Jurisprudentie
AO7867
Datum uitspraak2004-04-20
Datum gepubliceerd2004-04-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/009050-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-04-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/009050-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
Rechtbank Amsterdam doet uitspraak in voorkenniszaak.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: [nummer]
Datum uitspraak: 20 april 2004
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, 5de meervoudige kamer D, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres], [woonplaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 en 6 april 2004.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
…
3. Waardering van het bewijs
3.1 DE BEWIJSMIDDELEN:
Aangifte door Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) van 20 december 2001, met [kenmerk], van mogelijk gebruik van voorwetenschap bij de handel in aandelen Kempen & Co N.V., inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 22 mei 2001, gedurende een handelsonderbreking, publiceert Kempen het persbericht waarin het bedrijf bekend maakt dat Dexia Groep (Dexia) voornemens is via haar dochter Dexia Banque Internationale à Luxembourg een bod uit te brengen op alle uitstaande aandelen Kempen. Het voorgenomen bod bedraagt 83,50 euro per aandeel in contanten. De koers van de aandelen Kempen stijgt in de periode voorafgaand aan het persbericht van 22 mei 2001 van 62 euro (slotkoers 18 mei 2001) naar 63,05 (laatste koers voor de handelsonderbreking op 22 mei 2001). Na publicatie van het persbericht stijgt de koers van de aandelen Kempen naar 82,55 euro (slotkoers 23 mei 2001).
Uit informatie van Rabobank Nederland blijkt dat door [medeverdachte 1] op 22 mei 2001, voorafgaand aan de handelsonderbreking en het persbericht, 1500 aandelen Kempen worden gekocht.
Uit informatie van ABN Amro bank N.V. (ABN Amro) blijkt dat door [medeverdachte 1] op 22 mei 2001, voorafgaand aan de handelsonderbreking en het persbericht, 5000 aandelen Kempen worden gekocht.
Uit informatie van ABN Amro blijkt dat door de [verdachte] op 22 mei 2001, voorafgaand aan de handelsonderbreking en het persbericht, 100 aandelen Kempen worden gekocht.
Uit informatie van ABN Amro blijkt dat door [medeverdachte 2] op 22 mei 2001, voorafgaand aan de handelsonderbreking en het persbericht, 117 aandelen Kempen worden gekocht.
[medeverdachte 1] heeft op 22 mei 2001 daarmee in totaal 6500 aandelen gekocht voor een bedrag van 410.025 euro. Voorts worden op 22 mei via een interne overboeking bij de Rabobank 2193 aandelen Kempen overgeboekt van de effectenrekening van de B.V. van [medeverdachte 1] ([naam] B.V.) naar de privé-effectenrekening van [medeverdachte 1]. Na de publicatie van het persbericht van 22 mei 2001 worden voor rekening van [medeverdachte 1] 5.850 aandelen verkocht en 8.182 aandelen aangemeld in het kader van het bod.
In de door de STE onderzochte periode van 1 september 2000 tot en met 1 september 2001 verricht [medeverdachte 1], naast zijn transacties in aandelen Kempen, drie effectentransacties. Uit de bij de transacties in aandelen Kempen gemaakte bandopnamen blijkt dat [medeverdachte 1] bij zijn aankooptransacties via Rabobank zeker wil weten dat de aankooporder in zijn geheel wordt uitgevoerd, ondanks dat door de uitvoering van deze order zijn effectenkredietlimiet van NLG 500.000 mogelijk wordt overschreden.
Uit de informatie van de gemeenten blijkt dat [medeverdachte 1] twee kinderen heeft: de [verdachte] en [medeverdachte 3]. Zij is getrouwd met [echtgenoot]. Uit de van Kempen ontvangen informatie blijkt dat de [echtgenoot] binnen Kempen werkzaam is als Directeur Institutionele Relaties.
In de door de STE onderzochte periode van 1 september 2000 tot en met 1 september 2001 verricht [verdachte], naast zijn transacties in aandelen Kempen, twee effectentransacties, een verkoop van vier warrants in verband met de afloop van deze warrants, en een inschrijving op een emissie. Uit de transactiegegevens van de aankooptransactie voor [verdachte] op 22 mei 2001 blijkt dat de eerste opdracht voor het bewerkstelligen van deze transactie een aankoopopdracht voor 100 aandelen Kempen met een limiet van 62 euro is. Deze opdracht wordt binnen een half uur gecanceld. Vervolgens wordt opdracht gegeven tot de aankoop van 100 aandelen Kempen bestens. Deze opdracht wordt als zodanig uitgevoerd.
