Jurisprudentie
AN9343
Datum uitspraak2003-12-03
Datum gepubliceerd2003-12-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/610099.02
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-12-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/610099.02
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank heeft bij vonnis d.d. 3 december 2003 een man veroordeeld voor opzettelijke brandstichting in het bedrijfsgebouw van de Gamma te Weert en een daarna gevolgde poging tot afpersing van de Gamma. De feiten hebben plaatsgevonden in de periode van 12 augustus 2002 tot en met 16 augustus 2002. De veroordeelde werd onder meer onderzocht in het Pieter Baan Centrum in Utrecht en bleek verminderd toerekeningsvatbaar voor de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot 2 jaren gevangenisstraf en betaling van EUR 1.000,00 aan de directeur van de Gamma te Weert, die dit bedrag had gevorderd als symbolische vergoeding voor de geleden immateriële schade.
Uitspraak
RECHTBANK ROERMOND
Parketnummer : 04/610099-02
Uitspraak d.d. : 3 december 2003
TEGENSPRAAK
VONNIS
van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
naam : [verdachte]
voornamen : [voornamen verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond, Keulsebaan 530 Roermond.
1. Het onderzoek van de zaak.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2003.
2. De tenlastelegging.
De verdachte staat na nadere omschrijving van de tenlastelegging terecht ter zake dat:
1.
hij op of omstreeks 12 augustus 2002 in de gemeente Weert, opzettelijk brand heeft gesticht in de Gamma Bouwmarkt Weert, door met dat opzet een pakketje te maken van een aanmaakblokje, sigaretten, lucifers en/of een hoeveelheid toiletpapier en dit pakketje tussen een hoeveelheid tempex of isolatiemateriaal te leggen en/of (vervolgens) dit pakketje met behulp van een (ontstoken) aansteker in brand te steken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met een aanmaakblokje, sigaretten, lucifers en/of een hoeveelheid toiletpapier, in elk geval met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan deze sigaretten en/of lucifers en/of dit aanmaakblokje en/of toiletpapier geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in dat bedrijfspand aanwezige goederen en/of het bedrijfspand van de Gamma Bouwmarkt Weert, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar
of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in het bedrijfspand van de Gamma Bouwmarkt Weert aanwezige personen, te duchten was;
(Artikel 157 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 augustus 2002 tot en met 16 augustus 2002 in de gemeente(n) Weert en/of Boxmeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoff[slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag groot $ 500.000,--, in elk geval van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met dat oogmerk:
- een brief in handen heeft gesteld of laten stellen van de directie van de Gamma Bouwmarkt Weert met (onder meer) de navolgende dreigende inhoud: "Dat binnenbrandje van gisteravond is door mij aangestoken." en "Hoe te voorkomen:
Door te doen wat ik vraag. Het gaat U $ 500.000 (US) kosten." en "Ik ben me van de ernst van mijn acties bewust, als U dat ook bent. Mijn actie is niet alleen geldig voor de Gamma Weert, maar voor het hele land. Niet voldoen aan mijn eisen betekend dat ik overal kan en zal toeslaan totdat U wel meedoet." en "DIT IS ERNST, GEEN GRAPJE" en/of
- telefonisch contact heeft opgenomen met de Gamma Bouwmarkt Weert en daarbij dreigend, in elk geval op dreigende toon, tegen [betrokkene] heeft gezegd: "Leuk faxje he? Als je doet wat er op staat, heb je geen last meer van mij. Daaaag." en/of
- telefonisch contact heeft opgenomen met [slachtoffer] en daarbij dreigend, in elk geval op dreigende toon, heeft gezegd: "Morgen..... brief..... lees ..... doen." en/of
- een brief naar de Gamma Bouwmarkt Weert heeft gestuurd met (onder meer) de navolgende dreigende inhoud:
"Ik besef dat U alles in het werk zult stellen om mij op te pakken tijdens overdracht. Ik adviseer U ten zeerste om dit NIET te doen. Ik merk dit, en bij het minste of geringste teken van onraad (en dat hoeft alleen maar een gevoel te zijn), laat ik het afweten, en heeft de Gamma in het algemeen een groot probleem. Ik zal dan op enig moment sancties uitvoeren, en dat hoeft natuurlijk niet in Weert te zijn, bovendien wordt mijn eis dan verdubbeld. Technische hulpmiddelen kan ik traceren (meerjaren ervaring), en leidt tot hetzelfde als boven omschreven." en "Wat te doen: Stort $500.000 of een equivalent in Euro's op een bankrekening en naam van uw keuze." en/of "Het gaat mij alleen maar om geld, en weet dat ik ALLES zal doen om het te krijgen, en dat ik HEEL ver ga om mijn doel te bereiken.",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 317 juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2002 tot en met 13 augustus 2002 in de gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld de Nederlandse Spoorwegen N.V. te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Nederlandse Spoorwegen N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met dat oogmerk:
- een in de Engelse taal gestelde brief met daarin opgenomen een tekening van een obstakel heeft gestuurd naar de heer [betrokkene 2] van de Nederlandse Spoorwegen met (onder meer) de navolgende dreigende inhoud:
"These measures are approx. measures. We will have to test if this is sufficient enough to derail a train. I am certain we will find the right formula to do succeed in derailing a train. Of course we can avoid this. Lets talk over the phone about this........" en "Rest assure that this is no joke, nor a hoacks, this is dead serious. I expect that you will not comply, so we will have some people injured. I have no time schedule, I have no agenda, I just don't have any money."
