Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ1077

Datum uitspraak2002-10-29
Datum gepubliceerd2004-07-13
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers01/90042
Statusgepubliceerd
SectorDouanekamer


Indicatie

Gelet op de bewoordingen van post 0307 en IDR-Aantekening 1 op hoofdstuk 1 is de Douanekamer van oordeel dat voor indeling van levende ongewervelde waterdieren in post 0307 van het GDT niet is vereist dat deze, zoals belanghebbende betoogt, geschikt zijn voor menselijke consumptie. Dit wordt bevestigd door IDR-Aantekening 1 op hoofdstuk 3 waarin is bepaald dat dit hoofdstuk niet bevat dode ongewervelde waterdieren die naar hun aard of naar de toestand waarin zij zich bevinden, ongeschikt zijn voor menselijke consumptie. In casu betreft het geen dode, maar levende zeeanemonen.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Douanekamer Uitspraak in de zaak nr. 01/90042 DK (voorheen: 0042/2001 TC) de dato 29 oktober 2002 1. De procedure 1.1. Op 26 januari 2001 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam een beroepschrift ingekomen van A, ingediend namens B B.V., belanghebbende. Het beroepschrift is gericht tegen de uitspraak van het Hoofd van het douanedistrict Rotterdam (hierna: de inspecteur) van 16 januari 2001, kenmerk …, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen een op 5 december 2000 aan haar verstrekte bindende tariefinlichting werd afgewezen. 1.2. Het sub 1.1 genoemde beroepschrift heeft mede betrekking op de uitspraak op bezwaar van 17 januari 2001, kenmerk …, dat als een afzonderlijk beroepschrift is geregistreerd onder nummer 01/90043 DK. Door de secretaris is op de voet van artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht van belanghebbende ter zake van één besluit griffierecht van f 450,-- geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Namens belanghebbende is op 28 maart 2001 een conclusie van repliek ingekomen. Op 23 april 2001 is een conclusie van dupliek van de inspecteur ontvangen. 1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001 (Stb. 419) is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam in de plaats getreden van de Tariefcommissie. 1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden tijdens de zitting van de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam op 19 september 2002. Daar zijn verschenen namens belanghebbende A en namens de inspecteur mr. C en D. Partijen hebben beiden ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen. 2. De vaststaande feiten 2.1. Namens belanghebbende is op 12 oktober 2000 aan de inspecteur verzocht om afgifte van een bindende tariefinlichting voor “levende anemonen van de soort Cerianthus, bestemd voor het houden in aquariums”. In de aanvraag is voor de indeling post 0511 91 90 van het Gemeenschappelijk douanetarief (hierna: GDT) voorgesteld. Op 5 december 2000 verstrekte de inspecteur aan belanghebbende een bindende tariefinlichting met het nummer … . De inspecteur heeft de goederen in afwijking van het voorstel van belanghebbende ingedeeld in post 0307 91 00 van het GDT. Als motivering voor de indeling van de goederen heeft de inspecteur vermeld: “toepassing algemene regel 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, de tekst van de G.N.codes 0307, en 0307 91 00”. 2.2. Het betreft in casu levende, zogeheten zeeanemonen, de benaming voor een bepaalde groep in zout water levende holtedieren. Zij bestaan uit een centrale lichaamsholte, omgeven door een wand. Het zijn ongewervelde dieren. Zeeanemonen hebben tentakels met daarop verspreidende netelorganen, die bij aanraking exploderen en giftige pijltjes of lange kleverige draden afschieten. Zeeanemonen leven in kolonies bij elkaar en verplaatsen zich in het algemeen niet. Zij komen met name voor in kustzones in sterk bewegend water. 