In de door de STE onderzochte periode van 1 september 2000 tot en met 1 september 2001 verricht [medeverdachte 2], naast haar transacties in aandelen Kempen, een effectentransactie, een kooptransactie in ABN Amro obligaties. Uit de transactiegegevens van de aankooptransactie voor [medeverdachte 2] op 22 mei 2001 blijkt dat de eerste opdracht voor het bewerkstelligen van deze transactie een aankoopopdracht voor 117 aandelen Kempen met een limiet van 62 euro is. Deze opdracht wordt binnen een half uur gecanceld. Vervolgens wordt opdracht gegeven tot de aankoop van 117 aandelen Kempen bestens. Deze opdracht wordt als zodanig uitgevoerd.
Uit de informatie van de gemeente blijkt dat [medeverdachte 2] woonachtig is op hetzelfde adres als [verdachte].
De hieronder vermelde combinaties van cijfers en letters verwijzen telkens naar de desbetreffende vindplaats in het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD met het [nummer]
VE04-01 [echtgenoot], inhoudende zijn eerste verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik ben gehuwd met [medeverdachte 3]
VE04-02 [echtgenoot], inhoudende diens verklaring, zakelijk weergegeven:
Sinds september 1996 werk ik bij Kempen Capital Management. Ik had in de periode mei 2001 met [directielid] te maken, hij was directielid van Kempen en Co. Ik hoorde voor het eerst van de overname van Kempen door Dexia toen ik werd gebeld door [directielid] op mijn [vakantieadres]. Op 21 mei rond 21:00 uur belde hij. Hij vertelde mij dat de volgende dag bekend gemaakt zou worden dat Kempen overgenomen zou worden door Dexia. Mijn vrouw heeft het telefoongesprek gehoord. Ik heb het met mijn vrouw na het telefoontje over de overname gehad. Ik kan mij niet herinneren of mijn vrouw met haar ouders heeft gebeld op 21 mei 2001. Na het persbericht en mogelijk de dag daarop volgend heb ik pas met ouders en schoonfamilie gebeld en het over de overname gehad.
De ongenummerde 2e verklaring van [medeverdachte 3], inhoudende, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij van wie ik heb vernomen dat er een bod op de aandelen Kempen en Co lag. Ik heb dat vernomen van mijn man. Hij werd gebeld door een collega van destijds. U zegt mij dat mijn man heeft verklaard dat deze informatie op de avond van 21 mei op of omstreeks 21:00 tot hem is gekomen. Ik merkte aan het gesprek dat mijn man enigszins verbaasd of onder de indruk was. Ik heb flarden opgevangen. Ik heb uit de flarden begrepen dat Kempen en Co overgenomen zou worden. Ik durf niet met zekerheid te zeggen of ik het die avond ook van mijn man te horen heb gekregen dan wel dat we het besproken hebben. Ik weet wel dat we er over gepraat hebben maar dat zou ook de volgende dag of twee dagen later kunnen zijn.
VE05-03 [medeverdachte 3], inhoudende haar verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik kan mij niet herinneren of ik op de avond van 21 mei 2001 heb gebeld met mijn ouders. Wij waren toen op vakantie en ik had geregeld contact met mijn ouders, zelfs op vakantie.
VE01-06 [medeverdachte 1], inhoudende diens zesde verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik hoor u zeggen dat mijn zoon, [verdachte], op 22 mei 2001 op of omstreeks 9:45 uur 100 aandelen Kempen heeft gekocht, [medeverdachte 2] die samenwoont met mijn zoon op 22 mei 2001 op of omstreeks 9:45 uur 117 aandelen Kempen heeft gekocht en ikzelf in totaal 6500 aandelen Kempen heb gekocht. Deze aankopen en de uitvoering daarvan hebben allemaal plaatsgevonden op 22 mei 2001 tussen 9:00 uur en 11:00 uur, voor publieke bekendmaking van het voorgenomen bod van Dexia. Dat is juist. De verklaring voor het feit dat ikzelf, mijn zoon en [medeverdachte 2] vrijwel gelijktijdig aandelen Kempen hebben gekocht is dat ik hem (de rechtbank leest: mijn zoon) op maandagavond de 21e heb gebeld, dat was na het journaal van 22:00 uur, en heb gezegd: "Als ik jou was zou ik wat Kempen & Co kopen vanwege positieve koopsignalen. Ik heb gezegd dat ik ze de volgende dag ook zou kopen."
