Jurisprudentie
AN9930
Datum uitspraak2003-12-12
Datum gepubliceerd2003-12-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/090181-01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-12-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/090181-01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Uitspraak in de strafzaak van een (ex) directeur van een besloten BV in de fraudezaak rondom het evenementenbeleid van de provincie.
Uitspraak
Rechtbank Arnhem
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer
Parketnummer : 05/090181-01
Datum zitting : 20, 21 en 23 oktober 2003 en
24, 25 en 28 november 2003
Datum uitspraak : 12 december 2003
VERKORT VONNIS
TEGENSPRAAK
in de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : L
geboren op : 1947 te Rhenen
Raadsman: mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 23 juni 2000, althans in of omstreeks de maand juni 2000, te Oosterbeek, in de gemeente Renkum, en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een op 23 juni 2000 te Arnhem opgemaakte en ondertekende overeenkomst tussen de Provincie Gelderland enerzijds en Gelderland Events B.V. anderzijds, waarbij de in die overeenkomst als opdrachtnemer aangeduide partij, te weten Gelderland Events B.V., zich bereid verklaarde de bij haar aangesloten arbeidskrachten aan de Provincie uit te lenen ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden in het kader van de uitvoering van opdrachten welke de Provincie wenste uit te voeren, zulks onder de voorwaarden als nader in die overeenkomst door partijen omschreven, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid voormeld overeenkomst als zodanig op te stellen, terwijl een dergelijke overeenkomst toen tussen voormelde partijen niet was gesloten of aangegaan, en/of die overeenkomst te ondertekenen met een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van de Commissaris van de Koningin in de Provincie Gelderland;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 juni 2000, althans in of omstreeks de maand juni 2000, te Oosterbeek, in de gemeente Renkum, en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift, te weten een op 23 juni 2000 te Arnhem opgemaakte en ondertekende overeenkomst tussen de Provincie Gelderland enerzijds en Gelderland Events B.V. anderzijds, waarbij de in die overeenkomst als opdrachtnemer aangeduide partij, te weten Gelderland Events B.V., zich bereid verklaarde de bij haar aangesloten arbeidskrachten aan de Provincie uit te lenen ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden in het kader van de uitvoering van opdrachten welke de Provincie wenste uit te voeren, zulks onder de voorwaarden als nader in die overeenkomst door partijen omschreven, - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader[s] bedoelde overeenkomst heeft/hebben doen toekomen, althans heeft/hebben overgelegd aan de ABN-AMRO Bank ter fine van het [mede op basis daarvan] verkrijgen van [een] krediet[en],en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voormelde overeenkomst in strijd met de waarheid was opgemaakt [een dergelijke overeenkomst tussen voormelde partijen was toen niet gesloten of aangegaan] en/of voormelde overeenkomst was ondertekend met een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van de Commissaris van de Koningin in de Provincie Gelderland;
2. hij op of omstreeks 29 september 2000, te Oosterbeek, in de gemeente Renkum, althans te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer valse of vervalste geschriften, te weten:
- een borgstelling van de Provincie Gelderland ten behoeve van Gelderland Events B.V., in verband met een aan Gelderland Events B.V. door de ABN-AMRO Bank te verstrekken geldlening/ krediet, groot fl. 1.350.000,=, en/of
- een borgstelling van de Provincie Gelderland ten behoeve van Champion Gelderland B.V., in verband met een aan Champion Gelderland B.V. door de ABN-AMRO Bank te verstrekken geldlening / krediet, groot fl. 550.000,=, en/of
- een borgstelling van de Provincie Gelderland ten behoeve van Stichting Europartenariat B.V., in verband met een aan Stichting Europartenariat B.V. door de ABN-AMRO Bank te verstrekken geldlening / krediet, groot fl. 1.000.000,=,
- zijnde deze borgstellingen geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen -,
als waren die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat die borgstellingen werden overgelegd aan de ABN-AMRO Bank ter verkrijging van kredieten voor de in die borgstellingen genoemde rechtspersonen, en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat die borgstellingen voor de Provincie Gelderland waren ondertekend met een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van de provinciaal gedeputeerde W.Scheerder;
3. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van december 1998 tot augustus 2001, te Oosterbeek, in de gemeente Renkum, en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,[telkens] opzettelijk een ambtenaar, in dienst van de Provincie Gelderland, een gift of belofte heeft gedaan met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten,
