Jurisprudentie
AP4381
Datum uitspraak2004-06-25
Datum gepubliceerd2004-06-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers02/001818-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-06-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers02/001818-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
De tenlastelegging.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 juli 2003 tot en met 12 juli 2003 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, opzettelijk [het slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet voornoemde [slachtoffer] (met kracht) heen en weer geschud, althans heeft verdachte met dat opzet een of meer vorm(en) van uitwending en/of mechanisch geweld op [het slachtoffer] toegepast, (mede) tengevolge waarvan [het slachtoffer] is overleden....................
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Parketnummer(s): 02/001818-03
1 Partijen. Onderzoek van de zaak.
In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen:
[verdachte],
geboren op [Geboortedatum en plaats],
wonende te [R.],
thans gedetineerd in het politiebureau te Bergen op Zoom,
heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen.
De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal.
2 De tenlastelegging.
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 juli 2003 tot en met 12 juli 2003 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, opzettelijk [het slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet voornoemde [slachtoffer] (met kracht) heen en weer geschud, althans heeft verdachte met dat opzet een of meer vorm(en) van uitwending en/of mechanisch geweld op [het slachtoffer] toegepast, (mede) tengevolge waarvan [het slachtoffer] is overleden;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 juli 2003 tot en met 12 juli 2003 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [het slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer] (met kracht) heen en weer heeft geschud, althans met dat opzet een of meer vorm(en) van uitwendig en/of mechanisch geweld op [het slachtoffer] heeft toegepast, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en terwijl het feit (mede) de dood ten gevolge heeft gehad;
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 juli 2003 tot en met 12 juli 2003 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, opzettelijk de gezondheid van die [het slachtoffer] heeft benadeeld door [het slachtoffer] (met kracht) heen en weer te schudden, althans door een of meer vorm(en) van uitwendig en/of mechanisch geweld op [het slachtoffer] toe te passen, (mede) ten gevolge waarvan [het slachtoffer] is overleden;
3 De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4 De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen.
6 Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7 De bewezenverklaring.
7.1 Hetgeen bewezen is.
Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
omstreeks de periode van 11 juli 2003 tot en met 12 juli 2003 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, opzettelijk [het slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet vormen van uitwending en/of mechanisch geweld op [het slachtoffer] toegepast, (mede) tengevolge waarvan [het slachtoffer] is overleden;
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8 Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
8.1 De bewijsmiddelen.
8.2 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte het opzet heeft gehad zijn zoontje te doden, zodat hij van het primaire feit behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat [het slachtoffer] ernstig hersenletsel, de dood ten gevolge hebbend, heeft opgelopen in een periode dat alleen verdachte de zorg over hem had. Dat letsel is veroorzaakt door uitwendig en/of mechanisch geweld, welk geweld dus door verdachte moet zijn uitgeoefend.
Welk geweld dat exact is geweest is niet komen vast te staan. Volgens de forensisch geneeskundige Bilo kunnen de door verdachte bekende handelingen niet tot een dergelijk letsel hebben geleid.
Maar zelfs als de lezing van verdachte voor waar zou moeten worden gehouden heeft hij naar het oordeel van de rechtbank [het slachtoffer] opzettelijk om het leven gebracht. Verdachte heeft immers nadat het hoofd van zijn zoontje met een klap tegen zijn kin kwam de baby van een behoorlijke afstand op de bank gegooid. Zodanig dat [het slachtoffer] naar eigen zeggen twee maal stuiterde. Daarna heeft verdachte [het slachtoffer] opgepakt, nogmaals op de bank laten vallen en hem vervolgens hard heen en weer gewiegd. Verdachte heeft door zo met een vier maanden oude baby te handelen willens en wetens de aanmerkelijk kans aanvaard dat [het slachtoffer] als gevolg van (hersen)letsel zou overlijden. Verdachte’s opzet was derhalve, in ieder geval in de zin van voorwaardelijk opzet, gericht op zijn dood.
9 De strafbaarheid van het bewezene.
Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op:
Doodslag.
10 De strafbaarheid van verdachte.
Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen.
