Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO2105

Datum uitspraak2004-01-21
Datum gepubliceerd2004-01-21
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers88167/HA ZA 02-1391
Statusgepubliceerd


Indicatie

Chipshol vordert van de Provincie Noord-Holland een bedrag van ruim 118 miljoen euro. Chipshol voert daartoe aan: - dat zij eigenares is van 38,5 hectare grond gelegen in Schiphol-Zuidoost; - dat de gemeente Haarlemmermeer het met betrekking tot die grond vigerende bestemmingsplan in het jaar 2000 heeft gewijzigd in die zin dat Chipshol het terrein kon gaan gebruiken voor bedrijfsbebouwing en dat Chipshol daartoe ook een bouwvergunning heeft gekregen; - dat de Provincie vanaf oktober 2000 ten onrechte (en daarom onrechtmatig) haar goedkeuring aan het wijzigingsbesluit van de gemeente heeft onthouden, hetgeen pas is rechtgezet in september 2002 door de Raad van State; - dat door het onrechtmatig handelen van de Provincie de ontwikkelplannen bijna twee jaar vertraging hebben ondervonden en dat deze vertraging mede mogelijk heeft gemaakt dat de Minister van Verkeer en Waterstaat in februari 2003 een bouwverbod op de grond heeft uitgevaardigd, daartoe gebruikmakend van een haar in de Luchtvaartwet toegekende bevoegdheid; - dat zij in totaal schade lijdt wegens het niet doorgaan van de ontwikkelplannen en door waardedaling van de grond tot het gevorderde bedrag. In haar beslissing gaat de rechtbank er van uit dat de Provincie, door haar weigering goedkeuring te verlenen aan het wijzigingsbesluit van de gemeente Haarlemmermeer, inderdaad een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens Chipshol. De rechtbank beoordeelt de schade die uit deze onrechtmatige daad voortvloeit echter anders dan Chipshol. Volgens de rechtbank zou de Minister van Verkeer en Waterstaat ook een bouwverbod hebben uitgevaardigd in het geval de Provincie niet onrechtmatig jegens Chipshol zou hebben gehandeld. Ook in het geval de Provincie in het jaar 2000 haar goedkeuring aan het wijzigingsbesluit van de gemeente Haarlemmermeer zou hebben verleend, zou volgens de rechtbank de Minister immers daartoe op grond van het ook toen geldende verdrag van Chicago zijn overgegaan, zodat de schade die Chipshol stelt te hebben geleden niet zozeer het gevolg is van het handelen van de Provincie alswel van het handelen van de Minister van Verkeer en Waterstaat. De Luchtvaartwet kent een procedure tot vergoeding van de schade die het gevolg is van het bouwverbod. Deze procedure is door Chipshol al in gang gezet en de uitkomst daarvan zal moeten worden afgewacht. Door het handelen van de Provincie is echter wel ongeveer twee jaar vertraging ontstaan, waardoor de schadevergoeding aan Chipshol, die de uitkomst is van die procedure, ongeveer twee jaar later plaatsvinden dan zonder die vertraging, zodat Chipshol twee jaar rente derft. In de onderhavige zaak van Chipshol tegen de Provincie heeft de rechtbank dan ook de gevorderde schadevergoeding ten bedrage van 118 miljoen euro afgewezen, maar de gederfde rente van twee jaar over het nog vast te stellen bedrag aan schade (in de procedure op grond van de Luchtvaartwet) als door de Provincie veroorzaakte schade aan Chipshol toegewezen.


