Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AP0245

Datum uitspraak2004-05-28
Datum gepubliceerd2004-06-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/090055-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank Arnhem heeft twee uit Mongolie afkomstige vrouwen en twee uit Afghanistan afkomstige mannen veroordeeld tot forse geveangenisstraffen vanwege een netwerk waarbij op grote schaal winkeldiefstallen werden gepleegd. De gestolen goederen werden gekocht om vervolgens op de Zwarte Markt in Beverwijk te worden verkocht. De op de markt in Beverwijk aangetroffen hoeveelheid gestolen goederen vertegenwoordigen een winkelwaarde van ruim € 700.000 euro.


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector strafrecht Meervoudige Kamer Parketnummer : 05/090055-04 Datum zitting : 14 mei 2004 Datum uitspraak : 28 mei 2004 VERKORT VONNIS TEGENSPRAAK In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen een persoon zich genoemd hebbende: naam : [verdachte], geboren op : [geboortedatum en -plaats], adres : [adres], plaats : [adres], thans gedetineerd in PI Overijssel, PIV HvB Zwolle, Huub van Doornestraat 15 Zwolle. Raadsman: mr. A.W Syrier, advocaat te Nieuwegein. 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. zij in of omstreeks de periode van 5 november 2003 tot en met 2 februari 2004 te Rotterdam, (althans) in de gemeente Rotterdam en/of te Beverwijk, (althans) in de gemeente Beverwijk en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid cosmetica-artikelen en/of verzorgingsproducten en/of parfum (afkomstig van en/of gestolen uit winkelbedrijf Kruidvat gelegen op/aan het Amsteldiep te Capelle aan den IJssel) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) (telkens) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goed(eren) wist(en) dat het (een) door een misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen); althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt: zij op of omstreeks 05 november 2003 te Capelle aan den IJssel en/of te Rotterdam, (althans) in de gemeente Rotterdam en/of althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkel heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid cosmetica-artikelen en/of verzorgingsproducten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Kruidvat, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s); 2. zij in of omstreeks 12 november 2003 tot en met 02 februari 2004 te Rotterdam, (althans) in de gemeente Rotterdam en/of te Beverwijk, (althans) in de gemeente Beverwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen een (grote) hoeveelheid cosmetica-artikelen en/of verzorgingsproducten en/of parfum (afkomstig van en/of gestolen uit winkelbedrijf Kruidvat gelegen op/aan de Waterstraat te Tiel en/of winkelbedrijf Etos gelegen op/aan de Heuvel te Oss en/of winkelbedrijf Trekpleister gelegen op/aan de Heuvelstraat te Oss en/of winkelbedrijf V&D gelegen op/aan de Walstraat te Oss en/of winkelbedrijf Kruidvat gelegen op/aan 't Dorp te Heesch), terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld(e) goed(eren) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen); althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt: zij op of omstreeks 12 november 2003 te Tiel, (althans) in de gemeente Tiel en/of te Oss, (althans) in de gemeente Oss en/of te Heesch, (althans) in de gemeente Bernheze en/of te Rotterdam, (althans) in de gemeente Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, in elk geval eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen goederen, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), te weten: - in/uit een winkel, gelegen aan de Waterstraat te Tiel, een (grote) hoeveelheid cosmetica-artikelen (te weten mascara), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Kruidvat en/of - in/uit een winkel, gelegen aan de Heuvel te Oss, een (grote) hoeveelheid verzorgingsproducten (te weten tandpasta en/of deodorant), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Etos en/of - in/uit een winkel, gelegen aan de Heuvelstraat te Oss, een (grote) hoeveelheid cosmetica-artikelen (te weten mascara en/of foundation), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Trekpleister en/of - in/uit een winkel, gelegen aan de Walstraat te Oss, een (grote) hoeveelheid cosmetica-artikelen en/of een flesje parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf V&D en/of - in/uit een winkel, gelegen aan 't Dorp te Heesch, een (grote) hoeveelheid cosmetica-artikelen (te weten (onder meer) mascara), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Kruidvat; 3. zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met 2 februari 2004 te Tiel, (althans) in de gemeente Tiel en/of te Geldermalsen, (althans) in de gemeente Geldermalsen en/of te Apeldoorn, (althans) in de gemeente Apeldoorn en/of Rotterdam, (althans) in de gemeente Rotterdam en/of te Beverwijk, (althans) in de gemeente Beverwijk en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie (samen met (onder meer) [medeverdachten]), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (samen met (onder meer) bovengenoemde personen) plegen van diefstallen van (onder meer) cosmetica-artikelen en/of verzorgingsproducten uit winkels en/of het helen van (onder meer) cosmetica-artikelen en/of verzorgingsproducten; 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 14 mei 2004 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.W Syrier, advocaat te Nieuwegein. Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: * B. Tax, gemachtigde van M.H. Slijkhuis. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar en zes maanden onvoorwaardelijk, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gevorderd dat deze dient te worden afgewezen nu de in deze vordering genoemde goederen aan de benadeelde partij zijn teruggegeven en de overige kosten, de tien werkuren, op geen enkele wijze zijn gemotiveerd. Verdachte en haar raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. Ter terechtzitting heeft de raadsman betoogd dat: 1. Het onderzoek is gestart op grond van CIE-informatie, terwijl de betrouwbaarheid van de informant niet is getoetst, en 2. dat op grond van deze CIE-informatie bevelen ex artikelen 126m, 126n en 126o van het Wetboek van Strafvordering zijn gedaan zonder dat daar enige grond (kennelijk bedoeld de raadsman verdenking) voor was. Naar de mening van de raadsman zijn de krachtens de bevelen uitgevoerde opsporingsmethoden onrechtmatig geweest en dienen de resultaten daarvan als onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen van het bewijs te worden uitgesloten. Voorop wordt gesteld dat de rechtbank de aannemelijkheid van de verdenking ex ante en slechts marginaal kan toetsen. Met inachtneming van vorenstaande, zal de rechtbank aldus nagaan of gemeten naar hetgeen toen bekend was bij de opsporingsambtenaren de conclusie gerechtvaardigd was dat er sprake was van een verdenking. Uit het aan de raadsman toegezonden dossier betreffende de verdachte volgt dat er reeds een onderzoek gaande was tegen de medeverdachte [medeverdachte]. Voorts wordt door de vreemdelingenpolitie op 8 oktober 2003 verdachte en haar medeverdachten [medeverdachte] tezamen waargenomen. En tenslotte wordt in de CIE-informatie één van beide broers genoemd als opdrachtgever van de diefstallen en wordt medeverdachte [medeverdachte] genoemd als één van de stelers. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen de conclusie dat ten aanzien van verdachte sprake was van een verdenking als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Van onrechtmatig verkregen bewijs is dan ook geenszins sprake. Voorts heeft de raadsman betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging nu de raadsman geen BOB-stukken heeft aangetroffen in het dossier en de stukken slechts een half uur vóór de zitting heeft kunnen inzien. De rechtbank overweegt als volgt. Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging als voorzien in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering komt slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De verdediging is in de gelegenheid geweest om kennis te kunnen nemen van deze stukken. Nadat de verdediging de beschikking kreeg over het proces-dossier, hetgeen ruimschoots voor het onderzoek ter terechtzitting is ontvangen, had aanvulling met de BOB-stukken verzocht kunnen worden. Dit heeft de verdediging nagelaten. Eerst op 12 mei 2004, twee dagen voor aanvang van het onderzoek ter terechtzitting, verzoekt de verdediging het openbaar ministerie hem de stukken te doen toekomen. De verdediging heeft voor aanvang van het onderzoek ter terechtzitting de BOB-stukken in kunnen zien. Gelet op bovenstaande is niet aannemelijk geworden dat van een dergelijke ernstige inbreuk sprake is geweest op grond waarvan het verweer van de raadsman wordt verworpen. Tenslotte stelt de raadsman dat de bijzondere opsporingsmiddelen zijn gebruikt zonder dat is voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Eén van de voorwaarden voor het opnemen van telecommunicatie of het uitvoeren van observaties als bedoeld in de artikelen 126m en 126o van het Wetboek van Strafvordering is dat het gaat om een misdrijf waarvoor een ernstige inbreuk op de rechtsorde is gemaakt. Uit de wetsgeschiedenis zijn in dit verband als voorbeelden genoemd: moord, handel in drugs, mensenhandel, omvangrijke milieudelicten en wapenhandel. In de onderhavige zaak betrof het de verdenking dat verdachte en zijn medeverdachten op grote schaal en in georganiseerd verband diefstallen pleegden in cosmeticawinkels terwijl de gestolen voorwerpen werden verkocht op de "Zwarte Markt" in Beverwijk. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt deze vorm van georganiseerde vermogenscriminaliteit het opnemen van telecommunicatie en het uitvoeren van observaties. Voor het overige heeft de raadsman slechts in algemene bewoordingen de vraag gesteld of wel voldaan is aan het subsidiariteitsvereiste ("niet eerst n.a.v. aangiften een inventarisatie maken?") hetgeen naar het oordeel van de rechtbank daarom geen bespreking behoeft. 