VE02-01 [verdachte], inhoudende diens eerste verklaring, zakelijk weergegeven:
Mijn burgerlijke staat is samenwonend met [medeverdachte 2]. Ik heb het weleens met mijn vader over de aandelenmarkt. Mijn vader geeft mij dan wel adviezen. Ik beslis eigenlijk altijd zelf met betrekking tot mijn aandelenportefeuilles. Met mijn vader heb ik wel eens over aandelen gesproken en dus ook over de aandelen Kempen & Co. Mijn vader heeft mij wel eens een tip gegeven dat ik aandelen moest kopen in onder andere het fonds Kempen & Co. Mijn vader gaf dit advies met name omdat de aandelen Kempen & Co toen laag stonden en weer in stijgende koers waren. Ik heb toen tegen mijn partner gezegd dat ik voor mijzelf en haar toch wat aandelen Kempen & Co ging kopen.
VE02-02 [verdachte], inhoudende diens tweede verklaring, zakelijk weergegeven:
Ik heb de aandelen gekocht voor de datum dat Dexia bekend maakte dat Kempen & Co overgenomen werd. Dit is ook de enige transactie die ik in de aandelen Kempen & Co heb gedaan. Het ging hier om 100 aandelen en voor mijn partner 117 aandelen in het fonds Kempen & Co. Ik zelf verrichtte feitelijk de transactie voor mijn partner. Ik heb voor mijn partner de transactie in het fonds Kempen & Co van 117 aandelen uitgevoerd. Ik heb geen machtiging op haar rekening, maar de ABN Amro accepteert de transacties die ik voor mijn partner bij de bank telefonisch doorgeef.
T01-03 proces-verbaal van uitluisteren telefoonverkeer tussen [echtgenoot] en [medeverdachte 3] op 28 augustus 2002 van 15:08 tot en met 15:11, inhoudende, zakelijk weergegeven:
[echtgenoot] belt naar [medeverdachte 3] en zegt dat hij op kantoor zit bij de directie en sinds binnenkomst is gehoord door de Fiod inzake transacties van zijn schoonfamilie. In het gesprek wordt het volgende gezegd, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte 3]: Je hebt er niks mee te maken (…)
[medeverdachte 3]: Het is mijn schuld gewoon.
[echtgenoot]: Ja ik heb oo, ja eh maar, schat dat doen we niet over de telefoon.
en van 15:15 tot 15:18, inhoudende zakelijk weergegeven:
[echtgenoot]: Ik heb alleen gezegd ik heb geen contact vooraf gehad met mijn schoonouders of schoonfamilie en of jij dat hebt gedaan dat weet ik niet. (…)
[echtgenoot]: Nee, ik ben door [directielid], en jij hebt dat telefoongesprek daar was je bij dus je wist van die overname, je hebt het gehoord en meer weet ik niet. (…)
[medeverdachte 3]: Je hebt de waarheid verteld, dat is goed (…)
[medeverdachte 3]: Daar ben ik blij om (…) ik vind het zo erg wat ik heb gedaan voor je. (…)
[medeverdachte 3].: Het is allemaal mijn schuld. (…)
[medeverdachte 3].: Ik heb het gedaan. (…)
[echtgenoot]: Mijn god, waarom heeft hij dit gedaan?
[medeverdachte 3].: Hij wou ook zo graag geluk hebben denk ik, hij had zoveel pech gehad (…) hij had er al zo veel mee verloren.
3.2 DE STANDPUNTEN VAN DE VERDACHTEN
In het licht van gebezigde bewijsmiddelen hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich op de volgende standpunten gesteld.
3.2.1 Standpunt [medeverdachte 1]
Hij was niet op de hoogte van het overnamebod van Dexia en de door hem verrichte transacties waren dus ook niet door die wetenschap waren ingegeven. [medeverdachte 1] heeft zowel tijdens het voorbereidend onderzoek als op de zitting uitgebreid uiteengezet hoe hij tot de door hem verrichte transacties is gekomen. Samengevat komt het er op neer dat hij het fonds Kempen & Co al geruime tijd volgt door onder meer beleggingsbladen te lezen en aandeelhoudersvergaderingen te bezoeken, dat in de periode voorafgaand aan de transacties de signalen over Kempen & Co van alle kanten zeer positief waren en dat een artikel in het blad Perspekt van mei 2001 voor hem de doorslag gaf om de onderhavige transacties uit te voeren; door opeenstapeling van goede berichten en het artikel in het beleggersblad Perspekt stonden alle lichten op groen. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij op zondagavond 20 mei 2001 het artikel in Perspekt heeft gelezen dat hij een en ander een dag heeft laten bezinken en dat hij de dag daarop op 22 mei 2001 zoals zijn gewoonte is in een keer de voor hem, gelet op zijn speculatieve beleggingsgedrag, niet ongebruikelijk grote transacties heeft uitgevoerd.
