Jurisprudentie
AO5431
Datum uitspraak2004-01-21
Datum gepubliceerd2004-03-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/005486-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-03-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/005486-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte heeft het slachtoffer bespoten met water met een temperaratuur tussen 74,8 en 85 graden Celcius.
Poging tot doodslag niet bewezen, nu verdachte lijdt aan persoonlijkheidsstoornissen welke zijn handelen in relatief grote mate hebben beinvloed ten tijde van het plegen van bovengenoemde handeling.
Uitspraak
Parketnummer: 03/005486-03
Datum uitspraak: 4 februari 2004
RECHTBANK MAASTRICHT
VONNIS
op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats en -datum verdachte],
wonende te [woonplaats verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - Huis van Bewaring "Overmaze" te [M].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 januari 2004.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 juli 2003 in de gemeente [M] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer en geboortedatum slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet heet water (met een temperatuur tussen 74,8 en 85 graden Celsius) op het naakte lichaam van dit [slachtoffer] heeft gespoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2003 in de gemeente [M] [slachtoffer en geboortedatum slachtoffer], opzettelijk brandwonden over 45 % van het lichaam, in elk geval opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht, door opzettelijk heet water (met een temperatuur tussen 74,8 en 85 graden Celcius) op het naakte lichaam van dit [slachtoffer] te spuiten;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2003 in de gemeente [M] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf, om aan een persoon genaamd [slachtoffer en geboortedatum slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet heet water (met een temperatuur tussen 74,8 en 85 graden Celcius) op het naakte lichaam van dit [slachtoffer] heeft gespoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 15 juli 2003 in de gemeente [M] [slachtoffer en geboortedatum slachtoffer] opzettelijk brandwonden over 45 % van het lichaam heeft toegebracht, door opzettelijk heet water (met een temperatuur tussen 74,8 en 85 graden Celcius) op het naakte lichaam van dit [slachtoffer] te spuiten.
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het hierboven omschreven feit heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het strafbare feit welk moet worden gekwalificeerd als volgt:
zware mishandeling,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van verdachte hebben dr. [J], forensisch psychiater en drs. [G], psycholoog, beiden vast gerechtelijk deskundigen, een rapport opgesteld.
De psychiater is van oordeel dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met narcistische antisociale en borderline kenmerken. Tevens lijdt verdachte aan ADHD. Beide stoornissen gaan gepaard met een tekort aan inlevingsvermogen in de gevoelens van een ander en met een tekortschieten van de regulatie van agressieve impulsen door een gebrekkige gewetensfunctie. Deze stoornissen hebben naar het oordeel van de psychiater verdachte in relatief grote mate beïnvloed ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. Op grond hiervan acht deze deskundige verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De psycholoog vermeldt in zijn rapport dat met name de narcistische pathologie (afweer van onlust en agressie, ondraaglijke onmacht en hevige gevoelens van afwijzing na projecties van het zelf op het slachtoffer die tot enorme identificatie met het [slachtoffer] en een slechte psychologische afgrenzing) maakten dat verdachte het niet kon verdragen dat het [slachtoffer] niet te corrigeren was. Het ten laste gelegde feit is te zien als een impulsdoorbraak. Op grond daarvan acht ook deze deskundige verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in de rapporten gegeven conclusies.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit.
Verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving, de mate waarin het bewezen verklaarde leed teweeg heeft gebracht aan het weerloze slachtoffer dat feitelijk mede aan zijn zorg was toevertrouwd.
De rechtbank is van oordeel dat in casu teven een terbeschikkingstelling met voorwaarden op zijn plaats is naast de deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rapporterende deskundige, dr. [J], voornoemd, acht de kans op recidive groot omdat de kans groot is dat verdachte een gelijkwaardige relatie aangaat binnen diezelfde context (in een ongestructureerde en weinig stabiele levenssituatie). Ook drs. [G] voornoemd acht een substantiële kans aanwezig dat verdachte opnieuw tot een voor hem onverwachte agressieve impulsdoorbraak kan komen wanneer hij afwijzing door zijn slechte psychologische afgrenzing als zeer krenkend ervaart of onbewust voelt. Beide deskundigen adviseren daarom de maatregel van ter beschikkingstelling van de regering op te leggen met de voorwaarde dat verdachte wordt opgenomen in Groot Batelaar.