en/of
- een in de Engelse taal gestelde brief heeft gestuurd naar de spoorwegpolitie te Eindhoven, die (de inhoud van) deze brief vervolgens ter kennis heeft gebracht van de Nederlandse Spoorwegen N.V., met de navolgende dreigende inhoud: "Today our first test is done. We did a test on the railway from Eindhoven tot Weer at (trafficlight post) signpost 763, the time was approx 13.15 Hrs. We placed 2 pine beams of apprx 105 cm length and 58 cm height on the track Attached to each of these wood beams was a aluminum strip of apprx. 2 cm wide 200 cm log (nailed tot the wood). The test failed, but that is OK at least nobody got hurt. We know what went wrong, and we will test again if you do not comply with our demands. I repeat my statement that I send to one of your directors in Utrecht, and I hope you take me seriousely this time, I WILL GO ON UNTILL YOU REACT!!!!!!! DEMAND 1 PLACE AN ADVERTISMENT IN THE TELEGRAAF OF Friday AND SATURDAY AND SUNDAY ON THE FIRST PAGE (FRONT PAGE) Title of the advertisment: HAVE FUN Content of the advertisment: A phone number so I can call you A fax number so I can fax you If you do not comply, accidents will happen not only with trains, but also other things",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel 317 juncto artikel 45 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 3 geen veroordeling zou volgen:
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2002 tot en met 13 augustus 2002 in de gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, de Nederlandse Spoorwegen N.V. heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk:
- een in de Engelse taal gestelde brief met daarin opgenomen een tekening van een obstakel gestuurd naar de heer [betrokkene 2] van de Nederlandse Spoorwegen N.V. met (onder meer) de navolgende dreigende inhoud: "These measures are approx. measures. We will have to test if this is sufficient enough to derail a train. I am certain we will find the right formula to do succeed in derailing a train. Of course we can avoid this. Lets talk over the phone about this........" en "Rest assure that this is no joke, nor a hoacks, this is dead serious. I expect that you will not comply, so we will have some people injured. I have no time schedule, I have no agenda, I just don't have any money." en/of
- een in de Engelse taal gestelde brief gestuurd naar de spoorwegpolitie te Eindhoven, die (de inhoud van) deze brief vervolgens ter kennis heeft gebracht van de Nederlandse Spoorwegen N.V., met de navolgende dreigende inhoud: "Today our first test is done. We did a test on the railway from Eindhoven tot Weer at (trafficlight post) signpost 763, the time was approx 13.15 Hrs. We placed 2 pine beams of apprx 105 cm length and 58 cm height on the track Attached to each of these wood beams was a aluminum strip of apprx. 2 cm wide 200 cm log (nailed tot the wood). The test failed, but that is OK at least nobody got hurt. We know what went wrong, and we will test again if you do not comply with our demands. I repeat my statement that I send to one of your directors in Utrecht, and I hope you take me seriousely this time, I WILL GO ON UNTILL YOU REACT!!!!!!! DEMAND 1 PLACE AN ADVERTISMENT IN THE TELEGRAAF OF Friday AND SATURDAY AND SUNDAY ON THE FIRST PAGE (FRONT PAGE) Title of the advertisment: HAVE FUN Content of the advertisment: A phone number so I can call you A fax number so I can fax you If you do not comply, accidents will happen not only with trains, but also other things",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(Artikel 285 Wetboek van Strafrecht)
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.