hij, verdachte, heeft de ambtenaar voornoemd in voormelde periode de volgende giften gedaan:
- in of omstreeks de maand december 1998 een reischeque ter waarde van fl. 5000,= of daaromtrent,
- in of omstreeks de maand februari 1999 een geldbedrag groot fl. 1121,= of daaromtrent,
- in of omstreeks de maand juni 1999 een personenauto ter waarde van fl. 50.942,50,
- in of omstreeks de maand juni 2000 een geldbedrag groot fl. 4070,= of daaromtrent,
- in of omstreeks de maand september 2000 een geldbedrag groot fl. 29.368,= of daaromtrent,
- in of omstreeks de maand februari 2001 het onbeperkt en onbelast gebruik van een personenauto, merk BMW,
- in of omstreeks de maand mei 2001 een geldbedrag groot fl. 3881,87 of daaromtrent [ betaling van een reis naar Parijs],
- in of omstreeks de maand juni 2001 een geldbedrag groot fl. 627,50 of daaromtrent [betaling van een diner te Wamel], en/of
- in of omstreeks de maand juli 2001 een geldbedrag van fl. 721,= of daaromtrent [betaling van kosten tijdens een reis naar Sicilië],
en/of hij, verdachte, heeft in voormelde periode na te noemen beloften aan die de ambtenaar gedaan:
- in of omstreeks de maand maart 2001 de toezegging van een jaarsalaris groot 80.000,=, en/of
- in of omstreeks de maand april 2001 de toezegging om de door de ambtenaar te maken advocatenkosten te zullen betalen,
zijnde die gift of belofte [telkens] gedaan met het oogmerk om die de ambtenaar te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of iets na te laten;
4. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de maand juli 2000, althans in het jaar 2000, te Oosterbeek, in de gemeente Renkum, althans te Rozendaal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,[telkens] opzettelijk een ambtenaar -te weten gedeputeerde van de Provincie Gelderland, een gift of belofte heeft gedaan met het oogmerk om die gedeputeerde te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten,
hierin bestaande dat hij, verdachte, een bedrag van fl. 10.000,= of daaromtrent [in gedeelten] heeft betaald of doen betalen aan Residence Roosendael te Rozendaal, ter delging van de [gedeeltelijke] kosten van de bruiloft van die gedeputeerde, zulks [telkens] met het oogmerk om die gedeputeerde te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten, althans voormelde gift[en] [telkens] heeft gedaan tengevolge van of naar aanleiding van hetgeen door die gedeputeerde in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, was gedaan of nagelaten;
Ter terechtzitting van 28 november 2003 is de hiervoor weergegeven tenlastelegging gewijzigd in die zin dat:
1. in het onder 2 tenlastegelegde na de datum “29 september 2000” wordt ingevoegd “in elk geval van 29 september 2000 tot en met 1 december 2000”;
2. in het onder 3 tenlastegelegde in de 1e regel de daar genoemde periode wordt gewijzigd in “september 1999 tot en met maart 2001”,
3. in het onder 3 tenlastegelegde in de 24e regel de woorden “de maand maart 2001” worden vervangen door de woorden “de periode van augustus 1999 tot en met maart 2001”;
4. in het onder 3 tenlastegelegde in de 24e regel het getal “80.000,--“ wordt vervangen door de woorden “een jaarsalaris groot ƒ 250.000,-- of daaromtrent, althans een maandsalaris groot ƒ 15.000,-- of daaromtrent”.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 20, 21 en 23 oktober 2003 en op 24, 25 en 28 november 2003 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte versche-nen. Verdachte is bijgestaan door mr. A.H.J.G. van Voorthuizen, advocaat te Ede.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroor-deeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging ge-voerd.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Ten aanzien van het onder 3 en onder 4 tenlastegelegde:
De verdediging heeft aangevoerd dat de dagvaarding nietig is, voorzover het de feiten 3 en 4 betreft. Deze feiten zijn onvoldoende feitelijk wat betreft de passage “met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten”, respectievelijk “was gedaan of nagelaten”.
De rechtbank verwerpt dat verweer. Zij stelt vast dat deze passage in ieder geval ook kwalificatief van aard is. Op zichzelf is het standpunt van de verdediging juist dat deze kwalificatieve term, gezien ook de overige tekst van de tenlastelegging, in dit geval in beginsel nader feitelijk omschreven hadden moeten worden. Immers, om tot een bewezenverklaring van een op artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht gerichte tenlastelegging te kunnen oordelen moet komen vast te staan dat er op het moment van de gift of belofte een zekere relatie bestaat tussen enerzijds die gift of belofte en anderzijds enige beoogde [toekomstige] handeling of nalaten [beide ook nog in strijd met de plicht in de bediening].
