Jurisprudentie
AN9960
Datum uitspraak2003-10-24
Datum gepubliceerd2004-04-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 02/2089 ZFW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-04-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
ZaaknummersAWB 02/2089 ZFW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij het bestreden besluit heeft verweerder vastgehouden aan zijn weigering om toestemming te geven voor de door eiseres gewenste in vitro fertilisatie behandeling (IVF) onder narcose in het [naam] ziekenhuis in [plaats te Belgie].
Uitspraak
RECHTBANK ’S-HERTOGENBOSCH
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
UITSPRAAK
AWB 02/2089 ZFW
Uitspraak van de rechtbank ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geschil tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde mr. D.G. Lysen-Berkenbosch, werkzaam bij ARAR Rechtsbijstand te Leusden
en
Stichting Centrale Zorgverzekeraars, groep Ziekenfonds, gevestigd te Tilburg, verweerder,
gemachtigde mr. M.J. Populiers, werkzaam bij verweerder.
I. PROCESVERLOOP
Bij besluit van 28 maart 2002 heeft verweerder het verzoek van eiseres om toestemming voor een IVF-behandeling in [plaats], België, afgewezen.
Het hiertegen door eiseres ingediende bezwaar is door verweerder ongegrond verklaard bij besluit van 18 juli 2002.
Tegen laatstgenoemd besluit is op 13 augustus 2002 beroep ingesteld namens eiseres.
Het geding is behandeld ter zitting van 12 september 2003, waar eiseres niet is verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
II.1 Bij het bestreden besluit heeft verweerder vastgehouden aan zijn weigering om toestemming te geven voor de door eiseres gewenste in vitro fertilisatie behandeling (IVF) onder narcose in het [naam] ziekenhuis in [plaats]. Hieraan ligt het standpunt ten grondslag dat een IVF-behandeling geen verstrekking is. Verder heeft verweerder overwogen dat de Regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet alleen de mogelijkheid biedt om de kosten van IVF-behandelingen te vergoeden indien de behandeling plaatsvindt in een ziekenhuis, dat beschikt over een ingevolge de Wet op bijzondere medische verrichtingen vereiste vergunning. Het betreffende ziekenhuis in voldoet niet aan deze eis, aldus verweerder.
II.2 Eiseres is van mening dat het arrest Smits en Peerbooms van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het HvJ) analoog moet worden toegepast (arrest van 12 juni 2001, o.m. gepubliceerd in RZA 2001/115). Als in het land waar de patiënt zich wil laten behandelen een dergelijke behandeling gebruikelijk is en daar wordt vergoed, zou het Nederlandse ziekenfonds dat ook moeten doen. Ter ondersteuning van haar betoog heeft eiseres de rechtbank twee brieven doen toekomen van haar behandelend gynaecoloog waarin deze bevestigt dat het betreffende ziekenhuis over een Belgische vergunning beschikt. Verder verklaart hij dat hij zowel in België als in Nederland een erkende registratie heeft.
II.3 Geen verstrekking
II.3.1 De rechtbank stelt voorop dat eiseres geen aanspraak op een IVF-behandeling kan ontlenen aan artikel 8 van de Ziekenfondswet (Zfw) omdat deze behandeling geen verstrekking is in de zin van deze bepaling. In artikel 4 van de Regeling medisch-specialistische zorg Ziekenfondswet is de IVF-behandeling immers nadrukkelijk van de aanspraak op medisch-specialistische zorg uitgesloten.
II.3.2 Aan de Regeling hulp in het buitenland ziekenfondsverzekering kan eiseres evenmin een aanspraak op vergoeding ontlenen. Deze regeling is een nadere uitwerking van artikel 9, vierde lid, van de Zfw, waarin onder meer is geregeld dat de Minister kan bepalen, in welke gevallen en onder welke voorwaarden aan een verzekerde toestemming kan worden verleend, zich voor het geldend maken van zijn recht op verstrekking te wenden tot een persoon of inrichting buiten Nederland. Nu geen sprake is van een verstrekking is deze regeling niet van toepassing.