3. De geldigheid van de dagvaarding.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewezenverklaring
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 3 primair en sub 3 subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 en sub 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op of omstreeks 12 augustus 2002 in de gemeente Weert, opzettelijk brand heeft gesticht in de Gamma Bouwmarkt Weert, door met dat opzet een pakketje te maken van een aanmaakblokje, sigaretten, lucifers en/of een hoeveelheid toiletpapier en dit pakketje tussen een hoeveelheid tempex of isolatiemateriaal te leggen en/of (vervolgens) dit pakketje met behulp van een (ontstoken) aansteker in brand te steken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met een aanmaakblokje, sigaretten, lucifers en/of een hoeveelheid toiletpapier, in elk geval met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan deze sigaretten en/of lucifers en/of dit aanmaakblokje en/of toiletpapier geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in dat bedrijfspand aanwezige goederen en/of het bedrijfspand van de Gamma Bouwmarkt Weert, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in het bedrijfspand van de Gamma Bouwmarkt Weert aanwezige personen, te duchten was;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 augustus 2002 tot en met 16 augustus 2002 in de gemeente(n) Weert en/of Boxmeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag groot $ 500.000,--, in elk geval van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met dat oogmerk:
- een brief in handen heeft gesteld of laten stellen van de directie van de Gamma Bouwmarkt Weert met (onder meer) de navolgende dreigende inhoud: "Dat binnenbrandje van gisteravond is door mij aangestoken." en "Hoe te voorkomen:
Door te doen wat ik vraag. Het gaat U $ 500.000 (US) kosten." en "Ik ben me van de ernst van mijn acties bewust, als U dat ook bent. Mijn actie is niet alleen geldig voor de Gamma Weert, maar voor het hele land. Niet voldoen aan mijn eisen betekend dat ik overal kan en zal toeslaan totdat U wel meedoet." en "DIT IS ERNST, GEEN GRAPJE" en/of
- telefonisch contact heeft opgenomen met de Gamma Bouwmarkt Weert en daarbij dreigend, in elk geval op dreigende toon, tegen [betrokkene] heeft gezegd: "Leuk faxje he? Als je doet wat er op staat, heb je geen last meer van mij. Daaaag." en/of
- telefonisch contact heeft opgenomen met [slachtoffer] en daarbij dreigend, in elk geval op dreigende toon, heeft gezegd: "Morgen..... brief..... lees ..... doen." en/of
- een brief naar de Gamma Bouwmarkt Weert heeft gestuurd met (onder meer) de
navolgende dreigende inhoud: "Ik besef dat U alles in het werk zult stellen om mij op te pakken tijdens overdracht. Ik adviseer U ten zeerste om dit NIET te doen. Ik merk dit, en bij het minste of geringste teken van onraad (en dat hoeft alleen maar een gevoel te zijn), laat ik het afweten, en heeft de Gamma in het algemeen een groot probleem. Ik zal dan op enig moment sancties uitvoeren, en dat hoeft natuurlijk niet in Weert te zijn, bovendien wordt mijn eis dan verdubbeld. Technische hulpmiddelen kan ik traceren (meerjaren ervaring), en leidt tot hetzelfde als boven omschreven." en "Wat te doen: Stort $500.000 of een equivalent in Euro's op een bankrekening en naam van uw keuze." en/of "Het gaat mij alleen maar om geld, en weet dat ik ALLES zal doen om het te krijgen, en dat ik HEEL ver ga om mijn doel te bereiken.",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. Het bewijs.
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen.
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
8.1 De bewijsmiddelen.
Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering.
8.2 Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
De bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit sub 1 (de brandstichting) steunt onder meer op de door de verdachte tegenover opsporingsambtenaren afgelegde bekennende verklaringen terzake. In latere verklaringen en ook ter terechtzitting heeft de verdachte ontkend de brand te hebben gesticht. De verdachte heeft echter op geen enkele wijze aangegeven laat staan aannemelijk gemaakt waarom hij de brandstichting aanvankelijk heeft toegegeven hoewel hij deze niet gepleegd zou hebben. Naar het oordeel van de rechtbank is de bekennende verklaring van de verdachte betrouwbaar, omdat deze volledig past in de feitelijke gebeurtenissen zoals die uit de diverse camera-observaties in de bouwmarkt blijken en ook kunnen worden afgeleid uit de getuigenverklaringen, met name die van de getuige [naam getuige 1].
De verdachte heeft in zijn bekennende verklaring en in de door hem geschreven brief als aangeduid onder feit 2 van de tenlastelegging (en wel de eerste aldaar genoemde brief, in het onderzoeksproces-verbaal te vinden op pagina 46) een aantal kloppende feitelijkheden genoemd, te weten de exacte locatie van de brand en het tempexmateriaal waartussen het vuur is aangestoken (zie onder meer de verklaringen van [naam getuige 2] en [naam getuige 3]). Die feiten kunnen hem alleen bekend zijn indien hij de brand zelf heeft aangestoken.