Echter, ter zitting is niet gebleken dat bij verdachte enige onduidelijkheid heeft bestaan over hetgeen waartegen hij zich op dit punt moest verweren. In de uitvoerige ondervraging door de rechtbank, de officier van justitie en verdachtes raadsman, alsmede het verhoor van de gehoorde getuigen, stonden centraal in het proces-verbaal door de Rijksrecherche geconstateerde onregelmatigheden bij handelingen zijdens de Provincie in het kader van het evenementenbeleid. Uit het dossier van de Rijksrecherche blijkt dat deze handelingen in het kader van dat evenementenbeleid meer specifiek in de relatie tussen de Provincie Gelderland en Gelderland Events B.V. [en medeverdachte gedeputeerde] zijn verricht en/of al dan niet in [een zekere] samenwerking met medeverdachte ambtenaar.
Concreet gaat het dan om de brief van 29 mei 2000 [met onjuiste inhoud], de overeenkomst van 23 juni 2000 [valselijk ondertekend], de brief van 3 augustus 2000 [met onjuiste inhoud], de borgstellingen van 29 september 2000 [onbevoegd en valselijk ondertekend] en de brief van 21 februari 2001 [met onjuiste inhoud]. Klaarblijkelijk heeft de officier van justitie hierop in de tenlastelegging gedoeld. Dat verdachte zelf dat niet heeft begrepen, heeft hij niet aangevoerd noch is daarvan tijdens de ondervraging gebleken. Tijdens de ondervraging bleek dat verdachte voldoende wist waartegen hij zich moest verweren; andere aanknopingspunten biedt het dossier van de Rijksrecherche niet. Pas bij pleidooi heeft de verdediging hier een juridisch punt van gemaakt. Van schending van een verdedigingsbelang is geen sprake. Gelet hierop komt de rechtbank al met al tot het oordeel dat de tenlastelegging toch als geldig kan worden beschouwd.
Voor het overige voldoet de dagvaarding aan alle wettelijke eisen.
4. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie in zijn vervolging niet ontvankelijk behoort te worden verklaard, omdat het gelijkheidsbeginsel zou zijn geschonden, danwel dat er is gehandeld uit willekeur, nu verdachte terzake dit feit wel is vervolgd en de ambtenaar niet.
Het oordeel van de rechtbank over dit verweer luidt als volgt:
De beslissing van de officier van justitie om verdachte te vervolgen en de ambtenaar niet, kan de rechter gelet op de op grond van het opportuniteitsbeginsel aan de officier van justitie toekomende beleidsvrijheid in dit verband slechts marginaal toetsen. Het enkele feit dat verdachte wordt vervolgd en de ambtenaar niet, brengt geen schending van het gelijkheidsbeginsel mee. Daarvan zou slechts sprake zijn indien zonder enige rechtvaardiging gelijke gevallen ongelijk zouden worden behandeld. Dat deze situatie zich in dezen voordoet is noch gesteld noch gebleken. Omdat de rechtbank ook ambtshalve niet is gebleken van schending van het gelijkheidsbeginsel verwerpt zij het daartoe door de raadsman gevoerde verweer.
Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn voor het overige geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
5. De beslis-sing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijf-fouten voorko-men, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
De rechtbank acht vaststaand dat verdachte [al dan niet via diens rechtspersonen] aan medeverdachte de ambtenaar onder meer
- een reischeque ten bedrage van ƒ 5.000,-- heeft gegeven;
- bedragen van ƒ 1.121,-- ƒ 4.070,-- en ƒ 29.368,-- heeft betaald;
- heeft betaald de aankoopprijs ad ƒ 50.942,50 van een Peugeot van de ambtenaar;
- een geleasde BMW ter beschikking heeft gesteld;
- een creditcard ter beschikking heeft gesteld, waarmee de ambtenaar onder meer kosten ten bedrage van in totaal ƒ 3.881,87 vanwege een reis naar Parijs heeft betaald;
- een dienstverband met Gelderland Events B.V. heeft aangeboden met een jaarinkomen van ƒ 219.400,-- bruto [bestaande uit een maandsalaris van ƒ 15.000,--, te vermeerderen met 8% vakantiegeld en een tantième van ƒ 25.000,-- ];
- heeft aangeboden de advocaatkosten van de ambtenaar te betalen vanwege de positie waarin die met ingang van april 2001 kwam te verkeren.
Verdachte heeft gesteld dat dit alles heeft plaatsgevonden als beloning voor door de ambtenaar in een andere hoedanigheid dan die van ambtenaar geleverde prestaties, dan wel als vergoeding van door de ambtenaar gemaakte onkosten, dan wel als passend bij de functie van de ambtenaar binnen Champion Gelderland B.V. c.q. Gelderland Events B.V., dan wel in het kader van de beoogde overstap van de ambtenaar naar Gelderland Events B.V., dan wel om de ambtenaar de helpende hand te bieden. De ambtenaar en verdachte hebben ontkend dat al hetgeen verdachte de ambtenaar heeft gegeven c.q. aangeboden ten doel had om de ambtenaar te bewegen tot handelen [waaronder hier en in het vervolg begrepen: nalaten] in strijd met diens ambtsplicht.
