Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO5481

Datum uitspraak2004-02-26
Datum gepubliceerd2004-03-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/850203-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijspraak groepleidster Jeugdinrichting.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnummer: 06/850203-03 Uitspraak d.d.: 26 februari 2004 (bij vervroeging) tegenspraak / dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 februari 2004. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: zij, op meerdere, althans één, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01december 2002 tot en met 31 maart 2003 te Harreveld, gemeente Lichtenvoorde, (telkens) met [minderjarige] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt één of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [minderjarige], hebbende verdachte toen en daar(telkens): - de penis van die [minderjarige] in haar vagina gebracht/gestoken en/of gehouden en/of - zich door die [minderjarige] laten vingeren en/of - de penis van die [minderjarige] in haar mond gebracht/gestoken; art 245 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, dat zij op meerdere, althans één, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2002 tot en met 31 maart 2003 te Harreveld, gemeente Lichtenvoorde, (telkens) ontucht heeft gepleegd met haar pupil en/of de aan haar zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum], immers heeft zij (telkens) opzettelijk ontuchtig: - de penis van die [minderjarige] in haar vagina gebracht/gestoken en/of gehouden en/of - zich door die [minderjarige] laten vingeren en/of - de penis van die [minderjarige] in haar mond gebracht/gestoken; art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht Geldigheid van de dagvaarding De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair tenlastegelegde. De raadsman heeft zulks evenzeer bepleit. Beiden zijn de mening toegedaan, dat de omschreven ontuchtige handelingen -indien bewezen- nimmer kunnen leiden tot de bewezenverklaring van de eveneens in het primair tenlastegelegde omschreven wettelijke bestanddelen van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, te weten -kort gezegd- het seksueel binnendringen van het lichaam van [minderjarige]. De rechtbank is dezelfde opvatting toegedaan, doch verbindt daaraan niet het oordeel, dat vrijspraak dient te volgen, echter dat het primair tenlastegelegde behoort te worden nietig verklaard als zijnde juridisch inconsistent. Volgens de wet dient de rechtbank zich immers eerst een oordeel omtrent de geldigheid van de dagvaarding te vormen alvorens onder meer de bewijsvraag aan de orde kan komen. De rechtbank merkt nog op dat dit oordeel, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde, voor verdachte feitelijk niet ongunstiger is dan de gevorderde en bepleite vrijspraak. Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. De rechtbank heeft bij haar beslissing het navolgende overwogen. Verdachte heeft tijdens de verhoren bij de politie en gedurende het onderzoek ter terechtzitting de feiten ontkend. [minderjarige] -het in de tenlastelegging genoemde slachtoffer- heeft na ten overstaan van de leiding van jeugdinrichting Harreveld gedane eerdere stellige ontkenningen van de door verdachte begane ontuchtige handelingen, met het oog op het verkrijgen van meer vrijheden als bewoner van jeugdinrichting Harreveld, een belastende verklaring afgelegd. Deze verklaring is echter weinig gedetailleerd en toont wat betreft de exacte toedracht weinig bijzonderheden. Voorts benadrukken de getuigen, waarvan een aantal pas in januari 2004 is verhoord, in hun verklaringen de heersende sfeer binnen de jeugdinrichting Harreveld. In de verklaringen wordt echter niet gesproken over door de getuigen zelf waargenomen feiten. De rechtbank oordeelt dat deze verklaringen inhoudelijk niet kunnen bijdragen aan het wettig en overtuigend bewijs. Met betrekking tot de door verdachte aan [minderjarige] verzonden sms-berichten, is de rechtbank van oordeel dat de inhoud van deze berichten weliswaar niet getuigt van een professionele houding jegens [minderjarige], doch hieraan kan niet de conclusie worden verbonden dat deze berichten, gelet op de overige inhoud van het dossier, kunnen bijdragen tot het bewijs van het subsidiair tenlastegelegde. Tot slot heeft de rechtbank in overweging genomen dat op basis van de resultaten van een eerder ingesteld intern onderzoek van de zijde van jeugdinrichting Harreveld is geconcludeerd dat geen sprake is geweest van grensoverschrijdend seksueel gedrag van verdachte jegens die [minderjarige] of andere bewoners van jeugdinrichting Harreveld. Na beëindiging van de contractuele relatie tussen de jeugdinrichting en verdachte is het verdachte zelfs toegestaan op tijdelijke basis voor korte duur bepaalde werkzaamheden binnen de inrichting te verrichten. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart de dagvaarding partieel nietig, voor zover het betreft het primair tenlastegelegde. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Aldus gewezen door mr. Van Hoorn, voorzitter, mrs. Van Lookeren Campagne en Bierbooms, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Vries, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 februari 2004. Mrs. Van Lookeren Campagne en Bierbooms zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.