3. Het geschil In geding is het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht een bindende tariefinlichting met indeling van de onderhavige goederen onder post 0307 91 00 van het GDT, heeft verstrekt. De inspecteur beantwoordt deze vraag bevestigend en belanghebbende ontkennend, omdat zij van mening is dat de goederen moeten worden ingedeeld in post 0106 90 00 dan wel post 0511 91 90. Deze posten luiden als volgt: Post 0106 90 00 “01 06 Andere levende dieren (…) 0106 00 90 - andere”. Post 0307 91 00 “0307 Weekdieren, ook indien ontdaan van de schelp, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; ongewervelde waterdieren, andere dan schaal- en weekdieren, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; meel, poeder en pellets, van ongewervelde waterdieren, andere dan schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie: (…) - andere, daaronder begrepen meel, poeder en pellets, van ongewervelde waterdieren, andere dan schaaldieren, geschikt voor menselijke consumptie: 0307 91 00 -- levend, vers of gekoeld”. Post 0511 91 90 “0511 Producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 1 of 3, niet geschikt voor menselijke consumptie: (…) - andere: 0511 91 -- producten van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren; dode dieren van de soorten bedoeld bij hoofdstuk 3: (…) 0511 91 90 ---andere”. De IDR-Aantekeningen 1, op hoofdstuk 1 (levende dieren) en hoofdstuk 3 (vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren), en de Toelichtingen IDR op de hoofdstukken 3 en 5, alsmede post 0307 luiden, voor zover hier van belang, als volgt: IDR-Aantekening 1 op hoofdstuk 1: “1. Dit hoofdstuk omvat alle levende dieren, met uitzondering van: a) vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, bedoeld bij de posten 0301, 0306 en 0307; (…).”. IDR-Aantekening 1 op hoofdstuk 3 “1. Dit hoofdstuk omvat niet: (…) b) vis (…), schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, dood en naar hun aard of naar de toestand waarin zij zich bevinden, ongeschikt voor menselijke consumptie (hoofdstuk 5); meel, poeder en pellets van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, ongeschikt voor menselijke consumptie (post 2301); (…).” . Toelichting IDR op hoofdstuk 3 “Algemene opmerkingen Dit hoofdstuk omvat vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, van alle soorten, zowel levend als dood, bestemd voor dadelijke consumptie dan wel voor industriële doeleinden (voor de conservenindustrie enzovoort), voor het uitpoten, voor aquariums, enzovoort maar met uitzondering van dode vis (vislevers, kuit en hom daaronder begrepen) en van dode schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, die hetzij naar hun aard, hetzij naar de toestand waarin zij zich bevinden, ongeschikt zijn voor menselijke consumptie (hoofdstuk 5).”. Toelichting IDR op post 0307 “Deze post omvat: 1. weekdieren ook indien ontdaan van de schelp, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld; 2. ongewervelde waterdieren andere dan schaaldieren en weekdieren, levend, vers, gekoeld, bevroren, gedroogd, gezouten of gepekeld.”. Toelichting IDR op hoofdstuk 5 “Dit hoofdstuk omvat allerlei producten van dierlijke oorsprong, die ruw of onbewerkt zijn of een eenvoudige behandeling hebben ondergaan en die normaal niet als voedingsmiddelen worden gebruikt (met uitzondering van bepaald bloed en sommige darmen, blazen en magen van dieren), voorzover die producten niet zijn genoemd of niet zijn begrepen in andere hoofdstukken van de nomenclatuur.”. 4. Het standpunt van belanghebbende 4.1. Ter zitting heeft belanghebbende, in afwijking van het beroepschrift betoogd dat de zeeanemonen als ongewervelde waterdieren primair met toepassing van algemene indelingsregel 1 moeten worden ingedeeld in hoofdstuk 1. Het gaat om levende dieren die niet kunnen worden ingedeeld in post 0301, 0306 dan wel 0307. Indeling in hoofdstuk 3 is niet mogelijk, omdat dit hoofdstuk uitsluitend is bedoeld voor indeling van voor menselijke consumptie geschikte dieren. De onderhavige goederen zijn daarvoor niet geschikt. De wetgever heeft ook niet bedoeld om deze goederen in te delen onder hoofdstuk 3. Producten van hoofdstuk 3 worden volgens deze goederencode met het verlaagde omzetbelastingtarief van 6% belast. Indeling in dit hoofdstuk is in strijd met artikel 9 van de Wet op de omzetbelasting 1968. Dit artikel verwijst voor toepassing van het verlaagde tarief naar de in bijlage 1 van deze wet genoemde producten, waaronder levende anemonen niet kunnen vallen, omdat zij niet geschikt zijn voor menselijke consumptie. Steun voor indeling in post 0106 wordt tevens gevonden in Verordening (EEG) nr. 731/93 van de Commissie van 26 maart 1993 (Pb. 1993, nr. L 75), waarin ringwormen (zeepieren) worden ingedeeld in post 0106 90 00. 