II.3.3 Ook artikel 22 van de EG-Verordening 1408/71 kan in het onderhavige geval niet tot een aanspraak op vergoeding leiden. Deze bepaling regelt dat de toestemming om in het buitenland een medische behandeling te ondergaan alleen dan niet kan worden geweigerd als de gevraagde behandeling behoort tot de wettelijke prestaties waarin het woonland voorziet, terwijl die hulp niet gegeven kan worden binnen de termijn die daarvoor gewoonlijk in het woonland nodig is. Nu de IVF-behandeling geen verstrekking is, behoort deze behandeling niet tot de wettelijke prestaties van Nederland, het woonland van eiseres. De stelling van eiseres dat de behandeling wel behoort tot de wettelijke prestaties van België doet hieraan niet af.
II.4 Subsidieregeling
II.4.1 Ingevolge het bepaalde in artikel 1p, eerste lid, van de Zfw kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat het College voor zorgverzekeringen subsidies verstrekt. De hier bedoelde ministeriële regeling is de Regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet (Regeling van 27 november 2000, Stcrt. 2000, 133, hierna: de Regeling). Ingevolge artikel 3.2.3.2, eerste lid, van de Regeling komen ziekenfondsen in aanmerking voor een projectsubsidie die is bestemd voor het vergoeden van in-vitrofertilisatiebehandelingen van hun verzekerden met inachtneming van deze regeling. Op grond van artikel 3.2.3.4, eerste lid, van de Regeling wordt een in-vitrofertilisatiebehandeling door het ziekenfonds slechts vergoed indien:
a. de fase van de bevruchting van eicellen en het kweken van embryo’s in het laboratorium plaats heeft in een ziekenhuis dat beschikt over een ingevolge artikel 2 van de Wet op bijzondere medische verrichtingen vereiste vergunning; en
b. voor de behandeling een medische indicatie geldt.
Ingevolge het tweede lid van deze bepaling neemt het ziekenfonds maximaal drie in-vitrofertilisatiebehandelingen in aanmerking per te realiseren zwangerschap.
II.4.2 Vaststaat dat het ziekenhuis in [plaats] waar de IVF-behandeling zou plaatsvinden niet over een vergunning ingevolge artikel 2 van de Wet op bijzondere medische verrichtingen beschikt. Verweerder was derhalve op grond van artikel 3.2.3.4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling gehouden vergoeding van deze IVF-behandeling te weigeren.
II.5 Vrije verkeer van diensten
II.5.1 Vervolgens is de vraag aan de orde of de in geding zijnde weigering in strijd is met het door het EG-Verdrag gewaarborgde vrije verkeer van diensten. In dit kader moet worden nagegaan of de vergoeding van een IVF-behandeling onder het toepassingsgebied van het vrij verrichten van diensten in de zin van artikel 50 EG-Verdrag valt.
II.5.2 Medische dienstverrichtingen vallen onder het toepassingsgebied van artikel 50 van het EG-Verdrag als zij gewoonlijk tegen vergoeding geschieden. Ingevolge artikel 3.2.3.6 van de Regeling vergoedt het ziekenfonds de IVF-behandeling op declaratiebasis aan het ziekenhuis dat de behandeling heeft uitgevoerd. Er is derhalve sprake van een vergoeding voor het ziekenhuis voor een door dat ziekenhuis verleende dienst.
II.5.3 De omstandigheid dat de IVF-behandeling geen verstrekking is leidt er niet toe dat deze dienstverrichting is onttrokken aan het beginsel van het vrije verkeer van diensten. Het gemeenschapsrecht laat de bevoegdheid van de lidstaten om medische behandelingen te vergoeden weliswaar onverlet, maar dit neemt niet weg dat lidstaten bij de uitoefening van deze bevoegdheid het gemeenschapsrecht behoren te eerbiedigen (zie onder meer HvJ 28 april 1998, Kohll, C-158/96, Jurispr. blz. I-01931, punten 18 en 19). Blijkens artikel 3.2.3.4 van de Regeling is ervoor gekozen om IVF-behandelingen onder bepaalde voorwaarden te vergoeden tot een maximum van drie behandelingen per te realiseren zwangerschap. Bij de uitoefening van de bevoegdheid om tot dit maximum vergoedingen toe te kennen, dient verweerder het beginsel van het vrije verkeer van diensten in acht te nemen.
II.5.4 Vervolgens is de vraag aan de orde of de in geding zijnde weigering om de IVF-behandeling te vergoeden een belemmering vormt van het beginsel van het vrij verrichten van diensten.
