Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO9833

Datum uitspraak2004-05-18
Datum gepubliceerd2004-05-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/004160-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

verdachte, een aan drugs verslaafde, stal een aantal tasjes van doorgaans oudere dames, stal geld van twee winkels en vernielde een ruit. mede ter bescherming van de maatschappij tegen verdachtes gedrag wordt aan hem vier jaar gevangenisstraf opgelegd.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 4160/04 STRAFVONNIS Uitspraak: 18 mei 2004 De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [verdachte], geboren te [plaats en datum] 1978, wonende te [woonplaats], thans verblijvende in het huis van bewaring te [plaats] terechtstaande terzake dat: 1. hij op of omstreeks 25 februari 2004 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij die [benadeelde 1] heeft geduwd (tegen de schouder) (teneinde haar uit haar evenwicht te brengen en/of te laten vallen en/of af te leiden) en/of/althans die (oude) vrouw ten val heeft geprobeerd te brengen, terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, te weten het Redemptoristenpark, althans enige openbare weg; (pnr 4160-04) art 312 lid 2 ahf, sub 1 Wetboek van Strafrecht art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op of omstreeks 25 februari 2004 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (op de Gronausestraat) heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2]; (pnr 4160-04) art 310 Wetboek van Strafrecht 3. hij op of omstreeks 25 februari 2004 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij tegen die [benadeelde 3] is aangelopen en/of (vervolgens) de tas van die [benadeelde 3] (met kracht) van haar schouder heeft gerukt en/of getrokken en/of/althans die vrouw (daardoor) ten val heeft gebracht, terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, te weten de Korte Haaksbergerstraat, althans enige openbare weg; (pnr 4160-04) art 312 lid 2 ahf, sub 1 Wetboek van Strafrecht art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht 4. hij op of omstreeks 26 februari 2004 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij die [benadeelde 4] (van achteren) vast heeft gegrepen en/of een arm om die [benadeelde 4] heen heeft geslagen en/of die [benadeelde 4] naar achteren heeft getrokken en/of heeft meegesleurd en/of de tas van de schouder van die [benadeelde 4] heeft getrokken en/of zich (vervolgens) (telkens) heeft geprobeerd los te rukken en/of te trekken uit de greep van een of meer bewaker(s) ([bewaker1] en/of [bewaker2]) en/of van degene(n) die die bewaker(s) bijstond(en) en/of een hamer heeft getoond aan een of meer van die bewaker(s) en/althans een hamer heeft (weg)geworpen in de richting van een of meer van die bewaker(s), terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, te weten het parkeerterrein van het MST, gelegen parallel aan de Haaksbergerstraat, althans enige openbare weg; (pnr 4160-04) art 312 lid 2 ahf, sub 1 Wetboek van Strafrecht art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht 5. hij op of omstreeks 19 februari 2004, in de gemeente Enschede, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in of uit (de kassa van) een aan de Gronausestraat aldaar gevestigde winkel, (Albert Heijn) een bedrag aan geld (tot een totaalbedrag van ongeveer Eur. 140,=, in elk geval enig bedrag aan geld) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de firma Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; art 310 Wetboek van Strafrecht 6. hij op of omstreeks 20 februari 2004, in de gemeente Enschede, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen in of uit (de kassa van) een aan de Kerkstraat aldaar gevestigde winkel (Sjarlot), een bedrag aan geld (tot een totaalbedrag van ongeveer Eur. 445,=, in elk geval enig bedrag aan geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] en/of Kinder Boetiek Sjarlot, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (10.111/04); art 310 Wetboek van Strafrecht 7. hij op of omstreeks 18 februari 2004, in de gemeente Enschede, meermalen, in elk geval eenmaal (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruit(en) van een aan de Rondostraat aldaar gelegen woning, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 6] en/of de woningstichting Domijn, in ieder geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt, door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk bedoelde ruit stuk te slaan of te duwen of te schoppen of te trappen, althans te forceren; (10.103/04); art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en/of namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 tot en sub 7 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 25 februari 2004 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [benadeelde 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij die [benadeelde 1] heeft geduwd (tegen de schouder) teneinde haar uit haar evenwicht te brengen, terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, te weten het Redemptoristenpark; 2. hij op 25 februari 2004 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (op de Gronausestraat) heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [benadeelde 2]; 3. hij op 25 februari 2004 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [benadeelde 3], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [benadeelde 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij tegen die [benadeelde 3] is aangelopen en vervolgens de tas van die [benadeelde 3] met kracht van haar schouder heeft getrokken en die vrouw daardoor ten val heeft gebracht, terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, te weten de Korte Haaksbergerstraat; 4. hij op 26 februari 2004 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [benadeelde 4], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [benadeelde 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij die [benadeelde 4] van achteren vast heeft gegrepen en een arm om die [benadeelde 4] heen heeft geslagen en die [benadeelde 4] naar achteren heeft getrokken en heeft meegesleurd en de tas van de schouder van die [benadeelde 4] heeft getrokken en zich vervolgens heeft geprobeerd los te rukken en/of te trekken uit de greep van een bewaker [bewaker1] en van degene die die bewaker bijstond en een hamer heeft geworpen in de richting van een of meer van die bewakers, terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, te weten het parkeerterrein van het MST, gelegen parallel aan de Haaksbergerstraat; 5. hij op 19 februari 2004, in de gemeente