11 De straffen en maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen.
11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf.
Uit de relatie van verdachte met [zijn partner] is op [geboortedatum tweeling] geboren de tweeling [C.] en [het slachtoffer]. Sindsdien verbleef verdachte veelvuldig in de woning van zijn vriendin te Oudenbosch om voor de kinderen te zorgen. Op vrijdag 11 juli 2003 nam verdachte vanuit zijn werk de zorg voor de kinderen over omdat hun moeder met hoofdpijn naar bed ging. Verdachte zorgde die avond en nacht voor de kinderen. Op zaterdagochtend 12 juli 2003 wekte hij zijn vriendin omdat [het slachtoffer] na een ongelukje bewegingloos bleek. Een arts stelde ter plaatse zodanig letsel vast dat [het slachtoffer] werd overgebracht naar het ziekenhuis in Roosendaal. Daar bleek het letsel dermate ernstig dat [het slachtoffer] werd overgebracht naar het Sophiakinderziekenhuis in Rotterdam, alwaar [het slachtoffer] op 13 juli 2003 kwam te overlijden.
Bij sectie bleek een combinatie van ernstig hersenletsel, inwendige bloedingen en een verhoogde hersendruk de dood te hebben veroorzaakt, welke letsels volgens de patholoog zijn ontstaan als gevolg van inwerking van mechanisch geweld. Vast is komen te staan dat verdachte dat geweld moet hebben uitgeoefend en zodoende zijn zoontje heeft gedood.
Doodslag wordt in ons strafrechtstelsel beschouwd als een van de ernstigste commune misdrijven die we kennen. Het doden van een medemens is onomkeerbaar. Dieper ingrijpen in een mensenleven dan door dat leven te beëindigen is niet denkbaar. Het spreekt voor zich dat een misdrijf als het onderhavige een enorme schok teweeg heeft gebracht bij de nabestaanden en de samenleving, terwijl het voor de nabestaanden bijzonder moeilijk moet zijn om een dergelijk zwaar verlies te dragen. Dit wordt nog versterkt door het feit dat het slachtoffer een nog hulpeloze baby was en de dader zijn eigen vader.
De rechtbank beseft terdege dat ook voor verdachte, die behalve dader immers ook nabestaande is, het verlies van [het slachtoffer] buitengewoon zwaar is. Verdachte zal de consequenties van zijn handelen slechts met veel moeite kunnen aanvaarden. Hij trachtte immers een goede vader voor zijn kinderen te zijn. Ondanks een volledige baan heeft hij, zo heeft ook de moeder zelf verklaard, altijd goed voor de kinderen gezorgd hetgeen voor hem, gezien hun instabiele moeder en de extra zorg die een tweeling nu eenmaal behoeft, zwaar moet zijn geweest. De gerezen verdenking dat verdachte [C.] en/of [het slachtoffer] al eerder mishandeld zou hebben acht de rechtbank niet gegrond. De tweeling kwam wekelijks op het consultatiebureau, hun moeder had een professionele gezinshulp en er pasten regelmatig derden op de kinderen. Was er sprake van eerder geweld geweest dan zou dat, zo de moeder dit al niet bemerkt zou hebben, door derden zijn geconstateerd. Veeleer lijkt verdachte de stress op zijn werk en de grote druk thuis niet meer te hebben aangekund en is hij tot zijn daad gekomen door een impulsuitbarsting, zoals psycholoog Zuidhof omschrijft.
Dit alles laat echter onverlet dat verdachte zich aan een buitengewoon ernstig strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Omtrent verdachte is gerapporteerd door de reclassering, de psycholoog Zuidhof en door psychiater Colon. De laatsten hebben nog aanvullend gerapporteerd. Zij constateren dat verdachte lijdend is aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van ADHD en een persoonlijkheidsstoornis met borderline- en antisociale persoonlijkheidskenmerken. De deskundigen concluderen dat verdachte verminderd tot licht verminderd toerekeningsvatbaar is voor zijn daad en achten de kans op recidive aanwezig. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
De deskundigen adviseren verdachte in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden te laten opnemen en behandelen op de gesloten afdeling van het Forensisch Psychiatrisch Ziekenhuis Groot Batelaar te Lunteren.