Het oordeel van de rechtbank over dit verweer luidt als volgt.
Gebleken is dat de ambtenaar gedurende een langere periode [van zeker 12 maanden] verdachte – in strijd met zijn ambtelijke plicht heeft gehandeld ten gunste van verdachte [waaronder begrepen: diens rechtspersonen]. Zo heeft de ambtenaar
- een brief, gedateerd 29 mei 2000, op briefpapier van de Provincie Gelderland en gericht aan de ABN-Amro-bank te Oosterbeek in samenwerking met gedeputeerde, geconcipieerd waarvan de inhoud in strijd is met de waarheid;
- een samenwerkingsovereenkomst, gedateerd 23 juni 2000, tussen de Provincie Gelderland en Gelderland Events B.V. voorzien van een valse handtekening van Commissaris van de Koningin Kamminga;
- drie brieven, gedateerd 3 augustus 2000, op briefpapier van de Provincie Gelderland en gericht aan de ABN-Amro-bank te Oosterbeek, onbevoegd ondertekend, terwijl bovendien de inhoud in strijd is met de waarheid;
- drie borgstellingen, gedateerd 29 september 2000, voorzien van valse handtekeningen van gedeputeerde gedeputeerde;
- een brief, gedateerd 21 februari 2001, op briefpapier van de Provincie Gelderland en gericht aan de ABN-Amro-bank te Oosterbeek, geconcipieerd waarvan de inhoud in strijd is met de waarheid;
- de Provincie Gelderland noch de Stichting Europartenariat The Netherlands op de hoogte gebracht van een [aanzienlijke] negatieve rekening-courantverhouding tussen verdachte en die stichting, uit hoofde waarvan verdachte een som geld aan die stichting verschuldigd was;
- aan de Provincie Gelderland schriftelijke stukken onthouden, waaruit de [slechte] financiële situatie van aan verdachte gelieerde rechtspersonen kon blijken.
In diezelfde periode heeft verdachte aan de ambtenaar voormelde reischeque gegeven, voormelde bedragen betaald, de aankoopprijs van de Peugeot betaald, de BMW en de creditcard ter beschikking gesteld, alsmede een dienstverband en vergoeding van advocaatkosten aangeboden.
Die reeks van handelingen door de ambtenaar in strijd met zijn ambtsplicht, in combinatie met die reeks en opeenstapeling van giften en beloften door verdachte, alsmede de tijdstippen dat een en ander heeft plaatsgevonden leidt de rechtbank tot de conclusie dat tussen het een en ander causaal verband bestaat. De rechtbank betrekt daarbij dat er in het algemeen sprake is geweest van qua waarde buitenproportionele giften en beloften, terwijl de ambtenaar en verdachte bovendien hebben getracht de waarheid te bemantelen [zo heeft de ambtenaar in oktober 2000 ten opzichte van de Provincie Gelderland reeds ontvangen giften verzwegen; zo heeft de betaling van het bedrag van ƒ 4.070,-- grotendeels met als reden vergoeding van beweerdelijk door De Steur gemaakte reiskosten plaatsgevonden, terwijl hij gedurende de betreffende periode gebruik maakte van de Peugeot; zo heeft de ambtenaar de betaling van het bedrag van ƒ 29.368,-- aanvankelijk verzwegen voor de Belastingdienst; zo hebben de ambtenaar en verdachte de faktuur voor de Peugeot door de garage die de auto had geleverd laten wijzigen: “levering auto” werd gewijzigd in “promotionele activiteiten”]. Van belang acht de rechtbank verder dat derden met zowel de ambtenaar als verdachte hebben gesproken over de aard van de “vergoedingen”; men zette daar vraagtekens bij.
Hoewel niet vallend in de tenlastegelegde periode heeft de rechtbank het feit dat verdachte aan de ambtenaar een reischeque heeft geschonken, een japon van zijn vrouw heeft vergoed, een Peugeot van ongeveer ƒ 50.000,-- voor hem heeft betaald, deze giften betrokken bij het bewijs dat verdachte de wel bewezen giften heeft gedaan met het vereiste oogmerk volgens artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft in de aanhef de periode van de tenlastelegging gewijzigd van de “periode van december 1998 tot augustus 2001” in “september 1999 tot en met maart 2001”, dit terwijl bij de nadere specificatie van de afzonderlijke giften tijdstippen staan vermeld die door de wijziging van de tenlastelegging buiten de periode “september 1999 tot en met maart 2001” vallen. Dat is een tegenstrijdigheid. De rechtbank kan de wijziging echter niet anders verstaan dan dat klaarblijkelijk beoogd is de periode te beperken.