4.2. Ter zitting heeft belanghebbende het standpunt ingenomen dat hoofdstuk 5 uitsluitend op dode dieren of producten van dode dieren betrekking heeft, zodat de onderhavige dieren niet daaronder kunnen worden begrepen. 5. Het standpunt van de inspecteur 5.1. De levende anemoon is een ongewerveld waterdier als bedoeld in hoofdstuk 3. Ongewervelde waterdieren, levend, worden met name genoemd in post 0307. Niet is vereist in post 030791 00 dat de daar bedoeld ongewervelde waterdieren geschikt zijn voor menselijke consumptie. Het geschikt zijn voor menselijke consumptie is alleen vereist voor de in de post begrepen meel, poeder en pellets, van ongewervelde waterdieren. Een en ander wordt gesteund door de GS-toelichting op hoofdstuk 3, waarin is omschreven dat ongewervelde waterdieren van alle soorten, en bestemd voor aquariums, onder dit hoofdstuk vallen. De indelingsverordening over ringwormen vermeldt in de toelichting dat deze dieren niet als ongewervelde waterdieren worden beschouwd. Levende anemonen zijn dat nu juist wel. 5.2. Indeling in hoofdstuk 5 is niet mogelijk. Hoofdstuk 5 ziet op allerlei producten van dierlijke oorsprong. Een levende anemoon is geen product van dierlijke oorsprong. Wel een product van dierlijke oorsprong is de dode anemoon. Dode anemonen worden ingedeeld in post 0511. Dit blijkt ook uit de GS-toelichting. 6. De rechtsoverwegingen 6.1. Tussen partijen is niet in geschil dat zeeanemonen ongewervelde waterdieren zijn in de zin van hoofdstuk 3 van het GDT. Gelet op de bewoordingen van post 0307 en IDR-Aantekening 1 op hoofdstuk 1 is de Douanekamer van oordeel dat voor indeling van levende ongewervelde waterdieren in post 0307 van het GDT niet is vereist dat deze, zoals belanghebbende betoogt, geschikt zijn voor menselijke consumptie. Dit wordt bevestigd door IDR-Aantekening 1 op hoofdstuk 3 waarin is bepaald dat dit hoofdstuk niet bevat dode ongewervelde waterdieren die naar hun aard of naar de toestand waarin zij zich bevinden, ongeschikt zijn voor menselijke consumptie. In casu betreft het geen dode, maar levende zeeanemonen. 6.2. De sub 4.1 genoemde Verordening (EEG) nr. 731/93 van 26 maart 1993, waarop belanghebbende haar gronden steunt, doet niet af aan het sub 6.1. verwoorde oordeel, nu blijkens de omschrijving van de dieren in deze verordening als “ringwormen (…) die langs de kust worden aangetroffen (…)” en de motivering voor indeling in post 0106 90 00 van het GDT de Commissie deze ongewervelde dieren niet als waterdieren beschouwt. 6.3. Nu de posten van hoofdstuk 5, in het bijzonder post 0511, blijkens de daarin vervatte bewoordingen geen levende dieren omvatten, zijn levende zeeanemonen niet vatbaar voor indeling in een van de posten van dit hoofdstuk. 6.4. Gelet op het vorenstaande is de Douanekamer van oordeel dat de onderwerpelijke dieren met toepassing van de algemene indelingsregels 1 en 6 moeten worden ingedeeld in post 0307 91 00 van het GDT, zodat de inspecteur de sub 1.1 genoemde bindende tariefinlichting op juiste gronden heeft verstrekt. 7. De proceskosten De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht 8. De beslissing De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond. Aldus gewezen op 29 oktober 2002 door mr. J.W.M. Tijnagel, voorzitter, mr. M.E. van Hilten en mr. E.N. Punt, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G. van Aalst, griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken. De griffier De voorzitter: Beroep in cassatie Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief). 2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a) de naam en het adres van de indiener; b) de dagtekening; c) de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.