich vanuit een belaste achtergrond aan zijn milieu ontworsteld en heeft vanaf 18 tot 30 jaar zich goed ontwikkeld, doorzettingsvermogen getoond en goed gefunctioneerd. Hij beschikt dus over een potentieel zijn leven weer in een goede en sociaal acceptabele koers te brengen.
- Hij heeft enig ziektebesef en enig ziekte-inzicht.
Voorts zijn hierbij de volgende aspecten van belang:
- Hij pleegde meerdere verkrachtingen over een periode van anderhalf jaar.
- Hij heeft daarbij een alcoholprobleem, hetgeen een ontremmende werking heeft gehad op zijn agressie en op het plegen van verkrachtingen.
- Het is niet duidelijk of hij zijn motivatie tijdens de behandeling steeds op het gewenste peil zal houden, tenzij er een duidelijke stok achter de deur is. Bij een eerdere – overigens ambulante -, behandeling bij Tactus, bleek zijn motivatie voor behandeling niet consistent.
Vanwege het gevaarrisico, die de laatste aspecten met zich meebrengen, lijkt een TBS met voorwaarden het best passende juridische kader.
Beantwoording van de vragen.
1. Is bij verdachte sprake van een geestesstoornis of gebrekkige verstandelijke ontwikkeling?
Bij de onderzochte is sprake van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met narcistische, theatrale en antisociale trekken zich uitend in een stoornis in de agressiehuishouding en in de frustratietolerantie alsmede in alcoholmisbruik.
2. Was die geestesgesteldheid ook aanwezig ten tijde van het begaan van het feit waarvan verdachte wordt verdacht?
Ten tijde van het tenlastegelegde speelde de bovengenoemde persoonlijkheidsproblematiek een rol.
3. In welke mate kan het ten laste gelegde feit dientengevolge aan verdachte worden toegerekend (indien respectievelijk voor zover dat feit bewezen zal worden geacht)?
Betrokkene beschikt over voldoende verstandelijke vermogens om de gevolgen van zijn gedrag te overzien en daarnaar te handelen maar verkeerde in een situatie van ontreddering waardoor de dieper liggende persoonlijkheidsproblematiek de overhand kreeg en leidde tot een drang waarbij betrokkene, mede onder invloed van alcohol, onvoldoende sturing aan zichzelf kon geven. Voorts vroeg hij zich tevens af waar hij meer bezig was. Er was dus sprake van enige afweging. De ten laste gelegde delicten zijn betrokkene m.i. in enigszins verminderde mate toe te rekenen.
4. Is verdachte gevaarlijk in de zin van artikel 37a e.v. Sr.?
Ja (zie bij beschouwing).
5. Welke adviezen kunt u geven omtrent de afdoening van de strafzaak tegen verdachte (welke straf en/of maatregel).
Alles afwegend adviseer ik tot een opname in een FPK in het kader van een TBS met voorwaarden.”
- als relaas van Kaiser voornoemd:
“Beantwoording van de vraagstelling.
1. Is onderzochte lijdende aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens?
Betr. is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een aanpassingsstoornis na de scheiding, de problemen op het werk en de kinderloosheid en alcoholmisbruik. Er is een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een agressieregulatiestoornis bij een gemengde persoonlijkheidsstoornis met vooral theatrale en narcistische trekken.
2. Hoe was dit ten tijde van het ten laste gelegde?
Deze stoornis was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
3. Beïnvloede de eventuele ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens onderzochte’s gedragskeuzes c.q. zijn gedragingen ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde (zodanig dat het ten laste gelegde daaruit verklaard kan worden)?
De stoornis beïnvloedde zijn handelen tijdens het ten laste gelegde in enige mate.
4. Zo ja, kan de deskundige dan gemotiveerd aangeven:
a. op welke manier dat geschiedde en
b. in welke mate dat geschiedde
c. welke conclusie met betrekking tot de mate van toerekenbaarheid op grond hiervan te adviseren is?