De tenlastegelegde gift van een reischeque, vergoeding van ƒ 1.121,-- en een personenauto [Peugeot] ter waarde van ƒ 50.942,50 zijn niet aan de ambtenaar gegeven in de tenlastegelegde periode. Daarvan volgt vrijspraak.
De tenlastegelegde vergoeding van kosten van het diner in Wamel en die betreffende de reis naar Sicilië zal de rechtbank evenmin in de bewezenverklaring opnemen, nu ten aanzien daarvan geldt dat de ambtenaar zich in feite deze kostenvergoedingen eigenmachtig heeft toegeëigend door ná voormelde reis naar Parijs gebruik te blijven maken van de creditcard van verdachte, zonder dat gebleken is dat deze daarvan wist, althans dat hij daarvoor toestemming had gegeven.
Ten slotte zal de rechtbank de belofte van verdachte om de advocaatkosten van de ambtenaar te vergoeden niet in de bewezenverklaring opnemen. In de tenlastelegging is immers – anders dan in die van de ambtenaar – slechts in de toekomst plaatsvindend en niet ook in het verleden plaatsgevonden hebbend handelen van de ambtenaar opgenomen. Nu De Steur op het moment van die belofte in feite als ambtenaar “uitgerangeerd” was [hij was als zodanig reeds geschorst, terwijl een ontslagprocedure aangekondigd was], ziet de rechtbank niet in wat hij als ambtenaar toen nog in strijd met zijn plicht zou kunnen doen.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
De rechtbank acht vaststaand dat verdachte een bedrag van ƒ 10.000,-- heeft willen betalen aan Residence Roosendael, als bijdrage in de kosten van de bruiloft van gedeputeerde. De bruiloft is op 29 juli 2000 in Residence Roosendael gevierd. Deze betaling zou volgens een met Residence Roosendael gemaakte afspraak geschieden doordat de kosten via naderhand door de CHAS te houden bijeenkomsten bij Residence Roosendael, boekhoudkundig zouden worden verhoogd tot een totaal bedrag van ƒ 10.000,--. Uiteindelijk is aldus buiten weten van verdachte slechts ƒ 7.500,-- betaald.
Door verdachte is aangevoerd dat de betaling bedoeld was als een vergoeding voor de te maken kosten [consumpties] van CHAS-leden die op de bruiloft van gedeputeerde zouden worden uitgenodigd. Volgens verdachte zouden er 50 leden van de CHAS [met partner] zijn uitgenodigd. Het zou dus om ongeveer 100 personen gaan, die – buiten de andere, normale gasten van gedeputeerde – zouden worden uitgenodigd om te kunnen “netwerken”.
De rechtbank acht deze verklaring voor de betaling niet aannemelijk. De offerte [aan gedeputeerde] voor de bruiloft was begroot op de komst van 300 gasten [op 360 genodigden]. Uit de stukken volgt dat tot die 360 genodigden niet ook de ongeveer 100 CHAS-gasten kunnen hebben behoord. Onaannemelijk is dat gedeputeerde hiervan niet geweten zou hebben; hij was immers de gastheer, het was zijn bruiloft. Hoe dan ook, niet gebleken is dat er met Scheerder overleg is geweest over die 100 CHAS-leden. Uit de stukken blijkt verder dat slechts een enkel CHAS-lid de bruiloft heeft bezocht. Niettemin heeft verdachte, die ook op de bruiloft aanwezig is geweest, overleg gepleegd met Residence Roosendael over de wijze waarop hij het bedrag van ƒ 10.000,-- zou betalen; toen kwam de op zichzelf merkwaardige constructie van doorbelasting aan de CHAS-bijeenkomsten aan de orde.
De rechtbank heeft geen enkel aanknopingspunt gevonden voor verdachtes stelling dat zijn betaling, naar ter terechtzitting uiteindelijk bleek, van ƒ 7.500,-- volledig ten goede is gekomen aan Residence Roosendael zonder dat daar tegenover consumpties hebben gestaan. Of anders gezegd: dat Residence Roosendael in feite vals de faktuur van gedeputeerde met
ƒ 10.000,-- heeft opgehoogd.
