Jurisprudentie
AN8892
Datum uitspraak2003-11-25
Datum gepubliceerd2003-11-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830298-02
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-11-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830298-02
Statusgepubliceerd
Indicatie
Evident is dat tussen verdachtes gezin enerzijds en diverse dorpsgenoten anderzijds een conflict is ontstaan dat door het uitblijven van een bevredigende oplossing is verhevigd en op enig moment een ronduit grimmig karakter heeft gekregen. Ongetwijfeld hebben beide partijen door wederzijdse pesterijen bijgedragen aan de escalatie van het conflict.
Uitspraak
RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] in het jaar 1960,
wonende [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaats gehad op 2 april en 11 november 2003.
De verdachte is telkens verschenen, telkens bijgestaan door mr. J. Dekens, advocaat te Odoorn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. de Vries. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen op de dagvaarding inzake 19/830298-02 onder 1., 2. subsidiair en 3. en op de dagvaarding inzake 19/830163-03 onder 1., 2., 3., 4. meer subsidiair en 5. subsidiair is tenlastegelegd.
De vordering houdt in: acht maanden gevangenisstraf waarvan 215 dagen voorwaardelijk, proeftijd twee jaren, bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, mede inhoudende behandeling van verdachtes posttraumatische stressstoornis en toewijzing van de civiele vorderingen, tevens in de vorm van schadevergoedingsmaatregelen, dan wel niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen in hun vorderingen.
1. TENLASTELEGGINGEN
De verdachte is ingevolge ter terechtzitting van 11 november 2003 gevoegde zaken en ingevolge ter terechtzitting van 11 november 2003 gewijzigde tenlasteleggingen bij dagvaardingen tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 27 september 2002, te Erica, gemeente Emmen, [namen slachtoffers] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, althans met brandstichting, immers heeft verdachte -terwijl genoemde perso(o)n(en) zich in een gebouw(tje) of onderkomen bevonden dat onder meer dienst deed als buurthuis- opzettelijk dreigend een toegangsdeur van dat gebouw(tje) of onderkomen afgesloten en/of met behulp van een of meer spijkers dichtgespijkerd en/of met behulp van een spie, althans een soortgelijk voorwerp afgesloten en/of (daarbij) die perso(o)n(en dreigend de woorden toegevoegd : "En nou steek ik hem in de brand", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 27 september 2002, te Erica, gemeente Emmen, opzettelijk [namen slachtoffers] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet genoemde perso(o)n(en) in een gebouw(tje) of onderkomen dat onder meer dienst deed als buurthuis, heeft opgesloten door een toegangsdeur van dat gebouw(tje) met behulp van een of meer spijkers dicht te spijkeren en/of met behulp van een spie, althans een soortgelijk voorwerp af te sluiten;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 27 september 2002 te Erica, gemeente Emmen,, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [namen slachtoffers] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet genoemde perso(o)n(en) in een gebouw(tje) of onderkomen dat onder meer dienst deed als buurthuis, heeft opgesloten door een toegangsdeur van dat gebouw(tje) met behulp van een of meer spijkers dicht te spijkeren en/of met behulp van een spie, althans een soortgelijk voorwerp af te sluiten,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 28 september 2002, te Erica, gemeente Emmen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal
heeft geslagen, gestompt en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
1.
