Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO6896

Datum uitspraak2004-03-26
Datum gepubliceerd2004-04-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06-042324-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Klarenbeeker veroordeeld voor ernstig ongeval met bromfietser in de Kar.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnummer: 06-042324-03 Uitspraak d.d.: 26 maart 2004 tegenspraak/ dnip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2004. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 15 november 2003 in de gemeente Apeldoorn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee heeft gereden over de weg, (de Kar), terwijl de omstandigheden als volgt waren: - hij -verdachte- had (kort) voor het ongeval een (grote) hoeveelheid alcoholhoudende drank gedronken en/of - ter plaatse gold voor verdachte een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en/of - ter plaatse was voornoemde weg ongeveer 5,2 meter breed en/of - ter plaatse was op voornoemde weg geen belijning aanwezig en/of - gelet op de rijrichting van verdachte, was ter plaatse in de weg een bocht naar links gelegen. Hij -verdachte- heeft zich, gelet op voornoemde omstandigheden, toen daar zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, welk rijgedrag hieruit heeft bestaan dat hij: - bij het in- en/of doorrijden van voornoemde bocht naar links, althans op de weg, met het door hem bestuurde motorrijtuig geheel of gedeeltelijk op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen, althans onvoldoende rechts heeft gehouden, waarbij hij -verdachte- met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een hem tegemoetkomende bromfiets is gebotst, aangereden en/of aangegleden, waardoor de heer [slachoffer 1], (bestuurder van de bromfiets), is overleden, althans ten gevolge van het ongeval zwaar lichamelijk letsel, (te weten een schedel(basis)fractuur en/of een gebroken linker bovenbeen en/of een losgeraakte linkervoet) heeft bekomen en/of mevrouw [slachtoffer 2] (passagier op de bromfiets) zwaar lichamelijk letsel, (te weten een gebroken linker bovenbeen en/of gebroken linker onderbeen) heeft bekomen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl voornoemd feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij -verdachte- verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994; art 6 Wegenverkeerswet 1994 ALTHANS, dat A. hij op of omstreeks 15 november 2003 in de gemeente Apeldoorn als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 345 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; artikel 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994 ALTHANS, meer subsidiair onder A hij op of omstreeks 15 november 2003 in de gemeente Apeldoorn als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit motorrijtuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof- de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht; artikel 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 en/of B. hij op of omstreeks 15 november 2003 in de gemeente Apeldoorn als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), heeft gereden op de weg (de Kar), waarbij hij -verdachte- bij het in- en/of doorrijden van een -gelet op de rijrichting van verdachte- in de weg gelegen bocht naar links, althans op de weg, met het door hem bestuurde motorrijtuig geheel of gedeeltelijk op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen, althans onvoldoende rechts heeft gehouden, op een moment dat dit niet mogelijk was zonder (een) overige verkeersdeelnemer(s) in gevaar te brengen en/of te hinderen, immers is hij -verdachte- met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een hem tegemoetkomende bromfiets gebotst, aangereden en/of aangegleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: hij op 15 november 2003 in de gemeente Apeldoorn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee heeft gereden over de weg, de Kar, terwijl de omstandigheden als volgt waren: - hij -verdachte- had kort voor het ongeval een hoeveelheid alcoholhoudende drank gedronken en - ter plaatse gold voor verdachte een maximumsnelheid van 80 kilometer per uur en - ter plaatse was voornoemde weg ongeveer 5,2 meter breed en - ter plaatse was op voornoemde weg geen belijning aanwezig en - gelet op de rijrichting van verdachte, was ter plaatse in de weg een bocht naar links gelegen. Hij -verdachte- heeft zich, gelet op voornoemde omstandigheden, toen daar zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend te rijden, welk rijgedrag hieruit heeft bestaan dat hij: - bij het in- en/of doorrijden van voornoemde bocht naar links, met het door hem bestuurde motorrijtuig onvoldoende rechts heeft gehouden, waarbij hij -verdachte- met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen een hem tegemoetkomende bromfiets is aangereden, waardoor de heer [slachoffer 1], bestuurder van de bromfiets, is overleden en mevrouw [slachtoffer 2] passagier op de bromfiets, zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linker bovenbeen en gebroken linker onderbeen, heeft bekomen, zulks terwijl voornoemd feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij -verdachte- verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994; Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: handelen in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat door de handelwijze van verdachte een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is gedood en tengevolge waarvan [slachtoffer 2] ernstig letsel heeft opgelopen en - zoals de rechtbank ter zitting heeft geconstateerd - nog steeds de gevolgen daarvan ondervindt. Dit onomkeerbare gevolg zal blijvend leed en gevoelens van onmacht bij de nabestaanden van [slachtoffer 1] en slachtoffer [slachtoffer 2] tot gevolg hebben. Een strafoplegging, in welke vorm dan ook, zal dat leed nimmer ongedaan kunnen maken. Kennelijk heeft verdachte, gezien zijn lichtzinnig en onverantwoord verkeersgedrag en de omstandigheid dat hij onder invloed van alcohol is gaan deelnemen aan het verkeer, zich de ernstige gevaarzetting van de combinatie alcoholgebruik en deelname aan het verkeer niet danwel onvoldoende gerealiseerd. Verder heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte ernstig gebukt gaat onder de gevolgen van dit ongeval, zijn schuldbewuste en oprechte houding ter terechtzitting en zijn duidelijke betrokkenheid bij het slachtoffer [slachtoffer 2] en de nabestaanden van [slachtoffer 1]. Gelet op de ernst en de omstandigheden van dit geval - zoals hiervoor al aangegeven - acht de rechtbank, gelet op de preventieve werking die van een dergelijke straf uitgaat, alsmede het vergeldend element dat eveneens met deze strafoplegging wordt beoogd, het daarnaast onvermijdelijk dat een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf handelen in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen. Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 167 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht. Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, en Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Kok, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 maart 2004.