Hoe onaannemelijk de rechtbank de lezing van verdachte over de betaling ook acht, niet bewezen is dat verdachte die betaling heeft gedaan met het oogmerk om gedeputeerde te bewegen iets te doen of na te laten in strijd met zijn plicht, of, omdat hij dat al had gedaan. Vast staat dat gedeputeerde valsheid in geschrifte heeft gepleegd met betrekking tot twee brieven [29 mei 2000 en 21 februari 2001] die hij in hoedanigheid van gedeputeerde heeft geschreven. Bij het schrijven van deze beide brieven had Gelderland Events B.V., waarvan verdachte directeur was, financieel belang [voortzetting kredietrelatie]. Dat er verband bestaat tussen de betaling voor gedeputeerdes bruiloft en het geschreven hebben of schrijven van de beide brieven acht de rechtbank niet bewezen; er zijn geen bewijsmiddelen die daar op duiden. Niet uitgesloten is dat verdachte gedeputeerde “gunstig heeft willen stemmen”, maar dat is niet zonder meer strafbaar.
ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat verdachte:
1. op 23 juni 2000, te Oosterbeek, in de gemeente Renkum, tezamen en in vereniging met een ander, een op 23 juni 2000 ondertekende overeenkomst tussen de Provincie Gelderland enerzijds en Gelderland Events B.V. anderzijds, waarbij de in die overeenkomst als opdrachtnemer aangeduide partij, te weten Gelderland Events B.V., zich bereid verklaarde de bij haar aangesloten arbeidskrachten aan de Provincie uit te lenen ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden in het kader van de uitvoering van opdrachten welke de Provincie wenste uit te voeren, zulks onder de voorwaarden als nader in die overeenkomst door partijen omschreven, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door opzettelijk valselijk die overeenkomst te ondertekenen met een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van de Commissaris van de Koningin in de Provincie Gelderland;
2. in de periode van 29 september 2000 tot en met 1 december 2000, te Oosterbeek, in de gemeente Renkum, althans te Arnhem, in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften, te weten:
- een borgstelling van de Provincie Gelderland ten behoeve van Gelderland Events B.V., in verband met een aan Gelderland Events B.V. door de ABN-AMRO Bank te verstrekken/verstrekt[e] geldlening/krediet, groot ƒ 1.350.000,-- en
- een borgstelling van de Provincie Gelderland ten behoeve van Champion Gelderland B.V., in verband met een aan Champion Gelderland B.V. door de ABN-AMRO Bank te verstrekken/verstrekt[e] geldlening/krediet, groot ƒ 550.000,-- en
- een borgstelling van de Provincie Gelderland ten behoeve van Stichting Europartenariat, in verband met een aan Stichting Europartenariat door de ABN-AMRO Bank te verstrekken/verstrekt[e] geldlening/krediet, groot ƒ 1.000.000,--,
zijnde deze borgstellingen geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat die borgstellingen werden overgelegd aan de ABN-AMRO Bank ter verkrijging van/in verband met verkregen kredieten voor de in die borgstellingen genoemde rechtspersonen, en bestaande die valsheid hierin dat die borgstellingen voor de Provincie Gelderland waren ondertekend met een handtekening die moest doorgaan voor de handtekening van de gedeputeerde ;
3. op tijdstippen in de periode van september 1999 tot en met maart 2001, te Oosterbeek, in de gemeente Renkum, en/of te Arnhem, in elk geval in Nederland, telkens opzettelijk een ambtenaar, in dienst van de Provincie Gelderland, een gift of belofte heeft gedaan met het oogmerk om die ambtenaar te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten,
hij, verdachte, heeft de ambtenaar voornoemd in voormelde periode de volgende giften gedaan:
- in de maand juni 2000 een geldbedrag groot ƒ 4.070,--,
- in de maand september 2000 een geldbedrag groot ƒ 29.368,--,
- in de maand februari 2001 het onbeperkt gebruik van een personenauto, merk BMW,
en hij, verdachte, heeft in voormelde periode na te noemen belofte aan die de ambtenaar gedaan:
- in de periode van september 1999 tot en met januari 2001 de toezegging van een maandsalaris groot ƒ 15.000,--,
zijnde die giften of belofte telkens gedaan met het oogmerk om die de ambtenaar te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of iets na te laten.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewe-zen. Verdach-te zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijs-middelen zijn vervat. Nu meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit waarop deze betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
De strafbaarheid van het onder 3 bewezenverklaarde feit:
Het bewezenverklaarde feit kan worden gekwalificeerd als overtreding van artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht. Met ingang van 1 februari 2001 is deze bepaling gewijzigd. Gelet op het bepaalde in artikel 1 tweede lid van het Wetboek van Strafrecht dient bij verandering van wetgeving na het tijdstip waarop het feit is begaan, de voor verdachte meest gunstige bepaling te worden toegepast. Daartoe dient te worden beoordeeld of door de wetswijziging sprake is van een wijziging in de gestelde norm danwel of de strafbedreiging is gewijzigd. Dergelijke wijzigingen moeten dan berusten op veranderd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van het feit.