3.2.2 Standpunt verdachte
Hij heeft niet met voorwetenschap gehandeld. Zijn vader zou hem
reeds op zondagavond van 20 mei 2001 hebben aangeraden de aandelen te kopen.
3.2.3 Standpunt [medeverdachte 3]
Zij heeft geen voorwetenschap aan haar vader doorgegeven. Zij was
weliswaar globaal op de hoogte van het overnamebod van Dexia, maar heeft daar voor het persbericht niet met haar ouders over gesproken. Over de telefoongesprekken met haar man waarin zij spreekt over haar schuld en dat zij het heeft gedaan, verklaart zij dat dit niet letterlijk is bedoeld maar dat zij daarmee heeft bedoeld dat als zij niet de dochter van haar vader was geweest haar man niet in de problemen zou zijn gekomen.
3.3 DE OVERWEGINGEN VAN DE RECHTBANK
De rechtbank overweegt met betrekking tot de gebezigde bewijsmiddelen en de door verdachte en zijn medeverdachten ingenomen standpunten het volgende.
De door [medeverdachte 1] naar voren gebrachte informatie over Kempen waarop hij zijn transacties zou hebben gebaseerd is weliswaar in enige mate positief, maar kan geen verklaring vormen voor de snelheid en het ongeduld waarmee, en de mate waarin hij zijn positie in het fonds heeft uitgebreid.
[medeverdachte 3] heeft ter terechtzitting verklaard ook gedurende haar vakanties zeer frequent telefonisch contact te onderhouden met haar ouders. De verklaringen van [echtgenoot] en [medeverdachte 3] laten de mogelijkheid open dat [medeverdachte 3] op de avond dat [echtgenoot] het bericht van [directielid] ontving, telefonisch contact met [medeverdachte 1] heeft gehad.
De in het tweede hiervoor weergegeven telefoongesprek voorkomende uitspraak van [echtgenoot]: "Mijn God, waarom heeft hij dit gedaan" ziet de rechtbank als een uiting van verwondering over iets wat zijn schoonvader [medeverdachte 1] heeft gedaan, dat kennelijk niet geoorloofd was en laat zich niet rijmen met een bij toeval ongelukkig getimede transactie van zijn schoonvader, die [echtgenoot] in diskrediet kon brengen. Gelet op de verdere inhoud van het telefoongesprek kan die uitspraak bezwaarlijk op iets anders betrekking hebben dan de door [medeverdachte 1] verrichte transacties.
De hierboven weergegeven uitspraak van [medeverdachte 3], "Ik heb het gedaan" bezien in de context van het telefoongesprek kan de rechtbank niet anders begrijpen dan dat dit betrekking heeft op een actief handelen. De rechtbank volgt [medeverdachte 3] derhalve niet in haar betoog dat zij zich met deze uitlating slecht slechts het verwijt maakt dat door haar enkele familierelatie haar echtgenoot en haar vader blootgesteld zijn aan de verdenking van betrokkenheid bij voorkennis.
Gelet op:
- de familierelatie tussen de verdachte en de beide medeverdachten;
- het telefoongesprek over de overname tussen [directielid] en de echtgenoot van [medeverdachte 3] van 21 mei 2001, van de inhoud waarvan [medeverdachte 3] op de hoogte was;
- de telefonische tip van [medeverdachte 1] aan [verdachte];
- de kennelijke haast en urgentie die [medeverdachte 1] en [verdachte] bij het verstrekken van de kooporders aan de dag legden;
- de waar het [medeverdachte 1] betreft, zeer omvangrijke en dus opmerkelijke aankoop (ongeveer 1/3 van de dagomzet van 22 mei 2001 in het aandeel Kempen & Co N.V.) en
- de eveneens op 22 mei 2001 verstrekte aankooporders door W.C.J. ten laste van zijn eigen bankrekening en die van zijn partner;
- het maximaal benutten door verdachte en [medever[medeverdachte 1]chte 1] van hun kredietfaciliteit bij de bank
een en ander in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot de slotsom - hoewel er geen rechtstreeks bewijs voorhanden is dat verdachte heeft gehandeld met voorkennis - dat verdachte bij het bewerkstelligen van de transacties bekend moet zijn geweest met koersgevoelige omstandigheden betreffende dit aandeel als vermeld in het op 22 mei 2001 verschenen persbericht, althans de essentie daarvan. Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de betreffende informatie van zijn vader heeft verkregen.
