
Jurisprudentie
AO3932
Datum uitspraak2004-02-18
Datum gepubliceerd2004-02-18
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200303680/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-02-18
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200303680/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 24 april 2001 heeft appellant sub 1 (hierna: het college) geweigerd aan appellante sub 2 bouwvergunning te verlenen voor het veranderen van een meubelzaak in een supermarkt op het perceel Hoek Ringovenstraat/Burgemeester Lemmensstraat te Geleen (hierna: het perceel).
Uitspraak
200303680/1.
Datum uitspraak: 18 februari 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen,
2. [appellante sub 2], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank te Maastricht van 29 april 2003 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
appellant sub 1.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2001 heeft appellant sub 1 (hierna: het college) geweigerd aan appellante sub 2 bouwvergunning te verlenen voor het veranderen van een meubelzaak in een supermarkt op het perceel Hoek Ringovenstraat/Burgemeester Lemmensstraat te Geleen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 5 maart 2002 heeft het college het daartegen door [appellante sub 2] gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 24 april 2001 herroepen en bepaald dat op 4 mei 2001 bouwvergunning van rechtswege is verleend. Bij datzelfde besluit heeft het college het door [wederpartij] gemaakte bezwaar tegen de van rechtswege verleende bouwvergunning ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 april 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Maastricht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 5 maart 2002 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2003, en [appellante sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 juni 2003, hoger beroep ingesteld. Het college heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 25 juni 2003. [appellante sub 2] heeft dat gedaan bij brief van 27 juni 2003. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 22 juli 2003 hebben [wederpartij] van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 december 2003, waar het college, vertegenwoordigd door P.R.M. Dolmans, ambtenaar der gemeente, en mr. R. Stiekema, advocaat te Waalre, en [appellante sub 2], vertegenwoordigd door mr. D.H. Nas, advocaat te Nijmegen, zijn verschenen. Voorts zijn daar verschenen [wederpartij] van [gemachtigde], bijgestaan door mr. J. Vijlbrief-van der Schaft, advocaat te Rotterdam.
2. Overwegingen
2.1. In 1999 is een - thans in rechte onaantastbare - bouwvergunning verleend aan A&C Woninginrichting voor uitbreiding van een meubelwinkel op het perceel. Aan die bouwvergunning is uitvoering gegeven. Vervolgens heeft [appellante sub 2] met het oog op vestiging van een supermarkt in de voormalige meubelwinkel om de hier in geschil zijnde bouwvergunning gevraagd voor interne wijzigingen, bestaande uit het realiseren van een toiletgroep, een kantine, een koel-vriesinstallatie en de verplaatsing van een niet-dragende binnenmuur.
2.2. Appellanten betogen dat het college zich in de beslissing op bezwaar ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de gevraagde bouwvergunning in primo van rechtswege was verleend.
2.2.1. [wederpartij] hebben zich in deze procedure van meet af aan op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met de ter plaatse als bestemmingsplan geldende “Bebouwingsvoorschriften behorende bij de algehele herziening 1962 van het uitbreidingsplan in onderdelen van de gemeente Geleen”. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen – zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 maart 1998 zaak nr. H01.96.0945 (Gst. 1998, 7088,11) – is artikel 46, vierde lid, van de Woningwet niet van toepassing is indien een bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Indien het standpunt van [wederpartij] juist is, dan was derhalve van een van rechtswege verlening van de bouwvergunning geen sprake. De Afdeling zal dat standpunt eerst beoordelen.
2.2.2. Het perceel is ingevolge het bestemmingsplan gedeeltelijk aangewezen voor de bestemming “Bebouwingsklasse C2” en gedeeltelijk voor “Bebouwingsklasse L.B.” Voor die laatste bestemming geldt ingevolge artikel III, lid 27, onder c, van de planvoorschriften dat de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht als aanvullende ruimte achter en behorende bij winkels, kleine bedrijven en kantoren.
2.2.3. De aan A&C Woninginrichting verleende bouwvergunning had mede betrekking op uitbreiding van de betrokken winkel met verkoopruimte op grond met de bestemming “Bebouwingsklasse L.B.”. Het bouwplan voorziet in wijzigingen van hetgeen met die bouwvergunning is gerealiseerd. Artikel III, lid 27, onder c, van de planvoorschriften staat echter in de weg aan het bouwen van verkoopruimte binnen de bestemming, omdat die geen ‘aanvullende bij de winkel behorende ruimte’ vormt, zoals bijvoorbeeld een magazijn, maar een integrerend onderdeel daarvan. Dat bij de eerdere verlening van een bouwvergunning aan A&C Woninginrichting aan die strijdigheid voorbij is gegaan, brengt niet met zich dat volgende bouwvergunningplichtige wijzigingen niet opnieuw aan het bestemmingsplan moeten worden getoetst. Nu ter plaatse geen verkoopruimte gebouwd mag worden, is het bouwplan, naar het college heeft miskend, in strijd met het bestemmingsplan.
2.2.4. Uit het vorenstaande volgt dat het college zich in de beslissing op bezwaar ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de gevraagde bouwvergunning van rechtswege was verleend. De rechtbank is ook tot dat oordeel gekomen, maar niet op de juiste gronden. Zij is er ten onrechte vanuit gegaan dat, nadat de gemeenteraad de beslistermijn had opgeschort tot uiterlijk 4 mei 2001, het college die termijn nog kon verlengen door met toepassing van artikel 47 van de Woningwet [appellante sub 2] nogmaals in de gelegenheid te stellen haar bouwaanvraag aan te vullen. Dat kan echter slechts eenmalig, uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van die aanvraag.
2.3. Appellanten klagen er verder terecht over dat de rechtbank er aan voorbijgaat dat de beslissing op bezwaar ook strekt tot het alsnog verlenen van de bouwvergunning aan [appellante sub 2]. Gegeven hetgeen hiervoor is overwogen in r.o. 2.2.3 is die verlening in strijd met artikel 44, onder c, van de Woningwet, dat tot weigering verplicht omdat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft echter, zij het op onjuiste gronden, terecht de beslissing op bezwaar vernietigd. Gelet daarop noopt de gegrondheid van de klacht niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.4. Bij het opnieuw beslissen op het door [appellante sub 2] tegen het primaire besluit tot weigering van de bouwvergunning gemaakte bezwaar, zal het college moeten bezien, of de strijdigheid met het bestemmingsplan door middel van het verlenen van vrijstelling kan worden opgeheven. Voorts overweegt de Afdeling dat het college daarbij mag betrekken de door [appellante sub 2] met het oog op het wegnemen van de strijdigheid van het bouwplan met de brandveiligheidseisen ingevolge het Bouwbesluit ingediende wijziging van de bouwaanvraag. Het betreft een wijziging van ondergeschikte aard.
2.5. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van de gronden waarop die rust, te worden bevestigd.
2.6. De Afdeling ziet aanleiding het college als de in het ongelijk gestelde partij op de navolgende wijze in de proceskosten van [wederpartij] te veroordelen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen in de door [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; dat bedrag dient door de gemeente Sittard-Geleen aan hen te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan,
ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Haan
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2004
27-439.