Jurisprudentie
AO2243
Datum uitspraak2004-01-20
Datum gepubliceerd2004-01-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/925306-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-01-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/925306-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank zal dan ook nu aan de wettelijke voorwaarden zoals genoemd in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar. De rechtbank spreekt hierbij - overeenkomstig het advies van bovengenoemde deskundigen - de voorkeur uit dat verdachte zal worden geplaatst in een instelling die beschikt over een forensisch psychiatrische afdeling of in een forensisch psychiatrische kliniek.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/925306-03
rolnummer 0015
's-Gravenhage, 20 januari 2004.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Penitentiair Complex Scheveningen De Kantelberg.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 6 januari 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. I.J.K. van der Meer, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. E.D. Harderwijk heeft gevorderd dat het primair telastgelegde feit bewezen wordt verklaard, doch dat verdachte ontslagen zal worden van alle rechtsvervolging en dat de rechtbank op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht zal gelasten dat verdachte zal worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De officier van justitie heeft ten slotte gevorderd dat het onder verdachte inbeslaggenomen, niet teruggegeven mes zal worden verbeurdverklaard.
De telastlegging.
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
P.M.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 1 primair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Strafbaarheid van de verdachte.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer en dat hij derhalve voor het hem telastgelegde feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Ter adstructie van dit verweer heeft verdachte in zijn verklaring aangevoerd dat hij het slachtoffer pas heeft gestoken toen deze hem zowel verbaal als met een mes uitdaagde en hem wilde steken.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting, en met name gelet op de verklaring van getuige [getuige], zoals deze op 17 september 2003 bij de rechter-commissaris is afgelegd, is de lezing van de verdachte met betrekking tot de feiten en omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden volstrekt niet aannemelijk geworden. Vast is komen te staan dat verdachte met een mes in zijn handen achter het slachtoffer aan is gelopen en het slachtoffer heeft gestoken toen deze zich - omdat verdachte tegen hem sprak - omdraaide.
Derhalve is niet aannemelijk geworden dat het slachtoffer enige handeling jegens verdachte heeft ondernomen die als een wederrechtelijke aanranding zou moeten worden gekwalificeerd. Het verweer faalt dan ook.
Bij de bepaling van de persoon van verdachte en diens strafbaarheid heeft de rechtbank acht geslagen op de verdachte betreffende rapportages, zoals deze op 7 juli 2003 respectievelijk 1 september 2003 zijn opgemaakt door drs. A.D. Wallace, klinisch en forensisch psycholoog en drs. J.J.F.M. de Man, zenuwarts-psychiater.
De deskundigen Wallace en De Man zijn, ieder voor zich, tot de conclusie gekomen dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Deskundige Wallace geeft aan dat de persoonlijkheidsstructuur van verdachte zwak geïntegreerd is, tekenen van verval vertoont en hoofdzakelijk schizoïde, paranoïde en narcistische trekken bevat. Verdachte is sterk geneigd tot het tonen van ontregelde, psychotische gedragingen, die een sterk antisociaal karakter kunnen tonen en gepaard kunnen gaan met agressieve ontladingen.
Deskundige De Man geeft onder meer aan tijdens het onderzoek een geagiteerde man te zien, waarvan de inhoud van denken volledig bepaald wordt door paranoïde ideatie van zowel persecutorisch als grootheidskarakter. Het affect is prikkelbaar en agressief geladen, ook wanneer de actuele dreiging uitblijft. De Man concludeert dat verdachte thans lijdt aan een schizofreniforme stoornis.
De deskundigen zijn beiden van oordeel dat de stoornis het handelen van verdachte ten tijde van het telastgelegde in zodanige mate bepaald heeft dat sprake is van (volledige) ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank neemt dit oordeel over en maakt dit het hare. Dit betekent dat verdachte ingevolge het bepaalde in artikel 39 van het wetboek van Strafrecht niet strafbaar is en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beide deskundigen hebben aangegeven dat bij verdachte inzicht in zijn ziekte ontbreekt en adviseren de rechtbank verdachte met een strafrechtelijke last tot plaatsing te doen opnemen in een (forensisch) psychiatrisch ziekenhuis. De deskundige Wallace heeft daartoe aangegeven dat een intramurale behandeling in een psychiatrische instelling geïndiceerd is, omdat zonder een adequate behandeling van de stoornis een herhaling van soortgelijke delicten zeker aanwezig is. Met het oog op de aard van de stoornis en in het bijzonder de neiging van verdachte tot het tonen van agressieve ontladingen met een gewelddadig karakter adviseert hij plaatsing in een psychiatrische instelling die beschikt over een forensisch psychiatrische afdeling (FPA) of plaatsing in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK). Dit advies wordt eveneens door rapporteur De Man als zijn deskundig oordeel uitgesproken. De Man geeft nog aan dat de FPA en de FPK samen zouden kunnen gaan werken als het voor de FPA alleen te riskant zou zijn.
Gelet op de in vorengenoemde psychiatrische en psychologische rapportage vermelde persoonlijkheidsstructuur van verdachte, komt de rechtbank - anders dan de raadsvrouw - tot het oordeel dat verdachte thans een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen. De rechtbank wijst in deze context met name op de in de psychologische rapportage vermelde kans op recidive indien verdachte niet behandeld zal worden, diens neiging tot het tonen van agressieve ontladingen met een gewelddadig karakter, alsmede op de redenen die in beide rapportages ten grondslag liggen aan de geadviseerde setting waarbinnen verdachte volgens de deskundigen behandeld dient te worden.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank derhalve van oordeel dat de door de raadsvrouw in haar pleidooi aangehaalde zinsnede wel degelijk specifiek verdachte betreft, in die zin dat bij hem psychotische gedragingen een sterk antisociale kleur kunnen vertonen en gepaard kunnen gaan met agressieve ontladingen.
De rechtbank zal dan ook nu aan de wettelijke voorwaarden zoals genoemd in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar. De rechtbank spreekt hierbij - overeenkomstig het advies van bovengenoemde deskundigen - de voorkeur uit dat verdachte zal worden geplaatst in een instelling die beschikt over een forensisch psychiatrische afdeling of in een forensisch psychiatrische kliniek.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal het inbeslaggenomen mes onttrekken aan het verkeer, zijnde dit voorwerp voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van dit mes het primair bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot ? 7.703,80
De vordering is door de verdediging weersproken.
De rechtbank is van oordeel dat van deze vordering ten aanzien van de gevorderde immateriële schade, gelet op de aard van het feit en de gevolgen die dit feit voor het slachtoffer heeft gehad, een bedrag ad ? 2.500,-, bij wijze van voorschot, eenvoudig van aard is en voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij voor dit gedeelte ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering voor dat gedeelte, bij wijze van voorschot, toewijzen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien dat gedeelte van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de rechtbank zal gelasten dat de verdachte voor dit feit zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot ? 2.500,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij].
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 24c, 36b, 36c, 36f, 37, 39, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding primair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
poging doodslag;
verklaart het bewezene strafbaar;
verklaart verdachte niet strafbaar;
ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;
gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor een termijn van één jaar;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij], wonende te [woonplaats], bankrekening 952793202, een bedrag van ? 2.500,-, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
? 2.500,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen mes;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Hensen, voorzitter,
Kuijer en Wapenaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van der Steen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 januari 2004.