Verdachte heeft hieromtrent ter terechtzitting verklaard dat hij toevallig slechts goed gegokt heeft. Verder heeft hij verklaard dat hij op een afstand staande de rookontwikkeling heeft gezien. Nader daarover gevraagd, heeft hij verklaard, dat hij toen op een afstand van circa 10 meter van de rookontwikkeling stond en dat hij vanaf die plek de materialen waar de brand is ontstaan niet heeft gezien. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij het zien van de rookontwikkeling heeft gebruikt bij het plegen van feit 2.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over het toevallig goed gokken, in het licht van hetgeen de rechtbank hierboven als haar oordeel heeft overwogen, niet geloofwaardig.
Voorts hecht de rechtbank betekenis aan het aantreffen van een pakje Caballero-sigaretten in de auto van de verdachte. In zijn bekennende verklaring heeft de verdachte aangegeven dat hij een pakje Caballero-sigaretten heeft gekocht en van dat pakje een sigaret bij de brandstichting heeft gebruikt, welke laatste omstandigheid hij ook heeft aangeduid in de zojuist bedoelde brief. Uit de verklaring van de echtgenote van de verdachte en een groot aantal medewerkers/bekenden van de verdachte kan worden afgeleid, dat de verdachte nooit sigaretten rookt, uitsluitend shag. In dit licht komt de, eerst ter terechtzitting gedane, mededeling van de verdachte dat hij in de auto wel sigaretten rookt, de rechtbank niet aannemelijk voor. Tenslotte is de mededeling van de verdachte dat hij, toen hij de bouwmarkt even verlaten had en weer was binnengekomen, niet op een andere plek in de bouwmarkt is geweest dan bij de infobalie, onjuist, gelet op hetgeen blijkt uit de camera-observaties die hebben plaatsgevonden.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de aan haar cliënt ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen worden verklaard, nu de opzet ontbreekt. Van willens en wetens handelen is geen sprake, omdat de cognitieve controle volledig heeft ontbroken.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de rapportages betreffende verdachte concludeert de rechtbank dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens die volledige toerekening van de tenlastegelegde feiten in de weg staat. Dit betekent niet dat geen sprake kan zijn van opzettelijk handelen. Verdachte heeft met behulp van diverse materialen een constructie gemaakt met het doel brand te doen ontstaan en heeft deze constructie ook aangestoken. Hij heeft dit willens en wetens, niet verstoken van elk inzicht in de draagwijdte van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan -zo kan worden afgeleid uit de rapportage van het Pieter Baan Centrum (op welke rapportage de rechtbank hierna nog uitvoerig terugkomt in het kader van de strafbaarheid van verdachte)-, gedaan, vervolgens heeft hij de dreigbrieven verstuurd en de telefoontjes gepleegd met het doel een ander te dwingen tot afgifte van een geldbedrag.
9. De kwalificatie van het bewezenverklaarde.
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Ten aanzien van feit 2:
poging tot afpersing.
Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De strafbaarheid van verdachte.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangevoerd dat uit de rapportage van F.A.M.M.Koenraadt, psycholoog, en A.W.M. Mooij, zenuwarts, beiden verbonden het Pieter Baan Centrum te Utrecht, kan worden geconcludeerd dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
De raadsvrouw ter terechtzitting aangevoerd dat uit de psychologische rapportage van A.F.J.M. Zwegers d.d. 16 december 2002 en uit de psychiatrische rapportage van dr. P.J.A. van Panhuis d.d.10 december 2002 kan worden geconcludeerd dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
Met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft kennis genomen van de psychologische rapportage van A.F.J.M. Zwegers d.d. 16 december 2002 en van de psychiatrische rapportage van dr. P.J.A. van Panhuis d.d.10 december 2002. Tevens heeft zij kennis genomen van de multidisciplinaire rapportage d.d. 30 oktober 2003 van F.A.M.M.Koenraadt, psycholoog, en A.W.M. Mooij, zenuwarts, beiden verbonden het Pieter Baan Centrum te Utrecht.
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte verenigt de rechtbank zich met het hierover gestelde in de rapportage van 30 oktober 2003 van het Pieter Baan Centrum, waar geconcludeerd wordt dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde -en door de rechtbank bewezen verklaarde- feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid -overeenkomstig een dergelijk besef- te bepalen. Verdachte was ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde -en door de rechtbank bewezen verklaarde feiten- lijdende aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens dat de bewezen feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank overweegt ter motivering hiervoor het volgende.