Als gevolg van zijn persoonlijkheidsstoornis en de aanpassingstoornis gebruikte hij teveel alcohol en verlaagde hij daarmee zijn agressiedrempel. De narcistische problematiek veroorzaakte dat hij het verdriet over de miskramen van zijn echtgenote, vervolgens de problemen op zijn werk en in zijn huwelijk omzette in wraak. Vanuit die toestand en onder invloed van alcohol pleegde hij de ten laste gelegde zaken zoals omschreven in de forensische overwegingen.
Betr. had alstoen voldoende inzicht in de wederrechtelijkheid van de begane feiten. In relatie tot en ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde feiten was er bij betr. sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, zodat hij zijn wil verminderd conform een dergelijk besef kon bepalen.
Het ten laste gelegde kan betr., indien althans bewezen, dan ook verminderd worden toegerekend.
5. Kan de deskundige gemotiveerd aangeven in welke mate en op welke wijze de eventuele ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling bij voortbestaan ervan opnieuw aanleiding kan geven tot soortgelijke of andere strafbare feiten als waarvan verdachte nu wordt verdacht?
Er wordt ingeschat dat er gevaar is voor recidive als betr. geen behandeling krijgt.
Met de behandeling is de recidivekans beduidend te verminderen. Betr. is er voor gemotiveerd, hij bekent de delicten en heeft enig inzicht in de achterliggende dynamiek.
Hij wil zelf met alcoholgebruik stoppen. Het is de eerste maal dat hij voor deze delicten gedetineerd is en dat hij er aandacht voor de hulpverlener voor krijgt. Hij is bereid tot een delictanalyse en denkt reeds na over recidive voorkomende strategieën. De huidige detentie betekent voor hem een forse realiteitsconfrontatie. Belastend is dat hij met langere tussenpozen de delicten herhaald heeft; er is echter tussentijds geen veroordeling geweest of behandeling in deze zodat er voor hem veel ruimte was om zijn delicten te legitimeren en te loochenen.
6. Kan de deskundige zo concreet mogelijk aangeven welke maatregelen zijn te adviseren om de kans op herhaling in de toekomst te voorkomen of te beperken en binnen welke juridisch kader dat gerealiseerd zou kunnen worden?
Betr. heeft een klinische behandeling nodig met name individueel en in groepsverband. In de groep kan hij van confrontaties leren en kan hij een delictanalyse uitvoeren. Hij is er voor gemotiveerd en heeft voldoende introperspectief en verbaal vermogen om daaraan mee te werken.
Gezien de ernst van de delicten, de samenhang met de psychiatrische stoornis en het recidivegevaar als hij niet behandeld wordt, is een beschermend kader nodig in de vorm van een tbs maatregel. Daar betr. gemotiveerd is voor behandeling zou een klinische behandeling in een Forensisch Psychiatrische Kliniek zoals te Assen waar een specifieke behandelgroep is voor deze problematiek, opgelegd kunnen worden als voorwaarde bij een tbs met voorwaarden.
Een tbs met dwangverpleging werd overwogen. Redenen voor dwangverpleging waren de ernst van de ten laste gelegde zaken en het feit dat het zich herhaalde, dat hij in het verleden onder invloed van alcohol zich agressief gedroeg en dat hij desondanks alcoholgebruik bleef voortzetten en dat hij de delicten langere tijd verzwegen heeft ondanks dat hij al in psychologische behandeling was.
Onderzoekers achten dit echter een te zware maatregel daar een tbs met voorwaarden voldoende kan zijn omdat hij gemotiveerd is en hij nog geen specifieke behandeling in deze gehad heeft. Het is ook niet te verwachten dat hij tijdens een klinische behandeling zal recidiveren. Hij heeft het potentieel om goed te functioneren daar hij in het verleden ook langere tijd goed gefunctioneerd heeft ondanks verschillende tegenvallers in zijn huwelijk. Bovendien heeft hij geen uitgebreid strafblad en is de huidige detentie de eerste maal betreffende deze delicten. Hij heeft het vermogen om recidive te voorkomen met behandeling. Hij heeft zelf enig ziektebesef en inzicht. Eerdere behandeling is nog niet geprobeerd.
