Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ1354

Datum uitspraak2004-07-07
Datum gepubliceerd2005-01-05
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers1102-R-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Op grond van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat er thans aanleiding bestaat om de vader het recht op omgang met [kind] te ontzeggen. Vast staat dat de verhouding tussen de familie [familie appelant] en de familie [belanghebbende familie] volledig is verstoord en dat er - thans - geen enkele communicatie tussen hen mogelijk is. Een contact brengt een groot risico van escalatie met zich mee. In de huidige situatie zou een omgangsregeling zoveel spanningen met zich meebrengen dat het niet te verwaarlozen risico bestaat dat deze een zodanige negatieve weerslag heeft op [kind], dat de omgang ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [kind].


Uitspraak

Uitspraak : 7 juli 2004 Rekestnummer : 1102-R-03 Rekestnr. rechtbank : FA RK 01-3251 GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE FAMILIEKAMER B e s c h i k k i n g in de zaak van [appellant], wonende te [woonplaats], verzoeker in hoger beroep, hierna te noemen: de vader, procureur mr. S. de Kluiver, Als belanghebbenden zijn aangemerkt: 1. [belanghebbende 1], wonende te [woonplaats], verweerster in hoger beroep hierna te noemen: de moeder, 2. mr. E.J. EIJSBERG, advocaat en procureur te Rotterdam, in de hoedanigheid van [kind] curator over de minderjarige: [kind], hierna te noemen: [kind], geboren op [geboortedatum], hierna te noemen: de bijzondere curator, 3. [belanghebbende 2], wonende te [woonplaats], voogdes over [kind], tevens de moeder van belanghebbende sub 1, 4. [belanghebbende 3], wonende te [woonplaats], voogd over [kind], tevens de vader van belanghebbende sub 1, 5. de Raad voor de Kinderbescherming, vestiging Rotterdam, hierna te noemen: de raad. PROCESVERLOOP De vader is op 16 december 2003 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank te Rotterdam van 19 september 2003. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend. De bijzondere curator heeft op 19 april 2004 een verweerschrift ingediend, met het verzoek de door de vader verzochte omgangsregeling af te wijzen. Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 22 maart 2003 aanvullende stukken ingekomen. Op 11 april 2003 is een faxbericht ingekomen van mr. W.H. Klein Meuleman, de advocaat van de moeder, met de mededeling dat zal worden volstaan met een pleitnota, nu hij van het hof geen uitstel kreeg voor het indienen van een verweerschrift. Bovendien heeft hij medegedeeld dat hij ter zitting van het hof de familie [belanghebbende familie] zal bijstaan. De raad heeft het hof bij brief van 19 maart 2004 laten weten dat alle uitgebrachte rapporten en/of adviezen reeds in bezit zijn van het hof. Bij faxbericht van 19 april 2004 heeft mr. Klein Meuleman op verzoek van en namens de familie [belanghebbende familie] aan het hof medegedeeld dat de familie [belanghebbende familie] niet ter zitting van het hof zal verschijnen, gelet op de extreem verstoorde relatie tussen beide families en de conflicten uit het verleden, terwijl de standpunten ongewijzigd zijn gebleven. Op 28 april 2004 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vader, bijgestaan door mr. A.A.J. de Nijs, advocaat te Rotterdam, de bijzondere curator en mr. Klein Meuleman namens de familie [belanghebbende familie]. De moeder, de voogd en voogdes zijn, zoals reeds aangekondigd, niet in persoon verschenen. Evenmin is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, de raad verschenen. VASTSTAANDE FEITEN Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzit-ting staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de ouders het volgende vast. De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, waaruit op [geboortedatum] de minderja-rige [kind] is geboren, hierna te noemen: [kind]. De vader is de biolo-gische vader van [kind] en heeft [kind] erkend. Daar de moeder ten tijde van de geboorte van [kind] minderjarig was, zijn de ouders van de moeder, de heer en mevrouw [belanghebbende familie], respectievelijk tot voogd en voogdes over [kind] benoemd. Bij verzoekschrift van 2 juli 2001 heeft de vader de rechtbank te Rotterdam onder meer verzocht - uitvoerbaar bij voorraad - een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en [kind], in een frequentie die de rechtbank juist acht. De moeder heeft hiertegen verweer gevoerd. Na twee door de rechtbank gegeven tussenbeschikkingen op respectievelijk 27 mei 2002 en 10 februari 2003, heeft de rechtbank bij de bestreden beschikking het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen. BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP 1. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tussen hem en [kind] een informatie- en omgangsregeling vast te stellen als het hof vermeent te behoren. 2. De moeder heeft geen verweerschrift ingediend. 3. De bijzondere curator heeft op 19 april 2004 een verweerschrift ingediend en verzocht de door de vader verzochte omgangsregeling af te wijzen. 