F.A.M.M.Koenraadt, psycholoog, en A.W.M. Mooij, zenuwarts, komen in hun multidisciplinaire rapportage d.d. 30 oktober 2003 tot de volgende overwegingen en conclusie:
Uit het psychologisch onderzoek:
Bij betrokkene is geen sprake van een persoonlijkheidsstoornis, van een persoonlijkheids- c.q. karakterneurotische problematiek met dwangmatige en theatrale trekken daarentegen wel.
Met betrekking tot het tenlastegelegde manifesteert zich bij betrokkene een opeenstapeling van stressvolle factoren, die een zodanige last zijn gaan vormen dat ze zijn psychische spankracht te boven zijn gegaan. Het lukte betrokkene niet om de expansie van zijn bedrijven in reële, dat wil zeggen voor hem hanteerbare, proporties te houden. Zijn ambitieuze prestatiegerichte aanpak, aangezet door een enorme positieve faalangst (één die extra stimulerend, in plaats van verlammend uitwerkt), is hem opgebroken. Het ontbrak hem aan voldoende assertiviteit, organisatietalent en vermogen tot delegeren, met als gevolg dat hij steeds meer hooi op zijn vork nam. In deze overspannenheid is hij, met het hem tenlastegelegde, afgegleden in de richting van een conditie van depersonalisatie.
Betrokkene's psychische conditie ten tijde van het tenlastegelegde werd mede beïnvloed door zijn beperkingen op cognitief gebied. Van de cognitieve functies in de planningsfunctie is een disfunctioneren geconstateerd. Vooral in complexe situaties, zoals de omstandigheden rondom het tenlastegelegde heeft betrokkene moeite met het anticiperen, zijn impulsen te beheersen en het overzicht te behouden. De gewetensfunctie is bij betrokkene echter niet aangetast. De verminderde planningsfunctie heeft zijn ambitieuze streven onverminderd voort laten gaan. Gezien de intacte gewetensfunctie had betrokkene er echter wel enig paal en perk aan kunnen stellen.
Uit het psychiatrisch onderzoek:
Betrokkene is uit het onderzoek naar voren gekomen als een persoon bij wie een duidelijke persoonlijkheidsproblematiek speelt, die echter niet de ernst aanneemt van wat een persoonlijkheidsstoornis wordt genoemd. Daartoe zijn er in zijn sociale en relationele functioneren te weinig beperkingen gebleken. Dat sluit echter een persoonlijkheidsproblematiek niet uit, die ook wel dergelijke beperkingen met zich meedraagt. Het centrale kenmerk daarvan is theatraliteit met een sterke behoefte zich te manifesteren en in zijn geval door te presteren (met daarbij behorend een gebrek aan doorleving, een verminderd introspectief vermogen). De achtergrond hiervan is een gebrekkige zelfwaardering, waarbij hij waardering voor zichzelf zoekt door te presteren en de waardering hoopt te vinden door beschikbaar te zijn, waarbij de grenzen uit het oog kunnen raken. Tevens is er in het verlengde hiervan een sterke neiging tot expansieve levensvoering, zonder dat er van een stemmingsstoornis in engere zin gesproken kan worden, aangezien die verbonden is met het voorkomen van uitgesproken manische en/of depressieve episodes (wat niet het geval is gebleken). Het is mogelijk dat de geringe afwijkingen -blijkens de zeer geringe afwijkingen op het electro-encefalogram en de aanwijzingen bij het neuropsychologisch onderzoek van een lichte stoornis in de planningsfunctie- beperkend zijn geweest in het vermogen begrenzing aan te brengen in het eigen gedrag.
Er is een duidelijk verband tussen deze persoonlijkheidsproblematiek en de levensgeschiedenis, waarbij betrokkene een sterke angst voor falen en voor afhankelijkheid heeft en tevens sterk gericht is op manifestatie en prestatie, waarbij met name de relatie met vader bepalend lijkt te zijn geweest.
Het is zeer aannemelijk dat de taken die betrokkene op zich nam aantrekkelijk waren omdat hij zich zo kon bewijzen en manifesteren, maar hem tegelijkertijd overvroegen omdat zij een appèl deden op kwaliteiten (streng zijn, orde scheppen) waarover hij maar in beperkte mate beschikt. Daarmee overvroeg betrokkene zichzelf. De feitelijke gedeeltelijke mislukking die uit het faillissement van één van de B.V.'s naar voren kwam betekende voor hem een ernstige belasting van zijn gevoel van eigenwaarde, die de achilleshiel van zijn problematiek vormt. Op grond hiervan vond een psychische ontregeling plaats, die leidde tot een toestandsbeeld gekenmerkt door hypomane stemming en algehele angst met een daarbijbehorende sombere inschatting van de situatie en wanhoop.