Uitspraak

Zaaknr/rolnr: 88167/HA ZA 02-1391 Vonnisdatum: 21 januari 2004 735 VONNIS VAN DE RECHTBANK HAARLEM, SECTOR CIVIEL, MEERVOUDIGE KAMER, in de zaak van: 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CHIP(S)HOL HOLDING B.V., en 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CHIP(S)HOL III B.V., beide gevestigd te Wassenaar en kantoorhoudende te Schiphol-Rijk, gemeente Haar-lemmermeer, eisende partijen, advocaten mr. H.J.M. van Schie en mr. R.B. Gerretsen, procureur mr. H.P. Abma, -- tegen -- de publiekrechtelijke rechtspersoon DE PROVINCIE NOORD-HOLLAND, zetelende te Haarlem, gedaagde partij, advocaten mr. K.A.J. Bisschop en mr. P.J.M. Koning, procureur mr. H.K. Garvelink. Chip(s)hol Holding B.V. en Chip(s)hol III B.V. zullen hierna tezamen ook worden aangeduid als Chipshol. De provincie Noord-Holland zal hierna ook worden aange-duid als de Provincie. 1. Het verloop van het geding Voor de loop van het geding verwijst de rechtbank naar de volgende zich in het grif-fiedossier bevindende gedingstukken, waarop vonnis is gevraagd: - de dagvaarding d.d. 11 november 2002 met 17 producties; - de conclusie van antwoord met 22 producties; - de conclusie van repliek, tevens inhoudende akte vermeerdering van eis met 44 producties; - de conclusie van dupliek met 27 producties; - de akte houdende overlegging producties van de zijde van Chipshol met 4 produc-ties; - de akte houdende overlegging producties van de zijde van Chipshol met 2 produc-ties; - de akte houdende overlegging productie van de zijde van de Provincie met 1 pro-ductie; - de akte houdende overlegging productie (II) van de zijde van de Provincie met 1 productie; - de pleitaantekeningen van de raadslieden van Chipshol; - de pleitaantekeningen van de raadslieden van de Provincie. 2. De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit ge-ding het volgende vast: a. Chipshol is een gebiedsontwikkelaar in de Schiphol-regio. b. In 1990 heeft Chipshol op verzoek van Schiphol Area Development Company N.V. (verder: SADC) een terrein van 38,5 hectare grond aangekocht, het zoge-naamde Groenenbergterrein. c. Het Groenenbergterrein valt onder het bestemmingsplan Schiphol-Zuidoost (ver-der: het bestemmingsplan). d. In het bestemmingsplan is Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haar-lemmermeer ex artikel 11 van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) de be-voegdheid toegekend om de bestemming "agrarische doeleinden" van het Groe-nenbergterrein te wijzigen in de bestemming "bedrijfsdoeleinden I" (verder: wijzi-gingsbevoegdheid). e. Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haarlemmermeer hebben op grond van de wijzigingsbevoegdheid het wijzigingsplan "Schiphol-Zuidoost" opgesteld dat met ingang van 13 maart 2000 ter inzage is gelegd. f. In een brief van 7 april 2000 (productie 29 bij dupliek), waarin het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, directie Noord-Holland namens de Minister van Verkeer en Waterstaat een bedenking tegen het ontwerp wijzigingsplan indient, staat onder meer vermeld: "(…) Het gebied, waarop het wijzigingsplan betrekking heeft grenst aan de Aalsmeerbaan. Het wij-zigingsplan laat bedrijfsbebouwing toe in hoogte oplopend van 4 tot 6 m. Langs de Aalsmeer-baan zijn landingshulpmiddelen aanwezig. Het gaat om het ILS (instrument Landings System) en het MLS (Micro Wave Landings System). De werking van deze systemen worden beïn-vloed door de reflecties van bebouwing, die in het wijzigingsplan worden toegelaten. Deze re-flecties veroorzaken onnauwkeurigheid en daarmee onbetrouwbaarheid van deze systemen. De nauwkeurigheid en de betrouwbaarheid van deze systemen moeten op grond van internati-onale afspraken, die zijn vastgelegd in verdragen, gewaarborgd worden in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer. Voor bebouwing in het gebied is een computersimulatie uitgevoerd. Uit deze simulatie blijkt, dat in het gebied, waarop het wijzigingsplan betrekking heeft, geen bebouwing kan worden toegelaten in verband met de reflecties op de landingssystemen. Dit is in maart 1999 ook al in de toetsingscommissie van uw gemeente aangegeven. (…)" g. In een notitie die onderdeel uitmaakt van het besluit tot vaststelling van het