Jurisprudentie
AO4842
Datum uitspraak2004-02-18
Datum gepubliceerd2004-03-03
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers115334 / HA ZA 02-2013
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-03-03
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers115334 / HA ZA 02-2013
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verhaal naheffing premies werknemersverzekeringen door werkgever op werknemer. Slechts mogelijk in geval van opzet of grove schuld aan de zijde van de werknemer.
Uitspraak
115334 / HA ZA 02-2013 RECHTBANK BREDA
18 februari 2004 Sector Handelsrecht
Enkelvoudige Kamer
V O N N I S
In de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VERACHTERT TANKTRANSPORT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
e i s e r e s bij dagvaarding van 29 november 2002,
procureur: mr. E.C.M. Wagemakers,
advocaat: mr. drs. E.M.J. van Burken te Rotterdam,
t e g e n:
[gedaagde],
wonende te Sprang-Capelle, gemeente Waalwijk,
g e d a a g d e,
procureur: mr. L.G.M. Delahaije,
advocaat: mr. J.C. van Brakel te Utrecht.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende processtukken:
- de dagvaarding, met 9 producties;
- de conclusie van antwoord, met 15 producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek, met de producties 16 tot en met 20;
- de akte aan de zijde van gedaagde;
- het extract uit het audiëntieblad van de rolzitting van 10 september 2003;
- het extract uit het audiëntieblad van de rolzitting van 24 september 2003.
Partijen worden hierna mede aangeduid als 'Verachtert' en '[gedaagde]'.
2. Het geschil.
Verachtert vordert veroordeling bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 20.414,66, vermeerderd met rente en kosten.
[gedaagde] weerspreekt de vordering.
3. De beoordeling.
3.1 Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
a. Verachtert heeft in 1995 met [gedaagde] Transport B.V. een overeenkomst gesloten op grond waarvan [gedaagde] voor Verachtert charterritten met een vrachtauto zou uitvoeren. Op dat moment was [gedaagde] in dienst van Van Duuren Transport B.V.
b. Op enig moment heeft [gedaagde] aan Verachtert een kopie verstrekt van een vergunning voor binnenlands beroepsvervoer, afgegeven op 27 mei 1992, en van een vergunning internationaal beroepsgoederenvervoer over de weg, geldig van 1 januari 1998 tot 1 januari 2003. Deze vergunningen staan op naam van Van Duuren Transport B.V.
c. Op 1 januari 1996 is [gedaagde] een eenmanszaak begonnen onder de handelsnaam "C. van Duuren Transport".
d. Op 12 februari 2001 heeft een looninspecteur van GAK Nederland B.V. bij Verachtert een periodiek boekenonderzoek uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat Van Duuren Transport B.V. wordt gedreven voor rekening van de vader van [gedaagde], [gedaagde] geen belang heeft in deze B.V. en daarin ook niet werkzaam was. Het GAK heeft geconstateerd dat [gedaagde] niet beschikte over een op zijn naam gestelde vergunning voor beroepsgoederenvervoer.
e. Bij brief van 9 maart 2001 deelt het GAK aan Verachtert mede dat voor de periode van 1996 tot en met 1999 een dienstverband wordt aangenomen tussen [gedaagde] en Verachtert en dat Verachtert op grond daarvan over een of meer loonbestanddelen premies had moeten afdragen.
f. Op 20 april 2001 stuurt het GAK bij wijze van naheffing naar Verachtert correctienota's over de jaren 1996 tot en met 1999 voor een bedrag van in totaal ƒ 44.988,-- (€ 20.414,66).
g. Verachtert heeft in verband met deze naheffing [gedaagde] op 26 april 2001 aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade. [gedaagde] weigert voornoemd bedrag te betalen.
h. Bij besluit van 21 februari 2002 heeft het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) het door Verachtert ingediende bezwaarschrift ten aanzien van de correctienota's ongegrond verklaard. Van deze beslissing heeft Verachtert geen beroep bij de rechtbank ingesteld.