3. De beslissing inzake het bewijs Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 1 primair, 2 primair en 3 heeft begaan, waarbij de rechtbank in het sub 2 primair tenlastegelegde in de eerste regel na "in" inleest "de periode van" en in de vierde regel tussen "verworven" en "voorhanden" inleest "en" in verband met een betere leesbaarheid van de tenlastelegging, door welke inlezingen verdachte niet in haar verdediging wordt geschaad, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: 1. zij in of omstreeks de periode van 5 november 2003 tot en met 2 februari 2004 te Rotterdam, (althans) in de gemeente Rotterdam en/of te Beverwijk, (althans) in de gemeente Beverwijk en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid cosmetica-artikelen en/of verzorgingsproducten en/of parfum (afkomstig van en/of gestolen uit winkelbedrijf Kruidvat gelegen op/aan het Amsteldiep te Capelle aan den IJssel) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) (telkens) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goed(eren) wist(en) dat het (een) door een misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen); 2. zij in de periode van of omstreeks 12 november 2003 tot en met 02 februari 2004 te Rotterdam, (althans) in de gemeente Rotterdam en/of te Beverwijk, (althans) in de gemeente Beverwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft verworven en voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen een (grote) hoeveelheid cosmetica-artikelen en/of verzorgingsproducten en/of parfum (afkomstig van en/of gestolen uit winkelbedrijf Kruidvat gelegen op/aan de Waterstraat te Tiel en/of winkelbedrijf Etos gelegen op/aan de Heuvel te Oss en/of winkelbedrijf Trekpleister gelegen op/aan de Heuvelstraat te Oss en/of winkelbedrijf V&D gelegen op/aan de Walstraat te Oss en/of winkelbedrijf Kruidvat gelegen op/aan 't Dorp te Heesch), terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld(e) goed(eren) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen); 3. zij in of omstreeks de periode van 01 mei 2003 tot en met 2 februari 2004 te Tiel, (althans) in de gemeente Tiel en/of te Geldermalsen, (althans) in de gemeente Geldermalsen en/of te Apeldoorn, (althans) in de gemeente Apeldoorn en/of Rotterdam, (althans) in de gemeente Rotterdam en/of te Beverwijk, (althans) in de gemeente Beverwijk en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie (samen met (onder meer) [medeverdachten] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte]), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (samen met (onder meer) bovengenoemde personen) plegen van diefstallen van (onder meer) cosmetica-artikelen en/of verzorgingsproducten uit winkels en/of het helen van (onder meer) cosmetica-artikelen en/of verzorgingsproducten; Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2 primair telkens: Het medeplegen van het misdrijf: opzetheling, meermalen gepleegd. Ten aanzien van feit 3: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. De feiten zijn strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op: - het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 17 april 2004 en - een voorlichtingsrapport van de Stichting Reclassering Nederland gedateerd 30 april 2004 betreffende verdachte. De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. Na, zoals uit het dossier blijkt, aanvankelijk zelf winkeldiefstallen te hebben gepleegd, heeft verdachte later, samen met anderen, zich de rol van heler aangemeten waarbij zeer veel Mongolen (verdachte zelf spreekt over een totaal van 56) de door hen gestolen goederen aan verdachte verkochten. Daarnaast maakte verdachte deel uit van een criminele organisatie. Het was verdachte die, samen met anderen, veelvuldig gestolen goederen kocht van de stelers om deze goederen vervolgens te (doen) verkopen op de markt in Beverwijk. Gelet op de grote regelmaat van de door verdachte gepleegde feiten alsmede de schade die daaruit voortvloeide, waarbij de rechtbank in het bijzonder doelt op het feit dat de winkelwaarde van de mede onder verdachte inbeslaggenomen gestolen goederen alleen al ruim ? 700.000,-- bedroeg, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf, gelijk aan de eis van de officier van justitie hier op zijn plaats is. 6a. De beoordeling van de civiele vorderingen De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen. De goederen welke benadeelde partij opvoert zijn, zo blijkt uit een op 24 november 2003 door M.H. Slijkhuis ondertekende ontvangstbevestiging aan haar geretourneerd. Daarbij komt dat de vordering tot vergoeding voor 10 werkuren a ? 35,-- niet nader is gemotiveerd en onderbouwd. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 57, 140, 416 van het Wetboek van Strafrecht. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) jaar en zes (6) maanden. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht. beslissing op de vordering van de benadeelde partij: Wijst de vordering van de benadeelde partij M.H. Slijkhuis af. Benadeelde partijen Benadeelde partijen Aldus gewezen door: mr. J.P. Bordes, rechter, als voorzitter, mr. M. Jurgens, rechter, mr. M. Jansen, rechter, in tegenwoordigheid van R. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 mei 2004.