wijzi-gingsplan (productie 1 bij dagvaarding) worden de ontvangen bedenkingen be-sproken. In haar commentaar op voormelde bedenking schrijft de gemeente Haar-lemmermeer onder meer: "(…) In dit verband dient voorts te worden gewezen op de bevoegdheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat op grond van artikel 38 van de Luchtvaartwet om voor het onderhavige gebied een bouwverbod af te kondigen, wanneer zulks met het oog op de veiligheid van het luchtver-keer noodzakelijk is. Hiermee kan de Minister bebouwing weren, wanneer zulks als gevolg van nieuwe ontwikkelingen of inzichten ten aanzien van de veiligheid van het luchtverkeer noodzakelijk zou zijn." h. Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haarlemmermeer hebben op 4 juli 2000 het wijzigingsplan "Schiphol-Zuidoost" vastgesteld. i. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben vervolgens bij besluit van 10 oktober 2000 de vereiste goedkeuring aan dit plan onthouden. j. Bij uitspraak van 5 september 2001 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland vernietigd en het einde van de termijn waarbinnen de Provincie opnieuw diende te beslissen omtrent de goedkeuring van het wijzigingsplan bepaald op 31 december 2001. k. In deze uitspraak (productie 3 bij dagvaarding) overweegt de Afdeling Bestuurs-rechtspraak van de Raad van State onder meer: "(…) Mede gelet op de betrokken belangen hadden verweerders naar het oordeel van de Afdeling in dit geval zorgvuldig moeten nagaan welk deel van het plangebied in redelijkheid gereserveerd dient te blijven om reële varianten voor de omlegging van de N201 niet onmogelijk te maken. (…)" l. Gedeputeerde Staten van Noord Holland hebben bij besluit van 12 februari 2002 de bestemmingswijziging goedgekeurd, maar aan de ontsluiting van het Groenen-bergterrein goedkeuring onthouden. m. Bij uitspraak van 4 september 2002 heeft de Voorzitter van de Afdeling Bestuurs-rechtspraak van de Raad van State dit besluit vernietigd voorzover het de onthou-ding van goedkeuring aan de aanduiding van de ontsluiting betreft. De Voorzitter heeft vervolgens zelf goedkeuring aan de aanduiding "Ontsluiting" van het plan-gebied verleend. n. In een faxbericht van 8 november 2000 (productie 39 bij repliek) schrijft het Britse bedrijf MWB Konnect aan Chipshol onder meer: "(…) I refer to our meeting at your offices on 27th October. MWB Konnect agree to the following Heads of Terms for the land at Groenenberg-terrein, Schiphol, Amsterdam as follows. 1. Seller: Chipshol/S.P.V. 2. Buyer: MWB Konnect/S.P.V., to be established. 3. Land: at Groenenberg-terrein, Schiphol Rijk. 4. Plot: ± 85.000 m2. Fit for purpose for use as a Data Centre and clean soil. (…) 8. 70%, being DFL 47.6 million at the date the Province formally issues the rezoning per-mission. We understand that this request is already approved by the local authorities. (bestemmingsplan/development plan) and would require confirmation. (…) 18. There is a Formal Agreement between parties when there is agreement on all issues and when the contract is formalised and undersigned by buyer and seller. (…)" o. In een faxbericht van 14 november 2000 aan MWB Konnect (productie 41 bij re-pliek) schrijft Chipsol onder meer: "(…) Thank you for your proposal of 8th November 2000. I have indicated some amendments and clarifications on your proposal, see enclosure. Please let me know that these are acceptable and that we now can proceed with making the purchase contract. (…)" p. In de bijlage bij dit faxbericht heeft Chipshol onder meer de volgende wijzigingen aangebracht in het hiervoor onder n bedoelde faxbericht van MWB Konnect: "(…) MWB Konnect agree tot the following Heads of Terms for the land at Groenenberg-terrein, Schiphol, Amsterdam as follows. 1. Seller: Chipshol/S.P.V. 2. Buyer: MWB Konnect/S.P.V., to be established. 3. Land: at Groenenberg-terrein, Schiphol Rijk. 4. Plot: ± 85.000 m2 AS INDICATED ON ATTACHED MAP. Fit for purpose (=BOUWRIJP) for use as a Data Centre and clean soil. (…) 8. 70%, being DFL 47.6 million at the date EITHER the Province OR THE RAAD VAN STATE formally issues the rezoning permission. We understand that this request is al-ready approved by the MUNICIPALITY HAARLEMMERMEER local authorities (bestemmingsplan/development plan) and would require confirmation BY THE PROV-INCE AND/OR THE RAAD VAN STATE. (…) 18. There is ONLY a Formal Agreement between parties when there is agreement on all is-sues and when THIS AGREEMENT the contract is formalised IN A PURCHASE CON-TRACT and undersigned by buyer and seller. (…)" q. Op 11 februari 2003 heeft de Gemeente Haarlemmermeer aan Chip(s)hol III B.V. twee bouwvergunningen verleend voor het bouwen van bedrijfspanden en kanto-ren op het Groenenbergterrein. r. Op 19 februari 2003 is door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat voor het Groenenbergterrein een besluit ex artikel 38 van de Luchtvaartwet vastgesteld (productie 18 bij repliek). In dit besluit wordt de maximale hoogte voor het op-richten of het hebben van bouwwerken of andere opstallen dan wel het planten of het hebben van bomen en gewassen op het Groenenbergterrein bepaald. s. In de toelichting bij het besluit staat onder meer: "(…) De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat maakt gebruik van haar bevoegdheid op grond van artikel 38 van de Luchtvaartwet. Reden hiervoor is het volgende. Er ligt een aanvraag voor een bouwvergunning op het Groenenbergterrein. Indien de bouwvergunning conform aanvraag wordt verleend, dan levert dat grote problemen op voor het gebruik van de Aalsmeerbaan. Krachtens het Luchthavenindelingbesluit Schiphol geldt vanaf 20 februari 2003 een strikt re-giem voor de hoogte van bouwwerken rondom het luchtvaartterrein Schiphol. Van belang is dat aan het regiem van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol reeds toepassing wordt gege-ven op de in behandeling zijnde aanvraag voor een bouwvergunning. Daarom worden de maximale hoogten zoals die gelden in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol opgenomen in onderhavig besluit ex artikel 38 van de Luchtvaartwet. In dat verband is van belang dat het re-giem van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol voortvloeit uit de Annexen 10 en 14 beho-rend bij het Verdrag van Chicago (het ICAO-Verdrag). Ingevolge deze Annexen bestaan ook voordat het Luchthavenindelingbesluit Schiphol in werking is getreden richtlijnen aan de hand waarvan aanvragen voor bouwvergunningen kunnen worden getoetst. Hoewel de meeste crite-ria uit genoemde internationale regelgeving in bestemmingsplannen zijn verwerkt en derhalve meteen bij de beoordeling van de aanvraag voor een bouwvergunning kunnen worden betrok-ken, is dat in de situatie van de inspreker niet het geval. Daarom ligt het ook in de rede in on-derhavig geval toepassing te geven aan artikel 38 van de Luchtvaartwet. (…) Is om welke reden dan ook een bepaalde maximale hoogte van bouwwerken in de nabijheid van een luchtvaartterrein niet vastgesteld in een bestemmingsplan, dan kan de Minister - als ultimum remedium - ingevolge artikel 38 van de Luchtvaartwet een bouwverbod opleggen. (…) Voor het nemen van het onderhavige besluit is het verzoek van Schiphol een aanleiding ge-weest, maar is het conformeren aan internationale criteria vastgesteld in de Annexen 10 en 14 behorend bij het verdrag van Chicago, die voor Schiphol vervolgens precies zijn vastgelegd zijn in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol doorslaggevend wat betreft de grondslag van het onderhavig besluit. (…)" t. Als gevolg van dit besluit (verder gemakshalve aangeduid als: bouwverbod) kun-nen de bouwplannen van Chipshol, waarvoor de bouwvergunningen zijn verleend, geen doorgang vinden. u. Bij dagvaarding d.d. 16 september 2003 heeft Chipshol Luchthaven Schiphol ge-dagvaard tot betaling van een schadevergoeding van € 97.200.000,-- op grond van artikel 50 van de Luchtvaartwet. 3. De vordering 3.1 Chipshol vordert, na vermeerdering van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Provincie zal veroordelen aan Chipshol te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting de somma van € 118.454.000,-- ten titel van schadevergoeding wegens onrechtmatige besluitvorming door de Provincie, althans een ander door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim, zijnde 10 oktober 2000, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van de Provincie in de kosten van deze procedure. 