Ingevolge artikel 3.2.3.4, eerste lid, van de Regeling kan een IVF-behandeling slechts worden vergoed indien de fase van de bevruchting van eicellen en het kweken van embryo’s in het laboratorium plaatsvindt in een ziekenhuis dat beschikt over de ingevolge artikel 2 van de Wet op bijzondere medische verrichtingen vereiste vergunning. Aangezien de hier bedoelde vergunningplicht alleen geldt voor in Nederland gevestigde ziekenhuizen, kunnen in het buitenland gevestigde ziekenhuizen niet aan deze voorwaarde voldoen. Als een verzekerde zich tot een in een andere lidstaat gevestigd ziekenhuis wendt, komen de daarmee verbonden kosten derhalve niet voor vergoeding in aanmerking. Deze regeling schrikt de verzekerde af om zich tot een ziekenhuis in een andere lidstaat te wenden en vormt derhalve een belemmering van het vrij verrichten van diensten.
II.5.5 Voorts is van belang dat het HvJ heeft erkend dat artikel 46 van het EG-Verdrag de lidstaten toestaat de vrije dienstverrichting van ziekenhuizen te beperken, voorzover de instandhouding van een verzorgingsmogelijkheid of medische deskundigheid op nationaal grondgebied essentieel is voor - voor zover hier van belang - de volksgezondheid. Derhalve moet worden nagegaan of de vorenbedoelde belemmering door dergelijke objectieve redenen kan worden gerechtvaardigd.
II.5.6 Ingevolge artikel 2 van de Wet bijzondere medische verrichtingen juncto artikel 1, aanhef en onder a, sub 6, van het Besluit aanwijzing bijzondere medische verrichtingen geldt een vergunningvereiste voor in vitro fertilisatie. Blijkens de nota van toelichting bij het laatstgenoemde besluit (Stb. 1991, 511, blz. 10-11) strekt dit vereiste ertoe de concentratie van de toepassing van IVF te bevorderen, een meer doelmatige aanwending van deskundigheid en ervaring te waarborgen en - mede door de optredende schaalvergroting - de kosten per behandeling te beperken. Daarnaast kan, indien deze methode ten gevolge van het vergunningvereiste slechts in een beperkt aantal ziekenhuisvoorzieningen plaatsvindt, beter toezicht worden gehouden op de zorg en op naleving van ter zake te stellen voorschriften.
Gelet op de hiervoor aangeduide doelstellingen is de rechtbank van oordeel dat er een objectieve rechtvaardigingsgrond aanwezig is voor de in paragraaf 3.2.3 van de Regeling vervatte belemmering van het vrij verrichten van diensten.
II.5.7 Tenslotte is de vraag aan de orde of de evenbedoelde belemmering van het vrij verrichten van diensten verder gaat dan objectief gezien gerechtvaardigd is en of het resultaat ook door minder vergaande maatregelen kan worden bereikt. De rechtbank zal het antwoord op deze vraag toespitsen op het onderhavige geval.
Bij de beantwoording van deze vraag acht de rechtbank, analoog aan het arrest Smits en Peerbooms, van belang of bij een ziekenhuis dat over de vereiste vergunning beschikt tijdig een identieke of voor eiseres even doeltreffende behandeling kan worden verkregen. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat eiseres een identieke behandeling had kunnen krijgen in een vergunninghoudend ziekenhuis. Ook de rechtbank gaat hiervan uit. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat de IVF-behandeling in Nederland niet tijdig had kunnen plaatsvinden. De enkele omstandigheid dat er voor behandeling in een Nederlands ziekenhuis een wachttijd geldt maakt dit niet anders. Er is immers niet gesteld of gebleken dat deze wachttijd uit medisch oogpunt niet acceptabel zou zijn.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de in geding zijnde weigering om de IVF-behandeling in België te vergoeden niet in strijd is met het beginsel van het vrij verrichten van diensten.
II.6 Hetgeen overigens van de zijde van eiseres is aangevoerd leidt de rechtbank evenmin tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep wordt derhalve voor ongegrond gehouden. In verband hiermee ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van schade of van de proceskosten.
III. BESLISSING
De rechtbank,
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst hetgeen overigens is gevorderd af.
Aldus gedaan door mr. D.J. Hutten als rechter en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van N. 't Lam als griffier op 24 oktober 2003.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Afschrift verzonden: