
Jurisprudentie
AQ1730
Datum uitspraak2004-07-14
Datum gepubliceerd2004-07-15
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers85868 /FA RK 03-1042
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-07-15
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers85868 /FA RK 03-1042
Statusgepubliceerd
Indicatie
Ondanks een in de V.S. aan de hand van afgenomen wangslijm uitgevoerde DNA-onderzoek, dat heeft uitgewezen dat de man niet de vader is, acht de rechtbank het geïndiceerd een deskundige te benoemen om een DNA-onderzoek te doen aan de hand van af te nemen bloed m.b.t. de vraag of de man de verwekker is of kan zijn van het uit de vrouw geboren kind.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Beschikking: 14 juli 2004
Zaaknummer: 85868 / FA RK 03-1042
De enkel-voudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak van:
[naam verzoekster],
verzoekster, verder te noemen: de vrouw,
wonende te [M.],
procureur mr. A.J.M. van Mil,
en:
[naam wederpartij],
wederpartij, verder te noemen: de man,
wonende te [H.],
procureur mr. O.W. Ykema.
1. Verloop van de procedure
De vrouw heeft op 14 augustus 2003 een verzoekschrift tot vaststelling van alimentatie ingediend.
Het verzoekschrift is op 8 september 2003 bij aangetekend schrijven verzonden aan de man.
Door de man is op 9 januari 2004 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 16 april 2004.
2. Beoordeling
De vrouw verzoekt dat de man zal worden veroordeeld tot betaling van € 250, -- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van[naam kind]jarige:
[naam kind], geboren te [M.] op [geboortedatum].
De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen toewijzing van het verzoek van de vrouw strekkende tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage ten behoeve van het kind.
De man betwist primair dat hij de verwekker is van genoemde minderjarige.
Hij stelt onder meer dat partijen ná beëindiging van hun affectieve relatie, nog eenmalig seksueel contact hebben gehad, doch nu de vrouw destijds had aangegeven dat zij de anticonceptiepil gebruikte de man niet overtuigd is dat hij daadwerkelijk de vader van het kind is.
Voorts heeft de man gesteld dat partijen hebben ingestemd met het laten verrichten van een DNA-onderzoek, welk onderzoek is geschied in Amerika. Partijen hebben daartoe wangslijm van partijen en het kind afgenomen ten overstaan van de advocaat van de vrouw.
De uitslag van vorenbedoeld onderzoek, die door de man is overgelegd, is dat de man niet de vader is van voornoemde minderjarige.
De man is derhalve van mening dat geen aanvullend onderzoek noodzakelijk is en de man verzoekt primair de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren.
Subsidiair verzoekt de man de rechtbank om, gezien het verrichtte DNA-onderzoek en het feit dat de vrouw zich niet neerlegt bij de uitkomst daarvan, een deskundige te benoemen.
Meer subsidiair stelt de man dat, mocht de uitkomst van het tweede onderzoek afwijken in die zin dat de man wel de vader van het kind is, dan houdt de man zich het recht voor zich inhoudelijk te verweren tegen de hoogte van de verzochte bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind alsmede de ingangsdatum daarvan.
Bij gelegenheid van de op 16 april 2004 gehouden mondelinge behandeling heeft de man gepersisteerd bij zijn primair verweer tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar verzoek.
De vrouw beroept zich op het voorbehoud genoemd onder mogelijkheid 2 in de tussen partijen gesloten overeenkomst van 20 november 2003 en verzoekt, naar de rechtbank daaruit afleidt, een DNA-onderzoek door een door de rechtbank te benoemen deskundige.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de man tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw dient te worden gepasseerd, nu uit de tussen partijen gesloten overeenkomst naar het oordeel van de rechtbank evident blijkt dat, in het geval de uitslag van het in Amerika te verrichten DNA-onderzoek inhoudt dat de man niet de vader van de minderjarige [naam kind] is, - en thans bekend is dat de uitslag inderdaad aldus luidt - de vrouw zich in dat geval het recht voorbehoudt om in de procedure bij de rechtbank een extra, Nederlandse vaderschapstest te eisen, uit te voeren door een door de rechtbank te benoemen deskundige.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat aan die afspraak tussen partijen gevolg moet worden gegeven, temeer nu de vrouw ter zitting van 20 november 2003 bij dit standpunt heeft volhard.
In het kader van te beantwoorden vragen met betrekking tot afstamming is het te doen gebruikelijk dat de rechtbank, indien zij overgaat tot benoeming van een deskundige, deze deskundige de opdracht geeft onderzoek te doen naar, in afwijking van voornoemd reeds in Amerika plaatsgevonden DNA-onderzoek, het bloed van de betrokkenen met betrekking tot de vraag of de betreffende man de verwekker is casu quo kan zijn van het betreffende kind.
Nu de rechtbank niet is gebleken van bezwaren tegen met name een bloedonderzoek, zal zij een bloedonderzoek gelasten als in het dictum nader bepaald.
Gelet op de daaraan verbonden kosten zal de rechtbank voor het bloedonderzoek één deskundige benoemen.
De kosten van de te benoemen deskundige worden begroot op € 1.157, --.
Hangende de procedure zal het te betalen voorschot ten laste van ’s-Rijks kas worden gebracht.
Nadat het deskundigenrapport ter griffie is gedeponeerd kunnen partijen zich hierover uitlaten.
De rechtbank zal intussen iedere verdere beslissing aanhouden.
3. Beslissing
De rechtbank:
Beveelt een deskundigenonderzoek naar het bloed van de man, de vrouw en de minderjarige [naam kind], geboren te [M.] op [geboortedatum] ter beantwoording van de vraag of de man de verwekker is, casu quo kan zijn, van deze minderjarige.
Benoemt tot deskundige het hoofd van de afdeling Immunogenetica van het Centraal Laboratorium van de bloedtransfusiedienst van het Nederlandse Rode Kruis, Plesmanlaan 125 te 1066 CX Amsterdam: mevrouw dr. G.G. de Lange of haar plaatsvervanger.
Bepaalt dat de voorlopige kosten van de benoemde deskundige ten bedrage van
€ 1.157, -- uit ’s-Rijks kas dienen te worden voorgeschoten.
Gelast dat de deskundige bij het onderzoek partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen en in het rapport er blijk van te geven dat hieraan is voldaan.
Bepaalt dat de griffier van deze rechtbank zo spoedig mogelijk een afschrift van deze beschikking aan de benoemde deskundige zal doen toekomen.
Bepaalt dat de deskundige zo spoedig mogelijk na ontvangst van een afschrift van deze beschikking tot het onderzoek zal overgaan en haar rapport zo spoedig mogelijk na beëindiging van het onderzoek ter griffie van deze rechtbank zal neerleggen.
Stelt partijen in de gelegenheid, nadat het deskundigenrapport ter griffie is gedeponeerd, zich hierover schriftelijk uit te laten.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.L.J. Voogt, rechter, tevens kinderrechter en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.
MD/hm
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een procureur (advocaat) - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.