Jurisprudentie
AO3414
Datum uitspraak2004-01-08
Datum gepubliceerd2004-02-11
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers87176 / FA RK 03-1308
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-02-11
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers87176 / FA RK 03-1308
Statusgepubliceerd
Indicatie
Voorlopige voorzieningen met betrekking tot minderjarige kinderen in kader van ontbinding geregistreerd partnerschap.
Artikel 828 Rv. wegens strijd met artikel 8 EVRM buiten toepassing gelaten.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Zaaknummer: 87176 / FA RK 03-1308
BESCHIKKING
Voorlopige voorzieningen in de zaak
verzoekster [naam verzoekster]
wonende te [V.]
procureur mr. W.A.M. Maatman-Abarbanel
en
wederpartij [naam wederpartij]
wonende te [V.]
procureur mr. M.H.J.M. Stassen
Gezien het op 10 oktober 2003 ingekomen verzoekschrift van de vrouw;
Gezien het verweerschrift van de man, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen;
Gelet op het verhandelde ter zitting met gesloten deuren op 28 november 2003, waarvan afzonderlijk proces-verbaal is opgemaakt;
Beoordeling
Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan op [datum + plaats geregistreerd partnerschap]. Uit hun relatie zijn twee kinderen geboren, die de man heeft erkend. Zowel de man als de vrouw doen in het kader van voorlopige voorzieningen verzoeken met betrekking tot de kinderen.
De rechtbank constateert dat artikel 821 juncto artikel 828 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in het kader van ontbindingsprocedures van geregistreerd partnerschap uitsluit om in voorlopige voorzieningen ten aanzien van minderjarigen beslissingen te nemen.
Echter nu vanaf 1 januari 2002 ook ouders die een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan gezamenlijk gezag hebben over hun staande dat geregistreerd partnerschap geboren kinderen, impliceert artikel 828 Rv een lacune in de wetgeving. De rechtbank is van oordeel dat artikel 828 Rv mede om deze reden niet verenigbaar is met artikel 8 EVRM en de rechtbank zal dan ook op grond van artikel 94 van de Grondwet artikel 828 Rv te dezen buiten toepassing laten. De rechtbank acht de vrouw en de man derhalve ontvankelijk in hun verzoeken met betrekking tot de minderjarige kinderen.
De man kan instemmen met het verzoek van de vrouw tot uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank zal dit verzoek dan ook toewijzen.
De vrouw heeft om toevertrouwing van de kinderen verzocht. De man heeft ter zitting aangegeven hier niet meer mee in te stemmen en zelf voor de kinderen te willen zorgen. De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw is met de kinderen, [voornaam oudste kind] van vijf jaar en [voornaam jongste kind] van 10 maanden, in de gezamenlijke woning blijven wonen. De man woont op dit moment in een studioappartement. Nu de man verder geen zelfstandig verzoek heeft gedaan en er verder geen bezwaren zijn gebleken tegen de moeder, zal de rechtbank de kinderen toevertrouwen aan de vrouw.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt met betrekking tot een omgangsregeling tussen de man en de kinderen. De zaak wordt doorverwezen naar de Raad van de Kinderbescherming voor bemiddeling. De definitieve beslissing zal worden aangehouden tot nader bericht van de Raad voor de Kinderbescherming. Voorlopig zal de omgangsregeling gelden zoals in het proces-verbaal van de zitting van 28 november 2003 is vermeld.
De rechtbank gaat ervan uit dat de man de eigenaarslasten en hypothecaire lasten van de echtelijke woning voor zijn rekening neemt. De rechtbank constateert dat er dan geen draagkracht is om enige alimentatie te voldoen. De rechtbank zal dan ook de alimentatieverzoeken afwijzen.
Beslissing
De rechtbank:
Bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning met ingang van heden;
Beveelt de man die woning verder niet te betreden;
Bepaalt dat de minderjarige kinderen worden toevertrouwd aan de vrouw;
Bepaalt dat de man voorlopig omgang kan hebben met de minderjarige kinderen als vermeld in aangehecht proces-verbaal;
Houdt de definitieve beslissing ten aanzien van de omgangsregeling aan in afwachting van nader bericht van de Raad voor de Kinderbescherming;
Ontzegt het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. Ruitenberg, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking staat voor partijen geen hogere voorziening open.