
Jurisprudentie
AQ1426
Datum uitspraak2004-06-24
Datum gepubliceerd2004-07-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/081160-03 VEV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-07-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/081160-03 VEV
Statusgepubliceerd
Indicatie
uitgaansgeweld, mes, confrontatie, strafverminderende omstandigheden, veroordeling
Uitspraak
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 24 juni 2004
Parketnummer: 17/081160-03 VEV
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres verdachte]
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 10 juni 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 31 augustus 2003, te Harlingen, in de gemeente Harlingen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes (diep) in de buik heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
primair: Poging tot doodslag.
VERWERPING VERWEREN
Namens verdachte is een beroep gedaan op noodweer danwel noodweer-exces danwel overmacht.
De rechtbank constateert dat de door verdachte zowel bij de politie als ten overstaan van de rechtbank afgelegde verklaringen op een aantal belangrijke punten afwijkt van de door aangever en diverse getuigen, waaronder de partner van verdachte, afgelegde verklaringen. De rechtbank komt op grond van laatstgenoemde verklaringen tot het oordeel:
- dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte werd geduwd door aangever;
- dat niet aannemelijk is geworden dat de partner van verdachte weerloos op het trottoir zat op het moment dat verdachte het mes ter hand nam;
- dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte volledig was ingesloten tussen drie mannen en geen enkele mogelijkheid had om weg te komen;
- dat het slachtoffer zich, kort voor verdachte het mes ter hand nam, wegdraaide [verklaring getuige 1] of een stap achteruit deed [verklaring getuige 2];
- dat verdachte naar het slachtoffer toeliep en, toen hij voor het slachtoffer stond, naar hem uithaalde [verklaring getuige 3].
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat er geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging noodzakelijk was noch dat de situatie zo dreigend voor verdachte was dat hij geen andere mogelijkheid had dan op deze wijze de aanval te kiezen. Het gedane beroep op noodweer danwel noodweer-exces kan derhalve niet slagen.
De rechtbank erkent wel dat er, van de zijde van het slachtoffer, sprake is geweest van verbale agressie en van het zoeken van ruzie met verdachte. De rechtbank ziet echter ook dat verdachte een mes meenam terwijl hij die avond/nacht -samen met zijn vriendin- ging stappen en dat hij daarbij de nodige alcoholische consumpties tot zich heeft genomen. Deze bewuste keuze is naar het oordeel van de rechtbank uiteindelijk gevolgd door de eveneens bewuste keuze om van dat mes gebruik te maken. Hieruit volgt dat er geen sprake is geweest van een situatie waarin verdachte -door hevige psychische druk- niet meer in staat was zijn wil in vrijheid te bepalen. Het beroep op psychische overmacht kan derhalve evenmin slagen.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair telastegelegde tot 24 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft het slachtoffer met een mes in de maagstreek gestoken en het slachtoffer daarmee zeer ernstig verwond en van welke verwondingen het slachtoffer nog lange tijd last zal hebben. De toegebrachte verwonding was van dien aard dat het gevolg nog dramatischer had kunnen zijn. Verdachte is hiervoor ten volle aansprakelijk en dit dient in de strafoplegging te worden meegewogen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn een aantal omstandigheden naar voren gekomen die evenzeer van belang zijn voor de mate van afdoening.
In de eerste plaats kan verdachte worden aangerekend dat hij een mes bij zich had op een moment, verdachte was uitgeweest, dat daar geen enkele reden voor was.
Aan de andere kant is door de rechtbank vastgesteld, dat het slachtoffer een kwalijke rol heeft gespeeld in het hele gebeuren. Het was het slachtoffer die de confrontatie aanging en, blijkens één van de getuigen, duidelijk ruzie zocht, en het was het slachtoffer die gedurende langere tijd er verantwoordelijk voor was dat er een dreigende sfeer ontstond, die voor de verdachte op een gegeven moment aanleiding was zijn mes te trekken en toe te steken, zulks nadat hij daarvoor meerdere malen het slachtoffer had laten weten geen confrontatie te willen. Hoewel er op het moment van steken geen onmiddellijke dreiging tot het gebruik door het slachtoffer van fysiek geweld aanwezig was die het gedrag van verdachte mogelijk zou hebben kunnen rechtvaardigen, is de rechtbank van oordeel dat deze omstandigheid tot strafvermindering dient te leiden.
Voorts weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij zich nagenoeg direct bij de politie heeft gemeld en volledig heeft meegewerkt aan het daarop volgende onderzoek.
Evenzeer dient te worden meegewogen dat verdachte niet eerder ter zake geweldsdelicten of aanverwante misdrijven met justitie in aanraking is geweest.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat, ondanks de ernst van het bewezenverklaarde feit, die op zich zelf beschouwd de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou rechtvaardigen, in deze zaak kan worden volstaan met de oplegging van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, beiden van maximale duur.
INBESLAGGENOMEN GOEDEREN
De rechtbank acht het inbeslaggenomen mes vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met het algemeen belang.
De overige inbeslaggenomen goederen, bestaande uit kleding van het slachtoffer en van verdachte kunnen worden teruggegeven aan betrokkenen.
BENADEELDE PARTIJ
[benadeelde partij] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Voornoemde vordering is namens verdachte op diverse punten betwist terwijl daarnaast de wijze waarop de benadeelde zelf is opgetreden, een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het strafbare feit. In die omstandigheden acht de rechtbank de vordering niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen mes.
Gelast de teruggave aan het slachtoffer, [slachtoffer], [adres slachtoffer], van de onder deze inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven zwarte broek, t-shirt, schoenen en vest.
Gelast de teruggave aan verdachte van de onder deze inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven rode jas, broek, t-shirt en schoenen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. G.A.M. van Dijk, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juni 2004.
Mr. van Dijk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.