3.2 Tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven vaststaande feiten legt Chipshol het volgende aan haar vordering ten grondslag. De Provincie heeft met schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur onrechtmatig jegens Chipshol gehandeld. In de eerste plaats heeft de Provincie het vertrouwensbeginsel geschonden doordat zij jegens Chipshol het vertrouwen heeft gewekt dat het wijzigingsplan spoedig door haar zou worden goedgekeurd. Voorts heeft de Provincie het zorgvuldigheidsbeginsel ge-schonden door in afwijking van de door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 5 september 2001 uitdrukkelijk gestelde termijn de besluit-vorming verder uit te stellen. Daarnaast is met de vernietiging door de bestuursrechter van de besluiten van de Provincie om haar goedkeuring aan het wijzigingsplan te ont-houden de onrechtmatigheid van deze besluiten gegeven. Als gevolg van het onrecht-matig handelen van de Provincie heeft Chipshol schade geleden. Nu de Provincie niet bereid gebleken is haar aansprakelijkheid te erkennen of het gevorderde bedrag te ver-goeden, rest Chipshol geen andere mogelijkheid dan in rechte vergoeding van de schade te vorderen. 4. Het verweer 4.1 De Provincie heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan. 5. Beoordeling van het geschil 5.1 De Provincie is aansprakelijk voor de door Chipshol gestelde schade voortvloeiend uit onrechtmatig handelen van de Provincie indien is voldaan aan de volgende voorwaar-den: onrechtmatig handelen, toerekenbaarheid van dat handelen aan de Provincie, re-lativiteit, schade en causaliteit tussen het onrechtmatig handelen en de schade. Vol-gens vaste jurisprudentie zijn met de vernietiging van de besluiten van Gedeputeerde Staten van de Provincie de onrechtmatigheid van die besluiten en de toerekenbaarheid daarvan aan de Provincie gegeven. De stelling van de Provincie dat de vernietiging van het hiervoor onder 2.i genoemde eerste besluit verband hield met nieuwe ontwik-kelingen in de planvorming voor het tracé van de N201 in de periode tussen het be-sluit en de vernietiging daarvan, doet daarom - ook indien juist - niet ter zake. Boven-dien heeft de Provincie, toen zij bekend was met deze ontwikkelingen, het hiervoor onder 2.l genoemde tweede besluit genomen, waarbij zij ten onrechte haar goedkeu-ring aan de aanduiding van de ontsluiting onthield, zodat Chipshol toen evenmin met de ontwikkeling van het Groenenberg terrein kon aanvangen. Daarmee is het on-rechtmatig handelen van de Provincie gegeven en behoeven de overige twee door Chipshol gestelde gronden voor onrechtmatig handelen, te weten handelen in strijd met het vertrouwensbeginsel en met het zorgvuldigheidsbeginsel, geen bespreking meer. 5.2 Bij dupliek heeft de Provincie erkend dat Chip(s)hol III B.V. valt aan te merken als rechtstreeks belanghebbende bij genoemde besluiten en dat voor deze vennootschap is voldaan aan het relativiteitsvereiste. Ten aanzien van Chip(s)hol Holding B.V. heeft de Provincie echter terecht aangevoerd dat eventuele schade die deze vennootschap zou hebben geleden uit hoofde van het feit dat zij de aandeelhoudster is van Chip(s)hol III B.V. niet voor vergoeding in aanmerking komt. Het feit dat Chip(s)hol III B.V., als economisch eigenaar van de grond ten gevolge van de onrechtmatige be-sluiten van de Provincie schade lijdt, heeft weliswaar tot gevolg dat de waarde van de aandelen in Chip(s)hol III B.V. is verminderd, maar is op zichzelf niet onrechtmatig jegens de aandeelhoudster Chip(s)hol Holding B.V. Ook overigens is met de onrecht-matige besluitvorming geen specifieke zorgvuldigheidsnorm jegens de aandeelhoud-ster geschonden, zodat voor Chip(s)hol Holding B.V. niet is voldaan aan de voor de aansprakelijkheid vereiste relativiteit. De vordering van Chip(s)hol Holding B.V. zal derhalve worden afgewezen. 