Enschede, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit de kassa van een aan de Gronausestraat aldaar gevestigde winkel, (Albert Heijn) een bedrag aan geld (tot een totaalbedrag van ongeveer Eur. 140,=, toebehorende aan de firma Albert Heijn; 6. hij op 20 februari 2004, in de gemeente Enschede, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen uit de kassa van een aan de Kerkstraat aldaar gevestigde winkel (Sjarlot), een bedrag aan geld (tot een totaalbedrag van ongeveer Eur. 445,=), toebehorende aan [benadeelde 5] en/of Kinder Boetiek Sjarlot; 7. hij op 18 februari 2004, in de gemeente Enschede, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een aan de Rondostraat aldaar gelegen woning, toebehorende aan [benadeelde 6] en/of de woningstichting Domijn, heeft vernield, door toen daar opzettelijk en wederrechtelijk bedoelde ruit stuk te slaan; Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het telastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 1 tot en met sub 7 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert op: wat betreft sub 1, sub 3 en sub 4, telkens het misdrijf: "Diefstal vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg", strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht; en wat betreft sub 2, sub 5 en sub 6 telkens het misdrijf: "Diefstal", strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht; en wat betreft sub 7 het misdrijf: "Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen", strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht; De verdachte is strafbaar, aangezien niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake de feiten sub 1 tot en met sub 7 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren met aftrek van het voorarrest en TBS met dwangverpleging, met toewijzing van de drie civiele vorderingen en oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel, en met onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen klauwhamer. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Verdachte heeft zich aan een drietal tasjesroven schuldig gemaakt. Daarnaast heeft hij een drietal geraffineerde diefstallen en een vernieling gepleegd. Verdachte koos daarbij zijn slachtoffers, oude weerloze vrouwen, zorgvuldig uit. De drijfveer van zijn crimineel gedrag was het verkrijgen van financiële middelen teneinde zijn drugsverslaving te kunnen bekostigen. Met name de tasjesroven en de diefstallen houden een brutale en ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Zij die slachtoffer worden - vaak weerloze personen – worden niet enkel materieel, door ontvreemding van eigendom gedupeerd, maar lijden, naar ervaring leert en op zitting ook zichtbaar, ook ernstig immaterieel nadeel in vorm van gevoelens van onzekerheid en onveiligheid. Voor wat betreft de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen, de door de sociaal geneeskundige AGZ mr. D.F.J Hoekstra en de zenuwarts J. Dam omtrent verdachte opgemaakte rapportages welke verkort en zakelijk weergeven de volgende gezamenlijke conclusie hebben: Bij verdachte is sprake van een verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek met afhankelijke en antisociale trekken. Verdachte is in staat het wederrechtelijke en ongeoorloofde van de ten laste gelegde feiten te onderkennen maar was door zijn zo grote behoefte (afhankelijkheid) ten aanzien van drugs niet in staat zijn wil in vrijheid naar dat besef te bepalen en moet daarom als in licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht worden. De rechtbank is anders dan de officier van justitie van oordeel, gelet op de aard van de gepleegde feiten en mede gelet op de conclusies van de deskundigen dat het onmogelijk blijkt om betrokkene in het kader van een TBS met dwangverpleging in een kliniek te plaatsen en het voorts niet mogelijk is betrokkene in een andere mindere setting onder te brengen en er aldus ook geen invulling kan worden gegeven aan een TBS met voorwaarden De maatschappij zal daarentegen, gelet op de inhoud voormelde rapportages van de deskundigen en de reclassering en het leed dat hij veroorzaakt heeft beschermd dienen te worden tegen verdachtes gedrag. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidstraf dient te worden opgelegd die hoger is dan door de officier van justitie is gevorderd. motivering onttrekking [weggelaten]. De rechtbank overweegt verder, dat [benadeelde 5], [naam] en [benadeelde 3], ter zake van de feiten 3, 5 en 6, zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier zich als benadeelde partij heeft gevoegd in het strafproces, en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave heeft gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partijen respectievelijk tot bedragen van € 350,=, € 140,= en € 310,=. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze vorderingen van de benadeelde partijen geheel gegrond, aangezien op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door het bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade is toegebracht. De schade bedraagt de gevorderde bedrag van respectievelijk € 350,=, € 140,= en € 310,=, zodat de vordering toewijsbaar zijn. De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feiten zijn toegebracht. De na te melden straf en maatregel zijn gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart bewezen, dat het sub 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5, sub 6 en sub 7 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaar. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen klauwhamer. Veroordeelt verdachte, terzake van de bewezen feiten sub 3, sub 5 en sub 6 tot betaling aan de benadeelde partijen: - [benadeelde 3] [adres], - [naam] [adres], - [benadeelde 5] [adres] van bedragen respectievelijk groot: € 310,=, €140,= en €350,=. Veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering. Legt de maatregel op dat veroordeelde verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feiten sub 3, sub 5 en sub 6 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedragen respectievelijk groot €310,=, €140,= en €350,= ten behoeve van de voornoemde benadeelden, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van respectievelijk 6, 2 en 7 dagen zal worden toegepast. Verstaat dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 1 tot en met sub 7 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Aldus gewezen door mr. Blomhert, voorzitter, mr. Drewes en mr. Veurink, rechters, in tegenwoordigheid van Veldhuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 mei 2004. Zijnde mr. Veurink, wegens uitstedigheid niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.