Het is immers niet gebleken of aannemelijk dat anderen dan [echtgenoot] of [medeverdachte 3] die bekend waren met het overnamebod in enige relatie stonden met [medeverdachte 1] of [verdachte] en hen de informatie hadden kunnen verschaffen. Resteert de conclusie dat [medeverdachte 3] in een telefoongesprek dat zij op 21 mei 2001 's avonds voerde met haar vader heeft gesproken over de aanstaande overname en dat [medeverdachte 1] die informatie nog dezelfde avond heeft medegedeeld aan verdachte.
De door de [medeverdachte 1] gestelde motieven, die voor hem aanleiding zouden zijn geweest om tot aankoop van de aandelen over te gaan zonder dat er sprake was van voorkennis, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Weliswaar werd in de periode voorafgaande aan 22 mei 2001 in de diverse bladen soms positief over het fonds geschreven, maar de rechtbank vermag niet in te zien dat die informatie aanleiding gaf tot een dergelijke vergaande investering.
Alles overziende komt de rechtbank door uitsluiting van andere mogelijkheden tot de navolgende bewezenverklaring.
3.4 DE BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 22 mei 2001 in Nederland, telkens beschikkende over voorwetenschap als bedoeld in artikel 46, tweede lid van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, in Nederland transacties heeft verricht in effecten, te weten aandelen Kempen & Co N.V., zijnde aandelen die waren genoteerd aan een op grond van artikel 22 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 erkende en in Nederland gevestigde effectenbeurs, te weten Euronext Amsterdam N.V., immers heeft hij, verdachte, op 22 mei 2001
- een hoeveelheid van 100 aandelen Kempen & Co N.V. via de ABN AMRO Bank gekocht en
- een hoeveelheid van 117 aandelen Kempen & Co N.V. via de ABN AMRO Bank gekocht,
terwijl hij, verdachte, bekend was met één of meer bijzonderheden omtrent Kempen & Co N.V. en de handel in voornoemde effecten, te weten:
- dat Kempen & Co N.V. zou worden overgenomen door Dexia groep via Dexia Banque Internationale à Luxembourg (hierna te noemen Dexia) en/of
- dat Dexia een bod zou gaan doen op alle uitstaande aandelen Kempen & Co N.V.,
althans de essentie van hiervoor genoemde bijzonderheden, terwijl die bijzonderheden nog niet openbaar waren en openbaarmaking van die bijzonderheden, tezamen en in samenhang gezien, dan wel afzonderlijk, naar redelijkerwijs te verwachten viel invloed zou kunnen hebben op de koers van de effecten in het fonds Kempen & Co N.V., ongeacht de richting van de koers.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en op de overwegingen zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is behalve voor een verkeersdelict niet eerder veroordeeld. Thans heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte op onrechtmatige wijze gebruik heeft gemaakt van van zijn vader verkregen koersgevoelige informatie. Met inbegrip van koerswinst behaald met gebruikmaking van de bank/effectenrekening van zijn partner, maar exclusief de betaalde provisie, bedraagt de behaalde koerswinst € 3.776,02. Door deze handelwijze worden de financiële markten en met name de reputatie van de effectenhandel in diskrediet gebracht en wordt het vertrouwen dat beleggers en kapitaalverschaffers daarin moet kunnen stellen geschonden. Het goed functioneren van de kapitaalmarkt is van wezenlijke betekenis voor de economie. Enerzijds is de juiste naleving van de regelgeving met betrekking tot de effectenhandel van groot economisch belang, anderzijds leert de ervaring dat de pakkans bij overtreding gering is. Een en ander rechtvaardigt een forse strafrechtelijke sanctie. Het aspect van generale preventie weegt in dit soort zaken dan ook relatief zwaar. Verdachte heeft zijn zucht naar persoonlijk gewin laten prevaleren en daarbij misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn partner in hem stelde door over haar bankrekening te beschikken en zo meer voordeel te kunnen behalen. Aldus heeft verdachte zijn, naar de rechtbank aanneemt, onschuldige partner in zijn omineuze handelwijze betrokken. Dientengevolge kan de rechtbank niet volstaan met het opleggen van de door de officier van justitie geëiste werkstraf.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 46 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en op de artikelen 1 en 6 van de Wet op de economische delicten en op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het primair bewezenverklaarde:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 46 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 1 maand, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,
mrs. P.K. van Riemsdijk en W.M.C. van den Berg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 april 2004.