Voor zover zulks bij de beoordeling van het onder 3 bewezenverklaarde feit van belang is stelt de rechtbank vast dat als gevolg van deze wetswijziging de delictsomschrijving van artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht is uitgebreid en dat de op dit feit gestelde maximumstraf is verhoogd.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor genoemde wetswijziging een gevolg is geweest van gewijzigd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van deze bepaling. De wetswijziging is voor verdachte dan ook in geen enkel opzicht gunstiger.
De rechtbank zal artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht dan ook toepassen zoals dat gold op het moment dat verdachte de hiervoor onder 3 bewezenverklaarde feit heeft gepleegd, een en ander zoals hierna is aangegeven.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Medeplegen van valsheid in geschrift
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 225, eerste lid, en artikel 47, eerste lid aanhef en onder 1o, van het Wetboek van Strafrecht.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
ten aanzien van de periode van september 1999 tot met 31 januari 2001:
Een ambtenaar een gift of belofte doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 177, eerste lid aanhef en onder 1o, van het Wetboek van Strafrecht [oud]
en
ten aanzien van de periode van 1 februari 2001 tot maart 2001:
Een ambtenaar een gift of belofte doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht iets te doen of na te laten
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 177, eerste lid aanhef en onder 1o, van het Wetboek van Strafrecht.
De feiten zijn strafbaar.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaar-heid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus straf-baar.
8. De motivering van de sanctie[s]
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de om-stan-dighe-den waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de beslissing over de op te leggen straf heeft de rechtbank meer in het bijzonder gelet op het navolgende.
Bewezen is verklaard dat verdachte drie strafbare feiten heeft gepleegd, kort gezegd: het medeplegen van valsheid in geschrifte met betrekking tot een overeenkomst gedateerd 23 juni 2000, het gebruik maken van valse geschriften [een drietal op 29 september 2000 gedateerde borgstellingen] en het omkopen van een ambtenaar.
Verdachte heeft zich jarenlang professioneel bezig gehouden met de organisatie van allerlei [grootschalige] evenementen - onder meer op het gebied van de paardensport -, waarbij ook de Provincie Gelderland betrokken was, ook financieel, via subsidies, borgstellingen en garantstellingen. De Provincie heeft op enig moment bepaald dat er met betrekking tot grootschalige evenementen beleid zou moeten gaan worden ontwikkeld, met de bedoeling om langs deze weg de Provincie beter te promoten. S had als gedeputeerde dit beleid in portefeuille en S was daarbij als ambtenaar in toenemende mate betrokken. In verband met die ontwikkelingen heeft verdachte Gelderland Events B.V. opgericht, waarvan hij directeur was. Sinds in ieder geval augustus 1999 was verdachte actief bezig om een [juridische] samenwerking te realiseren met de Provincie met het oog op dat provinciaal evenementenbeleid. Er was sprake van dat de ambtenaar bij de Provincie ontslag zou nemen en in dienst zou treden bij Gelderland Events B.V.; verdachte had hem voorgespiegeld dat hij dan aanzienlijk meer salaris zou kunnen gaan verdienen dan als provinciaal ambtenaar. Uiteindelijk werd de ambtenaar in januari 2001 gedetacheerd bij Gelderland Events B.V. De kwestie heeft gespeeld tot april 2001, toen de verdenking ontstond dat er in het kader van dat evenementenbeleid fraude was gepleegd.
Voor Gelderland Events B.V. was samenwerking met de Provincie, in welke juridische vorm dan ook, van groot financieel belang; in wezen was het bedrijf daarvan zelfs afhankelijk. Verdachte wist dat en ook dat de liquiditeitspositie van Gelderland Events B.V. niet goed was. Hij had ook eigen kapitaal ingebracht. Met de samenwerking en het evenementenbeleid zouden miljoenen, door de Provincie te op te brengen guldens zijn gemoeid. Verdachte was er van op de hoogte dat het zoeken naar een geschikte juridische samenwerkingsvorm [in de periode van januari tot en met april 2000] moeizaam verliep, omdat in het bijzonder het provinciaal ambtelijk apparaat juridische bezwaren zag, waarover zelfs via een advocaat advies werd ingewonnen.