i. Bij verzoekschrift van 16 juli 2002 heeft Verachtert de Voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir loonbeslag onder de werkgever van [gedaagde]. Na [gedaagde] hierover te hebben gehoord heeft de Voorzieningenrechter bij beschikking van 20 augustus 2002 het gevraagde verlof geweigerd en daarbij overwogen:
"Weigert het gevraagde verlof, omdat het risico van een onjuiste beoordeling van de verzekeringsplicht ligt bij de werkgever, de werkgever achteraf geen verhaal heeft op de werknemer inzake niet of te weinig afgedragen premies en dat onvoldoende is gebleken dat gerekestreerde wegens opzet of grove schuld aansprakelijk kan worden gehouden voor het ontstaan van deze naheffing, aangezien voor verzoekster kenbaar was dat de situatie van gerekestreerde was gewijzigd en zij er desondanks niet voor heeft gekozen om die nieuwe situatie te onderzoeken."
3.2 Verachtert legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft bij het aangaan van de hiervoor sub a genoemde overeenkomst aan Verachtert een kopie verstrekt van een vergunning voor het verrichten van beroepsvervoer. Deze vergunning stond op naam van Van Duuren Transport B.V. Op dat moment was [gedaagde] in dienst van deze B.V en mocht hij gebruik maken van de aan Van Duuren Transport B.V. verstrekte vervoersvergunning. Voor de toepassing van de werknemersverzekeringen binnen de sociale zekerheidswetgeving was op dat moment geen sprake van een dienstverband tussen partijen. In januari 1996 is [gedaagde] uit dienst van de B.V. getreden en als eenmanszaak verder gegaan. [gedaagde] heeft deze wijziging niet doorgegeven aan Verachtert. [gedaagde] heeft geen vervoersvergunning op eigen naam aangevraagd. Hij is zich bij Verachtert blijven presenteren met een vervoersvergunning op naam van Van Duuren Transport B.V., waarmee hij echter geen enkele binding meer had. Mede op grond van artikel 14 van de Wet goederenvervoer over de weg heeft UWV hierdoor een dienstverband tussen partijen aangenomen, waardoor Verachtert alsnog de premies werknemers-verzekeringen dient te betalen. Omdat [gedaagde] in de gegeven omstandigheden onrechtmatig jegens Verachtert heeft gehandeld, dient hij volgens Verachtert als schadevergoeding het totale bedrag van de correctienota's aan haar te betalen.
3.3 [gedaagde] heeft primair als verweer aangevoerd dat volgens een arrest van de Hoge Raad (3 november 1989, NJ 1990, 699) het achteraf verhalen van premies nimmer toelaatbaar is en dat redelijkheid en billijkheid hierop geen uitzondering kunnen maken. Verachtert heeft als reactie daarop betoogd dat verhaal van premies wel toelaatbaar is indien de naheffing is te wijten aan opzet of grove schuld van de werknemer. Steun voor haar betoog stelt Verachtert te vinden in de uitspraak van de Voorzieningenrechter van 20 augustus 2002.
Anders dan [gedaagde] betoogt kan in het arrest niet worden gelezen dat de Hoge Raad heeft beslist dat redelijkheid en billijkheid nimmer met zich kunnen brengen dat de hier bedoelde premies op de werknemer verhaald kunnen worden. De Hoge Raad heeft - kort gezegd - geoordeeld, dat op grond van de toepasselijke bepalingen uit de ZW, WAO en WW aan de werkgever de bevoegdheid toekomt op het loon in te houden het werknemersdeel van de premies over de tijd waarover dat loon wordt betaald. Wordt de verschuldigde premie na de loonuitbetaling met terugwerkende kracht verhoogd, of is een voorschot-premie gevorderd, dan schrijven deze bepalingen voor dat niets van een eventueel door de werkgever bij te betalen of bijbetaald bedrag op de werknemer mag worden verhaald. Voor deze situatie heeft te gelden dat de werkgever geen enkel verwijt kan worden gemaakt zijn bevoegdheid het werknemersaandeel van de premies op het loon in te houden niet (volledig) te hebben gebruikt.
Kan de werkgever wel een verwijt worden gemaakt omdat hij achterwege heeft gelaten tijdig te onderzoeken of er een dienstbetrekking bestond, dan geldt eens te meer dat de werkgever de premies niet kan verhalen op de werknemer.
3.4 In het arrest is niet aan de orde gekomen wat rechtens heeft te gelden, indien de werkgever zijn onderzoeksplicht nakomt maar bij zijn onderzoek door de werknemer op het verkeerde been wordt gezet, zodanig dat sprake is van opzet of grove schuld aan de zijde van de werknemer. Voor die situatie, waarin de werkgever geen verwijt treft maar in beginsel sprake is van een onrechtmatige daad van de werknemer jegens de werkgever, valt niet in te zien waarom het risico van een onjuiste beoordeling van de verzekeringsplicht ten laste van de werkgever zou dienen te komen. De werknemer heeft in dat geval immers door zijn handelen de bevoegdheid van de werkgever om op het loon het werknemersaandeel van de premies in te houden gefrustreerd, zodat er sprake is van opzet dan wel grove schuld met betrekking tot het ontstaan van een naheffing. Redelijkheid en billijkheid eisen in dat geval dat de "verhaalsverboden" uit de ZW, WAO en WW buiten toepassing moeten blijven (vgl. art. 6:2 lid 2 BW) zodat de werkgever het werknemersaandeel van de premies alsnog op de werknemer kan verhalen indien de werkgever hiervoor een naheffing ontvangt. Deze opvatting sluit ook aan bij wettelijke bepalingen op grond waarvan de werkgever in beginsel aansprakelijk is voor de door een werknemer toegebrachte of geleden schade, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de werknemer (vgl. de artikelen 7:658 lid 2 BW en 6:170 lid 3 BW).
3.5 Naar voorlopig oordeel van de rechtbank lijken de bij conclusie van dupliek overgelegde producties er echter op te wijzen dat Verachtert ervan op de hoogte was, althans ervan op de hoogte had moeten zijn, dat [gedaagde] omstreeks januari 1996 uit dienst van Van Duuren Transport B.V. is getreden en een eenmanszaak is gestart. Uit prod. 16 (bij dupliek) volgt dat Verachtert een betaling heeft verricht op een bankrekeningnummer van [gedaagde]. Dit rekeningnummer week af van het door Van Duuren Transport B.V. aangehouden bankrekeningnummer (zie de facturen, overgelegd als prod. 8 bij dagvaarding). Voorts heeft Verachtert (prod. 17 bij dupliek) facturen gericht aan "C. van Duuren Transport", terwijl zij eerder facturen ontving van "Van Duuren Transport B.V." Bovendien vermelden de aan "C. van Duuren Transport" gerichte facturen het adres "Schoolstraat 15" te Sprang-Capelle terwijl Van Duuren Transport B.V. was gevestigd aan het adres "Schoolstraat 25" (prod. 8 bij dagvaarding). Op die facturen staat eveneens een ander BTW-nummer vermeld. Voor zover al moet worden aangenomen dat Verachtert niet van de hoed en de rand wist - door [gedaagde] is immers gesteld dat hij Verachtert in december 1995 of januari 1996 heeft geïnformeerd over de gewijzigde situatie, hetgeen door Verachtert wordt betwist - had Verachtert onder deze omstandigheden in elk geval nader onderzoek moeten doen naar de positie van [gedaagde], bijvoorbeeld door navraag te doen bij de Kamer van Koophandel, en van [gedaagde] moeten verlangen een vergunning op eigen naam te tonen. Nu Verachtert dat onderzoek kennelijk niet of onvoldoende heeft gedaan, kan zij geen beroep doen op de op grond van redelijkheid en billijkheid aangenomen uitzondering op de regel, dat verschuldigde premies niet achteraf op de werknemer verhaald kunnen worden.
3.6 Verachtert heeft evenwel nog niet gereageerd op de bij conclusie van dupliek overgelegde producties, zodat de in ro. 3.5 genoemde oordelen een voorlopig karakter dragen. Verachtert zal in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte over de producties uit te laten, waarna [gedaagde] desgewenst bij antwoordakte kan reageren.
3.7 In afwachting van de akte(n) zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
4. De beslissing.
De rechtbank:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 17 maart 2004 voor akte houdende uitlating producties aan de zijde van eiseres, conform ro. 3.6;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 18 februari 2004.