Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO1774

Datum uitspraak2003-12-05
Datum gepubliceerd2004-07-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.000756.03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1, 3 en 4 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.


Uitspraak

parketnummer: 20.000756.03 datum uitspraak: 5 december 2003 tegenspraak; GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 11 februari 2003 in de strafzaak onder parketnummer 01/059012-02 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op 27 juli 1960, wonende te [adres], thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring P.I. Nieuw-Vosseveld te Vught. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1, 3 en 4 is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, nu uit de inhoud van het beroepen vonnis niet blijkt dat met betrekking tot het in eerste aanleg blijkens de pleitnota namens de verdachte uitdrukkelijk voorgedragen verweer met betrekking tot het op onrechtmatige wijze verkrijgen van telefoontaps een met redenen omklede beslissing is gegeven. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat: 1. hij op of omstreeks 9 april 2002 te Nederweert, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (zwarte BMW, gekentekend [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door het forceren van een vergrendeling van die auto; 3. hij op of omstreeks 6 juli 2002 te Oss tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Aldi, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of - met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van geld/goed, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Aldi, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader, vermomd met bivakmuts(en) die Aldi is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens) een of meerdere vuurwapen(s), althans een op een vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en), op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of daarbij heeft/hebben geroepen: "kassa openen" en/of dat/een vuurwapen in de nabijheid van het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben doen klikken; 4. hij op of omstreeks 6 juli 2002 te Oss tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en/of - met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader was/waren voorzien van zogenaamde/daarop gelijkende bivakmuts(en) en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben/heeft getoond en/of (vervolgens) op die [slachtoffer 4] zijn/is afgerend en/of (vervolgens) dat vuurwapen, althans dat voorwerp, bij die [slachtoffer 4] in de nek gedrukt en/of die [slachtoffer 4] toegevoegd: "je auto", althans woorden van gelijke strekking en/of daarbij die [slachtoffer 4] aan de schouder heeft/hebben getrokken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] dat vuurwapen/voorwerp (stevig) in de zij gepord en/of daarbij geroepen: "je auto godverdomme", althans woorden van gelijke strekking en/of de autosleutels uit de hand van die [slachtoffer 4] heeft/hebben getrokken; De bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, sub 3 en sub 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 9 april 2002 te Nederweert met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto (zwarte BMW, gekentekend [kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer 1]. 3. hij op 6 juli 2002 te Oss tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld, toebehorende aan Aldi, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 2] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en/of zijn mededader, vermomd met bivakmutsen die Aldi is/zijn binnengegaan en/of (vervolgens) een of meerdere vuurwapens, althans een op een vuurwapen gelijkende voorwerpen, op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en/of daarbij heeft/hebben geroepen: "kassa openen" en/of dat/een vuurwapen in de nabijheid van het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben doen klikken; 4. hij op 6 juli 2002 te Oss tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een auto, toebehorende aan [slachtoffer 4], welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader was/waren voorzien van bivakmutsen en/of (vervolgens) die [slachtoffer 4] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben/heeft getoond en/of (vervolgens) op die [slachtoffer 4] zijn/is afgerend en/of (vervolgens) dat vuurwapen, althans dat voorwerp, bij die [slachtoffer 4] in de nek gedrukt en/of die [slachtoffer 4] toegevoegd: "je auto", en/of daarbij die [slachtoffer 4] aan de schouder heeft/hebben getrokken en/of daarbij geroepen: "je auto godverdomme" en/of de autosleutels uit de hand van die [slachtoffer 4] heeft/hebben getrokken; Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 3 en 4 meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen PRO MEMORIE De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het bewezen verklaarde onder 1 is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Het bewezen verklaarde onder 3 en 4 is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 312, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder 2e, van het Wetboek van Strafrecht, juncto artikel 310 van dat wetboek. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: -de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten tot forse straffen is veroordeeld en desondanks niet bereid is zijn criminele gedrag te staken; - de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht; - het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke verontrusting die daarvan het gevolg is; het is een feit van algemene bekendheid, dat overvallen als de onderhavige aan de slachtoffers psychische schade, soms zelfs aanzienlijke schade, toebrengen; misdrijven als de onderhavige brengen een aanzienlijke maatschappelijke onrust teweeg en vragen om een duidelijke reactie van de zijde van justitie; - de -leidende- rol die de verdachte blijkens het onderzoek ter terechtzitting bij het plegen van de onder 3 en 4 bewezenverklaarde feiten heeft vervuld. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat het vorenoverwogene daarin onvoldoende tot uitdrukking komt. De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn van zulke aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn met betrekking tot hetwelk het onder 3 en 4 bewezen verklaarde is begaan en die tot het begaan van het misdrijf zijn vervaardigd of bestemd. Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken. Het hof heeft bij zijn beslissing deze voorwerpen als een gezamenlijkheid van voorwerpen opgevat, waarop het voorgaande van toepassing is. De in beslag genomen en nog niet teruggegeven hierna als zodanig in de beslissing te noemen voorwerpen moeten worden teruggegeven aan de hieronder te noemen persoon, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [slachtoffer 1], wonende te [adres], als gevolg van de onder 1. bewezen verklaarde feiten, schade heeft geleden. Het hof stelt de materiële schade op Eur.3.500,--. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van Eur.3.500,-- te betalen ten behoeve van het slachtoffer. Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen). Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken, dat Aldi Best B.V., gevestigd aan De Maas 14 te 5684 PL Best als gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van Eur.5.197,24 Het hof stelt de materiële schade op Eur.5.197,24. Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van Eur.5.197,24 te betalen ten behoeve van het slachtoffer. Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte of diens mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen). Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts nog gebleken, dat, [slachtoffer 4], [adres], als gevolg van de onder 4. bewezen verklaarde feiten, schade heeft geleden. Het hof stelt de materiële schade bij wijze van voorschot vast op op Eur.136,--. Uit het onderzoek is voorts gebleken dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden, welke het hof naar billijkheid begroot op Eur.2.500,--. Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van Eur.2.636,-- te betalen ten behoeve van het slachtoffer. Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte of diens mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen). De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] [slachtoffer 1], wonende te [adres] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De benadeelde partij heeft gepersisteerd bij zijn in eerste aanleg gedane vordering. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. De vordering is in beginsel voor toewijzing vatbaar, zij het dat de exacte hoogte van de geleden schade in dit geding niet kan worden vastgesteld. Het hof wijst de vordering derhalve toe, bij wijze van voorschot, tot een bedrag van Eur.3.500,--, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij voor het overige gedeelte niet ontvankelijk is in haar vordering en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht, nu de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor de behandeling van het strafgeding. De vordering van de benadeelde partij Aldi Aldi Best B.V., gevestigd aan De Maas 14 te 5684 PL Best heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De benadeelde partij heeft gepersisteerd bij haar in eerste aanleg gedane -en toegewezen- vordering. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 3. bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering is voor toewijzing vatbaar, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] [slachtoffer 4], [adres], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 4. bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. De vordering is in beginsel voor toewijzing vatbaar, zij het dat de exacte hoogte van de geleden schade in dit geding niet kan worden vastgesteld. Het hof wijst de vordering tot materiële schade toe, bij wijze van voorschot, tot een bedrag van Eur.136,--, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij voor het overige gedeelte niet ontvankelijk is in haar vordering en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht, nu de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor de behandeling van het strafgeding. Aan de benadeelde partij is door het onder 4. bewezen verklaarde voorts rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet uit materiële schade bestaat. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op na te melden bedrag. De totale schade wordt bijgevolg begroot op Eur.2.636,--. Tot dit bedrag dient de vordering te worden toegewezen. De proceskosten worden tot na te melden bedrag ten laste van de verdachte gebracht. De toegepaste wettelijke voorschriften De strafoplegging en de opgelegde maatregelen zijn gegrond op de artikelen: 24c, 36b, 36c, 36f, 57, 60a, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 1, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte sub 1, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: sub 1: "Diefstal", sub 3: "Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen"; sub 4: "Diefstal, voorafgegaan of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen". Verklaart de verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaren. Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - 1. een bivakmuts, kleur zwart; - 2. twee handschoenen, kleur zwart; - 11.twee handschoenen, kleur zwart en - 12.een dolk, kleur grijs, F. Dick. Gelast de teruggave van de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - 5. een telefoontoestel, kleur grijs, merk Nokia 3310; - 8. een schroevendraaier, kleur groen en - 9. een telefoonkaart, kleur paars, pre-paid, aan [verdachte] voornoemd. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [adres], te betalen een bedrag van Eur.3.500,-- (zegge:drieduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zeventig dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Aldi Best B.V., gevestigd aan De Maas 14 te 5684 PL Best, te betalen een bedrag van Eur.5.197,24 (zegge:vijfduizend eenhonderdzevenennegentig euro en vierentwintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van eenhonderdendrie dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte of diens mededader aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan. Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4], [adres], te betalen een bedrag van Eur. 2.636,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van tweeenvijftig dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte of diens mededader aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan. Wijst de vordering van de benadeelde partij -bij wijze van voorschot-toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1], wonende te [adres], een bedrag van Eur.3.500,--. Verklaart de benadeelde partij voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat die vordering voor het overige slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan. Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan Aldi Best B.V., gevestigd aan De Maas 14 te 5684 PL Best, een bedrag van Eur.5.197,24, met bepaling dat indien en voorzover een mededader van verdachte aan de vordering heeft voldaan, de verdachte daarvan is bevrijd. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan. Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Wijst de vordering van de benadeelde partij -met betrekking tot het materiële gedeelte bij wijze van voorschot- toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 4], [adres], een bedrag van Eur. 2.636,--, met bepaling dat indien en voorzover een mededader van verdachte aan de vordering heeft voldaan, de verdachte daarvan is bevrijd. Verklaart de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de materiële vordering niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat die vordering voor het overige slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan. Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door Mr. Harmsen, als voorzitter Mrs. Van de Loo en De Lange, als raadsheren in tegenwoordigheid van Dhr. De Bruijn, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 december 2003. U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G zaaknr.: 02 tijd : 09.30 verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op 27 juli 1960, wonende te [adres], thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Oosterhoek" te Grave. Is bij vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 11 februari 2003 ter zake van: sub 1: "Diefstal", sub 3 en 4 telkens: "Diefstal, vorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer vernigde personen", veroordeeld tot: 3 jr. gev. straf OV. - MAV. - MVV. tav. sub 1: verpl. tot bet.a.d.Staat tbv. [slachtoffer 1] ? 3.500,= subs. 70 dgn.hecht. + toew.vord.ben.partij ? 3.500,= tav. sub 3: verpl. tot bet.a.d.staat tbv. Aldis best B.V. ? 5.197,24 subs. 103 dgn.hecht. + toew.vord. ? 5.197,24 tav. sub 4: verpl. tot bet.a.d.staat tbv. [slachtoffer 4] ? 2.636,= subs. 52 dgn.hecht. + toew.vord. ? 2.636,= (smartegeld ? 2.500,= + voorschot materiële schade ? 136,=) vrijspr.mbt. sub 2 en 5 tll.