5.3 Chip(s)hol III B.V. heeft gesteld dat de schade die zij als gevolg van de twee onrechtmatige besluiten heeft geleden uit een aantal posten bestaat. In eerste instantie heeft Chip(s)hol III B.V. schade geleden als gevolg van het niet doorgaan van een ui-termate lucratieve transactie met MWB Konnect en heeft zij vertragingsschade gele-den, omdat zij met de realisering van haar plannen twee jaar vertraging had opgelo-pen. Voorts heeft Chip(s)hol III B.V. gesteld dat zij, nu de ontwikkeling van het Groenenbergterrein als gevolg van het bouwverbod überhaupt niet meer kan worden gerealiseerd, schade lijdt in verband met de afwaardering van de grond, het gemis van de meeropbrengst van de grond, gederfde projectontwikkelingswinst, gemiste beleg-gingsrendementen en belastingschade. 5.4 De Provincie heeft aangevoerd dat als Gedeputeerde Staten van de Provincie eerder tot goedkeuring van het wijzigingsplan hadden besloten, er veel eerder dan op 19 fe-bruari 2003 een bouwverbod ex artikel 38 van de Luchtvaartwet zou zijn opgelegd. De Provincie is derhalve van oordeel dat zij niet aansprakelijk is voor de schade als ge-volg van het bouwverbod. Dit verweer is terecht gevoerd. Uit de hiervoor sub 2.f aan-gehaalde passage blijkt immers dat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-wijzigingsplan in april 2000 namens de Minister van Verkeer en Waterstaat reeds is aangevoerd dat bebouwing op het Groenenbergterrein in verband met internationale afspraken niet kon worden toegelaten en dat dit in maart 1999 ook al in de toetsings-commissie van de gemeente Haarlemmermeer is aangegeven. Voorts blijkt ook uit de sub 2.s aangehaalde passage uit de toelichting bij het bouwverbod dat de grondslag voor het verbod is gelegen in het conformeren aan de internationale criteria die zijn vastgelegd in de Annexen 10 en 14 bij het Verdrag van Chicago. Aangezien de Pro-vincie onbetwist heeft aangevoerd dat deze criteria al bestonden voordat de Provincie over het wijzigingsplan moest oordelen, is aannemelijk dat het bouwverbod ook zou zijn opgelegd als Chip(s)hol III B.V. de bouwvergunning twee jaar eerder had kunnen aanvragen. Anders dan Chip(s)hol III B.V. heeft gesteld hangt het bouwverbod niet samen met de inwerkingtreding van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol, maar vloeien beide, blijkens de hiervoor aangehaalde toelichting bij het bouwverbod, voort uit de criteria die zijn neergelegd in genoemde annexen bij het Verdrag van Chicago. Bovendien geldt naar analogie van de jurisprudentie bij artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht dat een vordering tot schadevergoeding op grond van een onrecht-matig besluit alleen kan worden toegewezen indien de schade het gevolg is van dat besluit. Schade veroorzaakt door andere besluiten dient buiten beschouwing te blijven. Nu de door Chip(s)hol III B.V. gestelde schade in verband met de afwaardering van de grond, het gemis van de meeropbrengst van de grond, gederfde projectontwikke-lingswinst, gemiste beleggingsrendementen en belastingschade niet het gevolg is van de vernietigde besluiten, maar van het bouwverbod en zonder dat bouwverbod niet zou zijn ontstaan, zal de vordering voor wat betreft deze schade worden afgewezen. 5.5 Chip(s)hol III B.V. heeft voorts gesteld dat zij schade heeft geleden als gevolg van het mislopen van de transactie met MWB Konnect. Sedert medio 2000 waren Chip(s)hol III B.V. en MWB Konnect in onderhandeling, hetgeen in de loop van oktober 2000 resulteerde in overeenstemming over de essentialia, waaronder de levering door Chip(s)hol III B.V. aan MWB Konnect van een perceel van 85.000 m2 grond tegen een prijs van NLG 800,-- per m2. MWB Konnect haakte echter af toen bleek dat gede-puteerde Staten haar goedkeuring aan het wijzigingsplan had onthouden, aldus Chip(s)hol III B.V. De Provincie heeft uitdrukkelijk betwist dat het uitblijven van de goedkeuring van het wijzigingsplan de reden was voor het afhaken van MWB Kon-nect. Nu Chip(s)hol III B.V. niet heeft aangegeven wanneer MWB Konnect als moge-lijke koper is afgehaakt en geen stukken heeft overgelegd waarin MWB Konnect dat meldt, lijkt het er naar het oordeel van de Provincie veel meer op dat MWB Konnect is afgehaakt omdat Chip(s)hol III B.V. niet wilde garanderen dat het terrein geschikt was voor de vestiging van een "data centre" en/of dat het MWB Konnect pas op 14 november 2000 duidelijk werd hoe het zat met de goedkeuring van het wijzigingsplan. Duidelijk is derhalve dat er geen sprake was van een overeenkomst tussen partijen, al-dus de Provincie. Nog daargelaten de vraag of MWB Konnect akkoord zou zijn