Hij past binnen een klinische setting en het is te verwachten dat hij daar actief en positief zal deelnemen aan de behandeling.
Dat betekent dat onderzoeker wil adviseren om door de reclassering te laten onderzoeken of het mogelijk is om met hem tot dergelijke voorwaarden te komen en indien dat mogelijk is een tbs met voorwaarden op te leggen.”
De rechtbank overweegt dat uit deze rapporten, waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd, blijkt dat bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
Verder betreffen de door verdachte begane feiten misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Ook is gebleken dat verdachte ter beschikking moet worden gesteld, in aanmerking genomen de inhoud van het voormelde psychiatrische rapporten, de ernst van de begane feiten en in aanmerking genomen na te melden veiligheid, zodat de rechtbank de last daartoe zal geven, terwijl de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen ook eist, dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd, zodat de rechtbank ook dit zal bevelen.
De rechtbank acht het verder passend, gelet op de ernst van de feiten, om aan verdachte, die niet geheel ontoerekeningsvatbaar is, na te melden onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen.
De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf en maatregel behoren te worden opgelegd, zoals deze hierna zullen worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen:
Verdachte heeft twee keer een vrouw verkracht en bij twee andere vrouwen een poging daar toe gedaan en daarbij het gebruik van grof geweld en dreiging daarmee niet geschuwd jegens het hulpeloze en angstige slachtoffer. Deze feiten houden een bijzonder ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die daarbij gevoelens van grote onzekerheid, angst, machteloosheid en onveiligheid overhouden en daarbij denkelijk problemen zullen ervaren in de relationele sfeer.
Daarbij veroorzaken zedendelicten in het algemeen grote onrust en gevoelens van onveiligheid bij vrouwen.
Civiele vordering
De rechtbank overweegt verder, dat [Slachtoffer 1] ter zake van feit 1, [Slachtoffer 3] ter zake van feit 3, [Slachtoffer 4] ter zake van feit 4 en [Slachtoffer 5] ter zake van feit 5, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij hebben gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave hebben gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, te weten:
- voor wat betreft [Slachtoffer 1] tot een totaalbedrag van EUR 5.270,--, bestaande uit de volgende posten: materiële schade EUR 100,--, twee maanden inkomstenderving EUR 170,-- en een voorschot op immateriële schade ad
EUR 5.000,--;
- voor wat betreft [Slachtoffer 3] tot een totaalbedrag van EUR 8.209,44, bestaande uit de volgende posten: extra telefoonkosten juli tot en met november van EUR 120,--, verhuiskosten van EUR 120,14, een parkeerkaart van EUR 30,--, kleding van EUR 250,--, een psycholoog ad EUR 869,30 alsmede nog 1 jaar EUR 1.820,-- en een voorschot op immateriële schade van EUR 5.000,--,
- voor wat betreft [Slachtoffer 4] tot een totaalbedrag van EUR 70.000,--, bestaande uit de volgende posten: smartengeld EUR 35.000,--, verlies verkoop huis EUR 12.500,--, verhuis- en herinrichtingskosten EUR 12.500,--, reiskosten EUR 1.000,--, kleding EUR 500,--, economische kwetsbaarheid EUR 7.000,-- en rechtsbijstand EUR 1.500,--, en
- voor wat betreft [Slachtoffer 5] tot een totaalbedrag van EUR 2.635,--, bestaande uit de volgende posten: voor onderzoek in beslag genomen dekbed, overtrek en laken EUR 35,--, twee maanden kamerhuur EUR 530,--, twee maanden studievertraging (collegegeld en kamerverhuur i.v.m. verlenging) EUR 770,-- en immateriële schade EUR 1.300,--.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze deels van de zijde van verdachte gemotiveerd betwiste vorderingen van de benadeelde partijen voor een deel gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade is toegebracht.
