Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO5439

Datum uitspraak2004-02-11
Datum gepubliceerd2004-03-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
ZaaknummersParketnummer: 06/080373-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Harderwijkse dealer in harddrugs (XTC-pillen en cocaïne) en softdrugs (GHB) veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnummer: 06/080373-03 Uitspraak d.d.: 11 februari 2004 tegenspraak / dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats]] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in het huis van bewaring Arnhem Noord "De Berg". Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 januari 2004. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2003 tot en met 28 oktober 2003 in de gemeente(n) Harderwijk en/of Ermelo en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet; art 2 ahf/ond B Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2003 tot en met 28 oktober 2003 in de gemeente(n) Harderwijk en/of Ermelo en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een stof bevattende GHB (4-Hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-Hydroxyboterzuur) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; art 3 ahf/ond B Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 3. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2003 tot en met 28 oktober 2003 in de gemeente(n) Harderwijk en/of Ermelo en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid XTC-pillen, zijnde een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA (MDEA) en/of 2-CB, althans een stof vermeld op lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van de Opiumwet, zijnde MDA en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA (MDEA) en/of 2-CB (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het tweede of derde lid van artikel 2 van die wet; art 2 ahf/ond B Opiumwet art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht Taal- en/of schrijffouten Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1,2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: 1. hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2003 tot en met 28 oktober 2003 in de gemeenten Harderwijk en/of Ermelo en/of elders in Nederland meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. 2. hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2003 tot en met 28 oktober 2003 in de gemeente Harderwijk en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een stof bevattende GHB (4-Hydroxyboterzuur), zijnde GHB (4-Hydroxyboterzuur) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II. 3. hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2003 tot en met 28 oktober 2003 in de gemeente Harderwijk en elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen of alleen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid XTC-pillen, zijnde een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA (MDEA) en/of 2-CB, zijnde MDA en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA (MDEA) en/of 2-CB middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. Bewijsoverweging De rechtbank heeft overwogen dat MDA als zodanig niet op de huidige bij de Opiumwet behorende lijst 1, staat vermeld. Desalniettemin kan, gelet op de vermelding van MDA op de voorheen bij deze wet geldende lijst 1, worden afgeleid dat MDA een andere benaming is voor tenamfetamine. De benaming tenamfetamine staat als zodanig wel op de huidige lijst 1 vermeld. De steller van de tenlastelegging heeft kennelijk beoogd het synoniem van de stof MDA in voormelde zin ten laste te leggen. Gezien het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat MDA eveneens bewezen kan worden. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat in het nieuwe artikel 3a van de Opiumwet wordt verwezen naar het Verdrag inzake psychotrope stoffen, waarin MDA (tenamfetamine) als zodanig in de bijlage staat vermeld. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven: Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; Feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; Feit 3: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte beschikte over een, in de woning van zijn mededaders verborgen, grote hoeveelheid verdovende middelen. Verdachte heeft gedurende een aantal weken cocaïne, GHB en XTC aan personen verkocht / afgeleverd / verstrekt en vervoerd. Verdachte bracht de middelen in het uitgaanscircuit ter sprake met als gevolg dat hij met grote frequentie, al dan niet tegen betaling, GHB en XTC aan derden heeft verstrekt. Verdachte mengde bijvoorbeeld, de door hem en zijn mededaders meegebrachte GHB met een andere consumptie en liet vervolgens het mengsel rondgaan onder derden, waardoor verdachte telkens het risico van het zogenaamde "out-gaan", te weten het in comateuze toestand geraken, ten gevolge van een te hoge dosering door derden, op de koop toenam. Dit laat onverlet dat verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, in een aantal gevallen bij de verkoop en/of de verstrekking zou hebben gewezen op deze risico's. Hard- en softdrugs zijn voor de volksgezondheid schadelijke stoffen. Verdachte heeft door als bewezen verklaard te handelen bijgedragen aan de instandhouding van drugsgebruik en verdachte heeft zich aldus niet bekommerd om de gevaren voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien brengt de handel in drugs ook anderszins maatschappelijke gevolgen met zich mee, nu het een feit van algemene bekendheid is dat gebruikers van harddrugs hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen. Verdachte is, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 5 november 2003, eerder en minder dan 5 jaren geleden voor soortgelijke strafbare feiten veroordeeld. De bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd gedurende de proeftijd van een eerdere deels voorwaardelijke veroordeling ter zake van een overtreding van de Opiumwet, hetgeen verdachte er kennelijk niet van heeft weerhouden onderhavige feiten te plegen. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan. Gelet op bovenstaande omstandigheden, acht de rechtbank een nieuwe (deels) voorwaardelijke straf niet op zijn plaats. In beslag genomen voorwerpen Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen onder het nummer 1 volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerp geheel of grotendeels door middel van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde is verkregen. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 2 tot en met 21, worden door de rechtbank beschouwd als een gezamenlijkheid van voorwerpen, met betrekking tot welke het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde is begaan en/of met behulp waarvan het feit is begaan en/of is voorbereid en van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet op grond waarvan de rechtbank deze voorwerpen aan het verkeer onttrokken zal verklaren. Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van het voorwerp, vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen onder het nummer 22, aan de na te noemen rechthebbende. Vorderingen tenuitvoerlegging Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 5 juni 2002 (parketnummer 06/080086-02) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 6 maanden ten uitvoer gelegd te worden. De vordering strekkende tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 3 januari 2002 (parketnummer 13/021931-01), te weten een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, dient naar het oordeel van de rechtbank te worden afgewezen, aangezien de rechtbank het niet zinvol acht, verdachte na afloop van zijn detentie de werkstraf te laten verrichten. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 57, en 91 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2, 3 en 10 van de Opiumwet. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; Feit 2: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; Feit 3: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden. Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht. Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen onder het nummer 1, te weten een geldbedrag van EUR€ 568,80. Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten de voorwerpen vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 2 tot en met 21. Gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen onder het nummer 22, aan de rechthebbende [naam], te weten: een personenauto, merk Peugeot met het kenteken [xx-xx-xx]. Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 5 juni 2002, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden. Wijst af de vordering van de officier van justitie van 19 januari 2004 onder het parketnummer 13/021931-01. Aldus gewezen door mr. Elders, voorzitter, mrs. Roelvink en Van der Wulp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Vries, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 februari 2004. Mr. Van der Wulp is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.