Klaarblijkelijk beschikte verdachte in juni 2000 over een document met als tekst een overeenkomst van samenwerking tussen de Provincie en Gelderland Events B.V. Verdachte heeft nadat hij de “samenwerkingsovereenkomst” zelf namens Gelderland Events B.V. had ondertekend, er bij de ambtenaar op aangedrongen dat deze de ‘overeenkomst’ ook ondertekende door een valse handtekening van de Commissaris van de Koningin te plaatsen. Deze overeenkomst is vervolgens aan de ABN-Amro-bank gefaxt. Voor de bank was die overeenkomst belangrijk met het oog op de kredietrelatie met Gelderland Events B.V. Verdachte wist dat, in ieder geval is zeer aannemelijk dat hij dat als directeur heeft geweten. De valse overeenkomst had een duur van vijf jaar en zeven maanden; verder was sprake van honorering van de activiteiten van Gelderland Events B.V. op basis van een jaarvoorschot [200 werkdagen van acht uur].
Op 17 juli 2000 berichtte de ABN-Amro-bank aan Gelderland Events B.V. dat het krediet afgelost diende te worden. De bank verzocht verdachte om een brief van de Provincie. Op verzoek van verdachte stelde de ambtenaar vervolgens een brief op gedateerd 3 augustus 2000, waarin werd gerefereerd aan de “afgeronde” overeenkomst, die er op neer kwam dat de Provincie voor grootschalige evenementen per jaar 1,5 miljoen gulden beschikbaar zou stellen. Bevoorschotting zou volgens de brief spoedig worden afgewikkeld en de Provincie zou per die datum borg staan voor het genoemde bedrag. De ambtenaar ondertekende deze brief “p/o gedeputeerde”, nadat verdachte hem had gezegd dat gedeputeerde akkoord was. Volgens de bank was de brief duidelijk: de kredietrelatie met Gelderland Events B.V. werd daarna voortgezet.
Vervolgens heeft verdachte aan ambtenaar verzocht een drietal borgstellingen, waarbij de Provincie zich borg stelde, te ondertekenen, daarbij opmerkend dat gedeputeerde toch akkoord was. Het ging om borgstellingen ten bedrage van ƒ 1.350.000,-- [ten behoeve van Gelderland Events B.V.], ƒ 550.000,-- [ten behoeve van Champion Gelderland B.V.] en
ƒ 1.000.000,-- [ten behoeve van de Stichting Europartanariat]. De borgstellingen waren vals. De borgstellingen zijn door verdachte bij de ABN-Amro-bank ingediend.
Gelet het voorgaande merkt de rechtbank de bewezenverklaarde feiten als ernstige strafbare feiten aan. De rechtbank heeft verder acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte [met de ambtenaar] door het plegen van deze feiten de Provincie en/of de ABN-Amro-bank aan potentieel grote financiële risico’s heeft blootgesteld. Het gaat dan voor de verschillende betrokken partijen om mogelijk zeer hoge bedragen.
Dit zijn deels strafverhogende factoren die de strafsoort en hoogte mede hebben bepaald.
Zeer ernstig acht de rechtbank het bewezenverklaarde feit dat verdachte meermalen aan de ambtenaar giften en beloften heeft gedaan, omdat de ambtenaar in strijd met zijn ambtsplicht had gehandeld dan wel met de bedoeling dat hij dat zou gaan doen. Bij corruptie is de integriteit van de overheid in het geding. Verdachte heeft verspreid in een langere periode aan de ambtenaar grote sommen geld en goederen van grote waarde als gift gedaan en beloften gedaan. In relatie daarmee heeft ambtenaar meermalen in strijd met zijn plicht als ambtenaar gehandeld, hetgeen tot voordeel strekte van met verdachte verbonden rechtspersonen en/of van hemzelf.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank verder nog enigszins acht geslagen op het lange tijdsverloop tussen de start van het onderzoek in april 2001 en de start van de behandeling van de strafzaak in oktober 2003, die door het bijzondere karakter van de strafzaak voor verdachte meer dan gemiddeld belastend is geweest. Ter zitting is duidelijk geworden dat de gevolgen van de strafzaak verdachte persoonlijk reeds hebben getroffen en dat een en ander ook sociale gevolgen heeft gehad.
Met betrekking tot de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de hierna te formuleren voorwaarde houdt. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
9. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 47, 57, 177 [oud] en 225 van het Wetboek van Straf-recht.
10. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte als feit 4 is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlaste-gelegde, zoals vermeld onder punt 5 in dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt ver-dach-te daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de straf-bare feiten zoals vermeld onder punt 6 in dit vonnis.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
? een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uur te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de veroordeelde deze taakstraf niet, dan wel niet naar behoren verricht.
? een geldboete van € 5.000,-- [vijfduizend euro] bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 100 dagen.
? een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met bevel dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. P.W.E.C. Pulles, voorzitter,
mr. G.A.F.M. Wouters, rechter,
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, rechter,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2003.