Gezien de inhoud van de rapporten van voornoemde deskundigen en het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen acht de rechtbank termen aanwezig de adviezen op te volgen.
De rechtbank zal de verdachte ter beschikking stellen, nu het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en zij op grond van het vorenoverwogene van oordeel is dat de veiligheid van anderen het opleggen van die maatregel eist, waarbij de rechtbank in aanmerking heeft genomen de ernst van het begane feit.
De rechtbank zal niet bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, maar voorwaarden stellen ter bescherming van de veiligheid van anderen. Deze voorwaarden houden in ieder geval in dat verdachte zich laat opnemen in de forensisch psychiatrische kliniek Groot Batelaar. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte te kennen heeft gegeven de noodzaak in te zien van een behandeling en derhalve hieraan te willen meewerken.
Gelet op de duur van het onvoorwaardelijk deel van de hierna op te leggen vrijheidsstraf kan verdachte niet in Groot Batelaar worden opgenomen op de in de brief van die instelling d.d. 20 januari 2004 genoemde datum van 4 maart 2004. De rechtbank bepaalt echter dat de reclassering zorg draagt voor opname van verdachte in Groot Batelaar zo spoedig mogelijk na zijn detentieperiode.
De in beslag genomen cassetteband, waarop de alarmmelding van verdachte is opgenomen door de Centrale Post Ambulance, zal worden teruggegeven aan de rechthebbende.
De op te leggen straf en maatregel zijn -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 10, 13, 14a, 14b, 14c, 27, 37a, 38a van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering van de benadeelde partij
Ter terechtzitting is het formulier, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering behandeld, waarbij [H] zich als gemachtigde van de benadeelde partij ([slachtoffer]) ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding in het strafproces heeft gevoegd.
Aan materiële schade wordt een bedrag van € 187,80 gevorderd, waarin begrepen een bedrag van € 70,- ter zake kleding/schoenen, een bedrag van € 20,80 ter zake reiskosten en een bedrag van € 97,- ter zake telefoonkosten.
De rechtbank zal dit deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren, nu het hier geen schade betreft die door het slachtoffer rechtstreeks is geleden door het strafbare feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering namens de benadeelde partij voor zover deze vordering betrekking heeft op een vergoeding ter zake de immateriële schade niet van zodanig eenvoudige aard dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent. De gezagsverhouding tussen de gemachtigde van de benadeelde partij en de benadeelde partij is niet duidelijk. Niet vastgesteld kan worden of de gemachtigde van de benadeelde partij als wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij kan worden beschouwd.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering voor zover die niet op vergoeding van materiële schade berust bij de burgerlijke rechter dient te worden aangebracht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIERENTWINTIG maanden;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot ZES maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte ter beschikking gesteld zal worden voor de duur van TWEE jaren en beveelt dat hij zich aan hierna te noemen voorwaarden zal houden;
- stelt als voorwaarden aan de veroordeelde, dat hij:
- zich aan het einde van de detentieperiode zal laten opnemen in Groot Batelaar, of een dergelijke door de reclassering aan
te wijzen instelling, zolang zulks door de behandelaars noodzakelijk wordt geoordeeld;
- zich gedurende de behandeling in de kliniek zal gedragen overeenkomstig de door of namens de kliniek te stellen
richtlijnen en/of voorschriften;
- zich, indien de behandeling na de proefopname van zes weken in Groot Batelaar niet kan worden voortgezet, onmiddellijk
zal melden bij [S] of een andere door de Reclassering Nederland te [M] aan te wijzen reclasseringsmedewerker en zich zo
snel mogelijk daarna laat opnemen in een andere, door de reclassering in overleg met de Forensisch psychiatrische
dienst aan te wijzen kliniek;
- dient in te stemmen met en zijn medewerking te verlenen aan rapportage over de voortgang van de behandeling door Groot
Batelaar of in de plaats daarvan aan te wijzen kliniek aan de reclassering.
- geeft aan de Reclassering Nederland, ressort 's-Hertogenbosch, arrondissement [M], opdracht aan veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het inbeslaggenomene, te weten: 1 zwarte cassetteband, EMTEC SOUND 90, melding 112-centrale op 15/07/2003;
- verklaart de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk en bepaalt dat de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter, mr. A.M. Schutte en mr. J. Wöretshofer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Schuwirth, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2004.