Ten aanzien van de benadeelde partij [Slachtoffer 1] is het gevorderde bedrag voor de kleding toewijsbaar, het bedrag ter zake de vordering ter zake het voorschot op smartengeld zal de rechtbank matigen tot het als redelijk en aannemelijk te beschouwen bedrag van EUR 1.500,--.. Aangezien een hoger bedrag niet eenvoudig is vast te stellen zal de rechtbank bepalen dat de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Dat geldt eveneens met betrekking tot de gederfde inkomsten.
Ten aanzien van de benadeelde partij [Slachtoffer 3] JA. [Slachtoffer 3] zijn de reeds gedeclareerde consulten bij een psycholoog alsmede – eveneens – een voorschot op het smartengeld van EUR 1.500,-- toewijsbaar. Ter zake de gestelde schade aan de kleding zal de rechtbank de vordering niet ontvankelijk verklaren nu deze niet eenvoudig is vast te stellen: de benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wat de vordering van de benadeelde partij [Slachtoffer 4] betreft zijn de reiskosten van EUR 1.000,-- toewijsbaar; ook hier acht de rechtbank EUR 1.500,-- ter zake smartengeld redelijk en aannemelijk. Het overige is niet op eenvoudige wijze vast te stellen en leent zich voor een civiele procedure, zodat de vordering ter zake dat overige niet ontvankelijk is.
De vordering van [Slachtoffer 5] is toewijsbaar voor wat betreft het dekbed, de overtrek en het laken ad EUR 35,-- en EUR 1.000,-- ter zake immateriële schade. De overige vorderingen zijn niet eenvoudig vast te stellen, worden daarom niet-ontvankelijk verklaard en kunnen derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feiten zijn toegebracht.
De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op eerder genoemde artikelen, op de artikelen 10, 27, 36f, 37a, 37b en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
R E C H T D O E N D E:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het sub 1, sub 3 primair, sub 4 en sub 5 primair tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan.
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaar en zes maanden.
Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Veroordeelt verdachte, terzake van de bewezen feiten tot betaling aan de benadeelde partij:
- [Slachtoffer 1] van een bedrag groot: EUR 1.600,-- (zegge: duizend zeshonderd euro), voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn betaald,
- [Slachtoffer 3] van een bedrag groot EUR 2.369,30 (zegge tweeduizend driehonderdnegenenzestig 30/100 euro),
- [Slachtoffer 4] van een bedrag groot EUR 2.500,-- (zegge tweeduizend vijfhonderd euro) en
- [Slachtoffer 5] van een bedrag groot EUR. 1.035,-- (zegge duizend vijfendertig euro).
Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van:
- een bedrag groot EUR 800,-- ten behoeve van de benadeelde [Slachtoffer 1], voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 16 dagen zal worden toegepast, een en ander voorzover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan,
- een bedrag groot EUR 2.369,30 ten behoeve van de benadeelde [Slachtoffer 3] voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 47 dagen zal worden toegepast,
- een bedrag groot EUR 2.500,-- ten behoeve van de benadeelde [Slachtoffer 4] voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 50 dagen zal worden toegepast, en
- een bedrag groot EUR 1.035,-- ten behoeve van de benadeelde [Slachtoffer 5] voornoemd, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 20 dagen zal worden toegepast.
Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partijen de bedragen te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partijen het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van die bedragen komt te vervallen.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partijen, te weten:
- [Slachtoffer 1] voor een deel van EUR 3.670,-- niet-ontvankelijk is in haar vordering,
- [Slachtoffer 3] voor een deel van EUR 5.840,14 niet-ontvankelijk is in haar vordering,
- [Slachtoffer 4] voor een deel van EUR 67.500,-- niet-ontvankelijk is in haar vordering, en
- [Slachtoffer 5] voor een deel van EUR 1.600,-- niet ontvankelijk is in haar vordering,
met bepaling dat voornoemde benadeelde partijen voornoemd deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1, 3 primair, 4 en 5 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr. Derks, voorzitter, mrs. Beuving en Berg, rechters, in tegenwoordigheid van Endlich, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 13 juli 2004.