Naar het zich laat aanzien is ten tijde van het tenlastegelegde deze toestand overgegaan in een toestand van depersonalisatie, waarbij betrokkene in zekere mate gevoelsmatig losstaat van de werkelijkheid en zichzelf van een buitenstaander perspectief beschouwt, waarbij denken, voelen en handelen maar beperkt op elkaar zijn afgestemd.
Inhoudelijk is het aannemelijk, tegen de hierboven geschetste achtergrond, met zijn persoonlijkheidsproblematiek, dat betrokkene in zijn beleving door de reeks van handelingen dacht dat hiermee een grote sprong voorwaarts gemaakt was en hij de problemen, die er in ieder geval naar zijn toenmalige sombere inschatting waren, het hoofd kon bieden.
Conclusie:
Rapporteurs zijn van mening dat betrokkene ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddelde normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid -overeenkomstig een dergelijk besef- te bepalen. Rapporteurs concluderen dat betrokkene ten tijde van het plegen van de hem tenlastegelegde feiten lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, dat deze feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Advies:
Hoewel betrokkene niet lijdende is aan een persoonlijkheidsstoornis in engere zin wordt zijn persoonlijk functioneren wel gekenmerkt door aanzienlijke beperkingen. Hij heeft een sterke behoefte zich groot te maken en zich te willen manifesteren, waardoor hij tevens de neiging heeft zich zwaar te belasten, zowel in de werksfeer als in de recreatieve sfeer. De drang om zich te bewijzen is in die mate sterk dat ook zijn vermogen tot relativeren en reflectie daardoor beperkt is. Gezien deze gedragskenmerken, met centraal daarin de neiging tot vertoon, kan men spreken van een uitgesproken persoonlijkheidsproblematiek met theatrale trekken, waaraan een problematiek op het vlak van de zelfwaardering ten grondslag ligt. Deze persoonlijkheidsproblematiek vindt zijn wortel in het gezin van oorsprong en de levensgeschiedenis van betrokkene, waarbinnen de noodzaak geboren is van het zich moeten en willen bewijzen: niet falen maar slagen.
Betrokkene heeft zich met het opzetten van een eigen zaak, die daarna een grote bloei doormaakte, zwaar belast, wat na verloop van tijd tot overbelasting leidde. Gezien zijn sterke passieve behoefte aan waardering valt het hem moeilijk om grenzen te stellen, terwijl in een complexe en groeiende organisatie appèls legio zijn. Daarbij heeft betrokkene moeite met ordening en detaillering, wat ten dele voortkomt uit zijn persoonlijkheidsproblematiek op grond waarvan hij meer belangstelling heeft voor de presentatie dan de uitwerking. Bovendien blijkt uit het neuropsychologisch testonderzoek dat er bij betrokkene ook een zelfstandige, vermoedelijk cerebraal gewortelde, beperking is in het plannen en beheersen, waardoor zijn ordeningsvermogen in versterkte mate beperkt is. Naast deze overbelasting, ten gevolge van deze zaak, doet zich voor het eerst in het leven van betrokkene een 'falen' voor, in de zin van een faillissement van een van de deelbedrijven, terwijl de gehele constructie eveneens zorgelijk is.
In het verlengde van deze overbelasting en dit ervaren falen treedt een psychische ontregeling op. Dat deze kan optreden is begrijpelijk vanuit betrokkene's persoonlijkheidsproblematiek waarbinnen 'slagen en niet falen' het leidende motief is. De duidelijke manifestatie daarvan zijn de ernstige slaapproblemen. Reeds daarvóór sliep betrokkene weinig, maar in de laatste weken voorafgaande aan het tenlastegelegde sliep hij nog aanzienlijk minder.
In het verlengde van de reeds bestaande persoonlijkheidsproblematiek ontwikkelde zich een gecombineerd beeld van hypomanie en angst. Als dit door de omgeving niet in die zin is opgemerkt, kan dit verklaard worden door de omstandigheid dat dit geen wezenlijk nieuwe of andere gedragskenmerken met zich meebracht, maar eerder 'meer van hetzelfde' was. De hypomanie weerspiegelt zijn expansieve op uiterlijk vertoon gerichte levensvoering. De angst is een aanscherping op de basale sluimerende angst om te falen (welk falen zich inmiddels gedeeltelijk verwezenlijkt heeft). De weergave van de eigen belevingen van betrokkene correspondeert met deze vorm van ontregeling die, zoals gezegd, ook te verwachten is bij deze persoonlijkheidsproblematiek. In het verlengde van deze vorm van ontregeling is het aannemelijk dat betrokkene tevens ging lijden aan depersonalisatieverschijnselen. Deze zijn te duiden als een aanscherping van de reeds bestaande ontregeling, zonder dat daarmee een wezenlijk nieuw element is ingevoerd.