ge-gaan met de hiervoor sub 2.p aangehaalde door Chip(s)hol III B.V. voorgestelde wij-zigingen, had het in het licht van deze gemotiveerde betwisting door de Provincie op de weg van Chip(s)hol III B.V. gelegen om het door haar gestelde verband tussen het onthouden van de goedkeuring aan het wijzigingsplan door Gedeputeerde Staten en het afhaken van MWB Konnect als koper nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door het overleggen van correspondentie van MWB Konnect waaruit dit blijkt. Nu Chip(s)hol III B.V. dit, hoewel daartoe door de Provincie uitgenodigd, heeft nagelaten en slechts enkele mediaberichten heeft overgelegd waaruit blijkt dat MWB Konnect in oktober 2000 in onderhandeling was over zeven vestigingslocaties in Europa, heeft zij op dit punt onvoldoende aan haar stelplicht voldaan, zodat aan bewijslevering niet wordt toegekomen. Dit onderdeel van de vordering zal derhalve reeds hierom worden afgewezen. 5.6 In het voorgaande is overwogen dat aannemelijk is dat het bouwverbod ook, maar veel eerder, zou zijn afgegeven als Gedeputeerde Staten van de Provincie op 10 oktober 2000 het wijzigingsplan hadden goedgekeurd. Chip(s)hol III B.V. heeft bij pleidooi daarom terecht gesteld dat zij in dat geval haar claim tegen de Luchthaven Schiphol in verband met het bouwverbod (nagenoeg) twee jaar eerder zou hebben kunnen instel-len, met als gevolg dat de desbetreffende claim twee jaar eerder rentedragend zou zijn geworden. De vordering van Chip(s)hol III B.V. tot vergoeding van vertragingsschade zal daarom worden toegewezen. Aangezien de hoogte van deze vertragingsschade af-hankelijk is van de eventueel in verband met het bouwverbod aan Chip(s)hol III B.V. toe te kennen schadeloosstelling, moet aansluiting worden gezocht bij de procedure ex artikel 52 van de Luchtvaartwet die Chip(s)hol III B.V. bij dagvaarding van 16 september 2003 tegen de Luchthaven Schiphol heeft geëntameerd. Gelet op artikel 6:119 BW bestaat de schadevergoeding, verschuldigd wegens de vertraging van de voldoening van een geldsom, in de wettelijke rente. De aan Chip(s)hol III B.V. toe te kennen vertragingsschade wordt derhalve begroot op de wettelijke rente vanaf 10 ok-tober 2000 tot 4 september 2002 over het bedrag aan schadeloosstelling dat aan Chip(s)hol III B.V. in verband met het bouwverbod zal worden toegewezen. 5.7 Het verweer van de Provincie dat alleen vergoeding van vertragingsschade vanaf 12 februari 2002 kan worden toegewezen, omdat zij op 10 oktober 2000 niet in staat was het wijzigingsplan (ongewijzigd) goed te keuren, wordt verworpen. De Provincie heeft ter onderbouwing van haar verweer aangevoerd dat op 10 oktober 2000 een deel van het Groenenbergterrein gereserveerd diende te blijven voor de mogelijke aanleg van de N201. Uit de hiervoor sub 2.k aangehaalde passage uit de uitspraak van de Raad van State blijkt evenwel dat de Provincie voor haar besluit van 10 oktober 2000 had moeten nagaan welk deel van het plangebied in redelijkheid gereserveerd diende te blijven om reële varianten voor de omlegging van de N201 niet onmogelijk te maken. Nu zij dit heeft nagelaten, is er geen reden om af te wijken van het in de jurisprudentie ontwikkelde uitgangspunt dat de schade ontstaat op de dag van het primaire besluit. 5.8 Nu partijen elk voor een deel in het ongelijk zijn gesteld is er grond om de kosten van het geding te compenseren als na te melden. 6. Beslissing De rechtbank: 6.1 Wijst de vordering van Chip(s)hol Holding B.V. af. 6.2 Veroordeelt de Provincie tot betaling aan Chip(s)hol III B.V. tegen behoorlijk bewijs van kwijting ten titel van schadevergoeding wegens onrechtmatige besluitvorming door de Provincie van de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2000 tot 4 september 2002 over het bedrag aan schadeloosstelling dat aan Chip(s)hol III B.V. in verband met het bouwverbod zal worden toegewezen. 6.3 Compenseert de kosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten daagt. 6.4 Wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Monster, voorzitter, en mrs. J.C.M. Montijn-Swinkels en J.J. Dijk, leden van deze kamer, en in het openbaar uitgesproken ter te-rechtzitting van 21 januari 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.