Nu de rechtbank de conclusies uit de deskundigenrapporten overneemt en die tot de hare maakt is de rechtbank dus van oordeel dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet stelt omtrent de maatregel van terbeschikkingstelling. Immers op het door verdachte begane misdrijf is naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld. Voorts eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die maatregel, nu uit de rapporten moet worden afgeleid dat de kans dat verdachte zich opnieuw aan soortgelijke feiten zal schuldig maken in sterke mate aanwezig is.
Oplegging van verpleging in het kader van de terbeschikkingstelling is niet nodig; thans kan worden volstaan met het opleggen van de voorwaarden dat verdachte zich zal laten opnemen in Groot Batelaar, danwel een ander vergelijkbaar psychiatrisch ziekenhuis, en verplicht contact met de reclassering zal onderhouden. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
De rechtbank heeft op 15 maart 2004 de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst met ingang van de dag dat hij zou worden opgenomen op de gesloten afdeling van Groot Batelaar te Lunteren. Op 1 april 2004 vond de opname plaats.
Twee dagen voor de zitting heeft Groot Batelaar echter de behandeling plotseling gestaakt en moest verdachte aldaar met onmiddellijke ingang vertrekken. Zowel de raadsman als de gehoorde reclasseringsmedewerker hadden kort daarvoor nog begrepen dat de behandeling positief verliep.
De rechtbank ziet, met name gelet op hetgeen de reclasseringsmedewerker ter zitting heeft verklaard, geen aanleiding om van de eerdere adviezen af te wijken. Bezien zal moeten worden of de behandeling in Groot Batelaar kan worden hervat. Indien dit niet tot de mogelijkheden behoort zal moeten worden gezocht naar een soortgelijke instelling.
Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De bijzondere omstandigheden van het geval, de persoon van verdachte en het feit dat de rechtbank de verdenking van mishandeling van [C.] ongegrond acht, geven de rechtbank aanleiding een lagere straf op te leggen dan geëist. Daarmee wordt tevens bereikt dat de behandeling van verdachte op overzienbare termijn kan worden hervat.
12 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij.
De benadeelde partij [zijn partner], [adres] heeft, namens haarzelf en als vertegenwoordigster van [C.] [H.], schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 2.500,-- terzake van hetgeen is bewezen verklaard. De raadsman van verdachte heeft een fax getoond van de raadsman van [partner van verdachte] waaruit blijkt dat, indien verdachte de aansprakelijkheid voor het overlijden van [het slachtoffer] door zijn toedoen aanvaardt en bereid is kinderalimentatie te betalen voor [C.], er geen vordering benadeelde partij zou worden ingediend. Deze fax kon de raadsman eerst op 9 juni 2004 positief beantwoorden, zodat aannemelijk is dat dit bericht de ingediende vordering heeft gekruist. Bovendien is de vordering niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
13 De toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 37a, 38, 38a en 287 van het wetboek van strafrecht.
14 De beslissing.
RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt.
Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7 is omschreven.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 9 vermelde strafbare feit.
Zij verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Zij gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en stelt daarbij als voorwaarden:
-dat de ter beschikking gestelde zich zal laten behandelen in het Forensisch Psychiatrisch Ziekenhuis Groot Batelaar te Lunteren, danwel een ander psychiatrisch ziekenhuis, en
–dat de ter beschikking gestelde verplicht contact met de reclassering zal onderhouden.
Zij draagt overeenkomstig artikel 38 van het wetboek van strafrecht de reclassering op de ter beschikking gestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden.
Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren.
Zij bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf.
Zij bepaalt dat de benadeelde partijen [partner van verdachte] en C[H.] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat die vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Zij veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten, begroot op nihil.(BP.16)
Dit vonnis is gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Walstock-Krens en mr. Kneepkens, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier Mertens en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 juni 2004, zijnde mr. Kneepkens buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.