De ontregeling zelf is gekenmerkt door oordeels- en kritiekstoornissen. De angstcomponent leidt tot een donkere, negatieve inkleuring van de bestaande situatie en verdere mogelijkheden om problemen op te lossen. De hypomanie-component leidt eveneens tot mistaxaties en wel ernstige overschatting van de eigen mogelijkheid en de verkeerde inschatting van de verhoudingen.
Het tenlastegelegde staat in direct verband met deze psychische ontregeling, die zich tegen de achtergrond van bijzondere omstandigheden, namelijk het opzetten van een groot bedrijf waarvan een onderdeel failliet was gegaan, op de bodem van de vermelde persoonlijkheidsproblematiek voordeed. Gezien de hypomane toestand leed betrokkene aan oordeels- en kritiekstoornissen en derhalve aan een beperking van de wilsvrijheid. Deze stoornis blijkt ook in het feit zelf door te werken, gezien de vormgeving ervan. Ondanks aanwijzingen van enige vorm van planning toont het geheel de trekken van de stoornis. De hypomanie weerspiegelt zich in de kritiekloze idee van een grote sprong voorwaarts (die hij zelf niet zo bewust gehad hoeft te hebben) en de angst weerspiegelt zich in de wisselende, maar toch overwegend sombere inschatting van de financiële situatie en de gevolgen daarvan voor zijn persoonlijk functioneren.
In de lijn van de geschetste ontwikkeling (een ontregeling van een aanzienlijke persoonlijkheidsproblematiek, welke ontregeling echter geen psychotische kenmerken of aanzetten daartoe in zich draagt) en een direct verband hierin met het tenlastegelegde ligt een conclusie van verminderde toerekeningsvatbaarheid in de rede.
De kans op herhaling van soortgelijke feiten is verbonden met de mogelijkheid dat betrokkene zich weer in een soortgelijke situatie van een specifieke overbelasting, gecombineerd met dreigend of feitelijk falen zal belasten. De specificatie van de belasting was gelegen in het beginnen en voortzetten van een groot opgezet bedrijf, waartoe hem, ondanks zijn capaciteiten, de vereiste vaardigheden op persoonlijk vlak ontbreken. In een cascade-effect heeft de (dreigende) deconfiture van deze onderneming en van dit levensproject geleid tot de psychische ontregeling en het tenlastegelegde. De kans dat deze ontwikkeling zich weer zo zal voordoen lijkt gering. Het wezenlijke punt is dat betrokkene geleerd heeft van deze uitkomst en niet weer een complexe organisatie zal starten. Dat betrokkene's persoonlijkheidsproblematiek blijft zoals hij was, zodat hij weer geneigd zal zijn veel werk op zich te nemen, is niet een risicovolle factor. Gebleken is immers dat hij deze vorm van belasting zoekt, maar ook aankan. Het is niet de overbelasting als zodanig, maar een specifieke vorm daarvan geweest die tot psychische ontregeling leidde.
Een advies tot een terbeschikkingstelling in de ene of andere vorm of tot andere recidive beperkende maatregelen ligt niet in de lijn.
De rechtbank stelt vast dat deze bevindingen en conclusies zijn gebaseerd op een 7 weken durend en veelzijdig onderzoek naar de persoon van verdachte, bestaande uit een milieuonderzoek, observaties, lichamelijk onderzoek, psychologisch en psychiatrisch onderzoek, na kennisname van alle processtukken, waaronder de bevindingen van de deskundigen Van Panhuis en Zwegers.
De rechtbank is van oordeel dat het Pieter Baan Centrum aldus is gekomen tot een gewogen conclusie welke deugdelijk is gemotiveerd en steunt op een zorgvuldig feitelijk onderzoek. Immers uit de hierboven weergegeven citaten maakt het PBC stap voor stap vanuit de analyse van de persoon van verdachte inzichtelijk hoe verdachte vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek tot de bewezenverklaarde feiten is kunnen komen.