4. De vader stelt in hoger beroep dat er geen redenen zijn om hem het contact met [kind] te onthouden doch hij beseft wel, gelet op de bestaande spanningen, dat er een gedegen voorbereiding moet zijn alvorens hij [kind], die hij nog nooit heeft gezien, zal kunnen zien. Volgens de vader is het een illusie dat de situatie in positieve zin zal verbeteren zonder deskundige hulp. Bij het uitblijven daarvan zal [kind] steeds meer van hem vervreemden. Volgens de vader worden de rechten van [kind] ernstig geschonden door hem sinds zijn geboorte van hem weg te houden en wordt er geen enkele constructieve poging gedaan om een sfeer te scheppen waarin omgang tussen hem en [kind] mogelijk wordt. Volgens de vader maakt met name de vader van de moeder misbruik van zijn positie als voogd, reden waarom de voogdij volgens de vader uitgeoefend moet worden door de moeder zelf, dan wel dat een ondertoezichtstelling moet worden uitgesproken teneinde omgang tot stand te brengen. In ieder geval stelt de vader er recht op te hebben dat hij over het wel en wee van [kind] wordt geïnformeerd. De vader meent dat hem geen enkel verwijt treft en ziet voor zichzelf geen rol weggelegd in een mogelijke poging de verstandhouding met de vader van de moeder - de huidige voogd - te verbeteren. 5. Uit het rapport van de raad van 2 juni 2003 is gebleken dat er geen gronden zijn om de vader het recht op omgang met [kind] te ontzeggen. De raad voegt daaraan toe dat het - gezien de jonge leeftijd van [kind] - belangrijk is dat hij eerst zijn vader leert kennen in een instelling die de mogelijkheid heeft het contact te begeleiden. De raad heeft zich echter niet in staat geacht hierover nader advies uit te kunnen brengen omdat, gelet op de ernstige problemen tussen de familie [familie appelant] en de familie [belanghebbende familie], de raad niet in staat is geweest om een gesprek tussen beide families tot stand te brengen. 6. Op grond van de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat er thans aanleiding bestaat om de vader het recht op omgang met [kind] te ontzeggen. Vast staat dat de verhouding tussen de familie [familie appelant] en de familie [belanghebbende familie] volledig is verstoord en dat er - thans - geen enkele communicatie tussen hen mogelijk is. Een contact brengt een groot risico van escalatie met zich mee. In de huidige situatie zou een omgangsregeling zoveel spanningen met zich meebrengen dat het niet te verwaarlozen risico bestaat dat deze een zodanige negatieve weerslag heeft op [kind], dat de omgang ernstig nadeel zal opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [kind]. De raad heeft geconstateerd dat absoluut niet te voorspellen is hoe de families op elkaar reageren en dat het niet in het belang van [kind] is om getuige te zijn van agressie tussen beide partijen. Het hof is van oordeel dat een omgangsregeling tussen de vader en [kind] in de toekomst in beginsel tot de mogelijkheden behoort, mits de spanningen tussen de familie [familie appelant] en de familie [belanghebbende familie] zal afnemen. Naar het oordeel van het hof dienen partijen, teneinde rust tussen hen te brengen, deskundige hulp te zoeken. Alleen op deze wijze kan voor de toekomst een klimaat worden geschapen waarin ruimte is voor contact tussen de vader en [kind]. 7. De ouders van de moeder zijn benoemd tot voogd en voogdes over [kind]. Derhalve dient de rechter op grond van het bepaalde in artikel 1:377a BW een omgangsregeling vast te stellen, dan wel aan een ouder het recht op omgang te ontzeggen. Nu de rechtbank het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling heeft afgewezen, zal het hof - gelet op het vorenstaande - de bestreden beschikking in zoverre vernietigen en volstaan met de vader het recht op omgang te ontzeggen. 8. Het hof ziet geen aanleiding om de door de vader verzochte informatieregeling af te wijzen. Naar het oordeel van het hof heeft de vader recht op informatie over [kind]. Niet is gebleken dat het belang van [kind] zich verzet tegen het verschaffen van informatie, ook al zou de familie [belanghebbende familie] zulks, zoals ter zitting naar voren is gekomen, als een emotionele belasting beschouwen. In dat geval bestaat de mogelijkheid om informatie via de advocaat van de vader te verstrekken. Het hof acht het in het belang van [kind] dat er een geringe vorm van contact is in de vorm van een informatieregeling. 9. Dit alles leidt tot de volgende beslissing. BESLISSING OP HET HOGER BEROEP Het hof: vernietigt de bestreden beschikking voor zover het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling is afgewezen, en in zover-re opnieuw beschik-kende: ontzegt de vader het recht op omgang met de minder-ja-rige [kind]; bepaalt een informatieregeling, inhoudende dat de voogd en voogdes verplicht zijn om één keer per half jaar aan de vader een recente en goedgelijkende foto van [kind] te sturen, alsmede een verslag van aangelegenheden die de verzorging en opvoeding van [kind] betreffen; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voor-raad; wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Duindam en Scheij, bijge-staan door Suderée als griffier en uit-gespro-ken ter openba-re terechtzit-ting van 7 juli 2004.