De conclusie, dat verdachte psychisch ontregeld is geraakt en, gezien zijn hypomane toestand, leed aan oordeels- en kritiekstoornissen en derhalve aan een beperking van de wilsvrijheid, maar wel nog tot op zekere hoogte verantwoordelijk gehouden kan worden voor zijn daden waarvan hij de ongeoorloofdheid kon inzien (hetgeen anders is dan de deskundigen Van Panhuis en Zwegers concluderen waar ze verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar achten) ziet de rechtbank ook bevestigd in het gegeven dat verdachte na aanhouding een uitgebreide en gedetailleerde verklaring over de bewezen feiten heeft afgelegd evenals ook inhoudelijk in verdachtes eigen verklaring over feit 1 waarin hij, onder meer, heeft verklaard (pag. 380) "Ik liep door de winkel en ik wilde het niet doen bij het hout, omdat als dit ging branden de brand te groot zou worden. Ik wilde door het voornemen om de brand te stichten, geen mensen in gevaar brengen. Ik wilde een klein brandje stichten om de attentie te trekken en zo de aandacht te vestigen." en "Het pakketje had ik nog niet aangestoken. Er stond toen een vrouw in de buurt en het mocht niemand zien wat ik deed.", alsmede uit de inhoud van de dreigbrieven als genoemd in feit 2.
11. De straffen en/of maatregelen.
11.1 De algemene overwegingen.
Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straf behoort te worden opgelegd.
11.2 De bijzondere overwegingen.
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 19 november 2003 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van sub1, sub 2 en sub 3 primair zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 4 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat deze te hoog is.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging meer in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het persoonlijk leed dat verdachte door zijn handelen teweeg heeft gebracht. Allereerst de brand in een nieuwe zaak. De brand heeft niet alleen persoonlijk leed teweeg gebracht bij de familie [slachtoffer], maar ook bij de medewerkers van de Gamma die ten tijde van de brand in de zaak aanwezig waren. Vervolgens heeft de familie [slachtoffer] brieven en telefoontjes ontvangen waarin werd gedreigd met brandstichting. De familie [slachtoffer] zat dagenlang in onzekerheid en angst. Op deze wijze heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de familie [slachtoffer].
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het gevaarzettend karakter van het bewezenverklaarde feit en de maatschappelijke verontrusting die mede daarvan het gevolg is.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister niet eerder is veroordeeld.
Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting en zoals die zijn vermeld in de over verdachte uitgebrachte rapporten, te weten:
- een voorlichtingsrapport d.d. 16 december 2002 van dhr. H.A.G. Slag van de Reclassering Nederland;
- een aanvullend voorlichtingsrapport d.d. 03 oktober 2003 van mw. M.M.J.E. Idserda van de Reclassering Nederland;
- een rapport d.d. 30 oktober 2003 van F.A.M.M.Koenraadt, psycholoog, en A.W.M. Mooij, zenuwarts, beiden verbonden het Pieter Baan Centrum te Utrecht.
De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf.
11.6 De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [slachtoffer] (Gamma Bouwmarkt BV) wonende [adres] een vordering benadeelde partij heeft ingediend met betrekking tot de als gevolg van de hiervoor onder sub 1 en sub 2 ten laste gelegde feiten geleden immateriële schade.
[slachtoffer] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van EUR 1.000,00 gesteld en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte zijn de hiervoor onder sub 1 en sub 2 ten laste gelegde feiten bewezen. Het zijn strafbare feiten en verdachte zal ter zake van die feiten worden veroordeeld.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht het, onder meer gelet op de inhoud van het slachtoffergesprek, voldoende aannemelijk dat bij het slachtoffer immateriële schade is geleden en dat het daarbij gevorderde schadebedrag geenszins bovenmatig is. De rechtbank is van oordeel dat het bedrag van € EUR 1.000,00 voor toewijzing vatbaar is.
Overigens heeft de verdachte de vordering niet weersproken, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van €EUR 1.000,00.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van €EUR 1.000,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer] wonende [adres], zoals hierna in het dictum genoemd.
12. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 45, 57, 157, 317.
BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 3 primair en het sub 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1 en sub 2 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 2 jaren;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de straf;
wijst toe de vordering benadeelde partij [slachtoffer] (Gamma Bouwmarkt BV) van EUR€ 1.000,00;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer] (Gamma Bouwmarkt BV), wonende [adres], te betalen een bedrag van EUR 1.000,00;
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 1.000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] (Gamma Bouwmarkt BV), wonende [adres] met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van €EUR 1.000,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde
partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. P.H.J. Frénay, W.P.C.M. Bruinsma en C.M.W. Nobis, van wie mr. P.H.J. Frénay voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.F.M. Roelofs als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op
3 december 2003.