hij op of omstreeks 09 mei 2003 te Erica, althans in de gemeente Emmen, [namen slachtoffers] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend en duidelijk zichtbaar een paal, althans een stuk hout jegens deze(n) opgeheven en/of is daarmee op dezen, althans een van hen, ingelopen en/of heeft (daarbij) dezen, althans een van hen, dreigend de woorden toegevoegd : "Jij mijn vrouw slaan he", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 09 mei 2003 te Erica, althans in de gemeente Emmen, opzettelijk en wederrechtelijk twee ruiten en/of een aantal dakpannen van een bouwwerk, genaamd De Stille Knip en/of een schuur, behorende bij dat bouwwerk, en/of (een deel van) een hekwerk rond/op het terrein waarop genoemd bouwwerk aanwezig was, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de buurtvereniging Amsterdamsche Veld, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 12 april 2003 te Erica, althans in de gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan twee personen, althans aan een persoon, genaamd [namen slachtoffers], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte bestuurde auto, achteruitrijdend, op [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
op of omstreeks 9 augustus 2003, te Erica, althans in de gemeente Emmen, opzettelijk een openbare (land)weg, te weten de [naam (land)weg] te Erica ter hoogte van perceel [perceelnummer]], heeft versperd door over de gehele breedte, althans vrijwel de gehele breedte van genoemde weg een balk(je), voorzien van spijkers/ijzeren punten, in elk geval een stuk hout, te leggen en/of te laten liggen, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 9 augustus 2003, te Erica, althans in de gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer], die toen aldaar als bestuurster van een personenauto over de [naam weg] reed, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een balk(je), voorzien van spijkers/ijzeren punten, althans een stuk hout, op de [naam weg] heeft gelegd althans gegooid en/of heeft laten liggen, waardoor en waarna die [naam slachtoffer] met de door haar bestuurde auto over die/dat balk(je) is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht
volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 09 augustus 2003 te Erica, althans in de gemeente Emmen, ter uitvoering van zijn voornemen om opzettelijk [naam slachtoffer], die toen aldaar als bestuurster van een personenauto over de [naam weg] reed, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [naam slachtoffer] en/of de auto die deze bestuurde, wederrechtelijk te dwingen te stoppen, met dat opzet een balk(je), voorzien van spijkers/ijzeren punten, althans een stuk hout, op de [naam weg] heeft gelegd althans gegooid en/of heeft laten liggen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op of omstreeks 07 augustus 2003 te Nieuw-Amsterdam en/of te Erica, althans in de gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een brievenbus en/of een reclamebord, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], en/of een brievenbus, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 7 augustus 2003 te Erica, althans in de gemeente Emmen, opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus en/of een reclamebord toebehorende aan [naam slachtoffer] en/of een brievenbus toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan verdachte, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Indien de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten bevat, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet geschaad in de verdediging.
2. VRIJSPRAAK
De verdachte dient van het onder parketnummer 19/830298-02 onder 1. en 2. primair en subsidiair en van het onder parketnummer 19/830163-03 onder 1., 3., 4. primair, subsidiair en meer subsidiair en 5. primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met betrekking tot het onder parketnummer 19/830298-02 onder 1. en het onder parketnummer 19/830163-03 onder 1. en 3. tenlastegelegde weliswaar voldoende wettige bewijsmiddelen voorhanden maar mist de overtuiging die naast het wettig bewijs nodig is tot bewezenverklaring van deze tenlastegelegde feiten te komen.
Voor de feiten, tenlastegelegd onder parketnummer 19/830298-02, onder 2. primair en subsidiair en onder parketnummer 19/830163-03 onder 4. en 5. primair ontbreekt het wettig bewijs. Met betrekking tot het onder parketnummer 19/830298-02 onder 2. primair en subsidiair overweegt de rechtbank nog meer in het bijzonder dat gebleken is dat de in de tenlastelegging genoemde personen het gebouwtje hebben kunnen verlaten en ook hebben verlaten door een raam waarvan verdachte wist dat dit kon worden geopend.
Met betrekking tot het onder parketnummer 19/830163-03 onder 4. tenlastegelegde feitencomplex overweegt de rechtbank het volgende: het door verdachte gebruikte middel om mevrouw [naam slachtoffer] het doorrijden feitelijk onmogelijk te maken is gebleken tot dat doel ongeschikt te zijn. Mevrouw [naam slachtoffer] is immers doorgereden. Van versperring van de weg is derhalve geen sprake. De rechtbank acht dit middel (een balkje van 7 bij 7 cm., foto's op pagina's 117 tot en met 119, behorend bij het proces-verbaal van Politie Drenthe/Wijkeenheid Emmen Zuid, mutatienr. PLO32A/03-174879 van 9 augustus 2003) dan ook een ondeugdelijk middel, zowel om mevrouw [naam slachtoffer] te doen stoppen als ook om te pogen haar opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Ook voor dit feitencomplex behoort derhalve vrijspraak te volgen.
Evident is dat tussen verdachtes gezin enerzijds en diverse dorpsgenoten anderzijds een conflict is ontstaan dat door het uitblijven van een bevredigende oplossing is verhevigd en op enig moment een ronduit grimmig karakter heeft gekregen. Ongetwijfeld hebben beide partijen door wederzijdse pesterijen bijgedragen aan de escalatie van het conflict.
In dit verband moet het de rechtbank van het hart dat aan het door de politie verrichte onderzoek naar de aangiftes van betrokkenen een eenzijdig karakter niet kan worden ontzegd - zo zijn bijvoorbeeld getuigen die een positiever beeld van verdachte konden schetsen niet gehoord en kunnen soms bij het aanwenden van het dwangmiddel aanhouding en het gebruik van pepperspray vraagtekens worden gezet - en voorts dat zij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de officier van justitie bij de afweging om al dan niet tot vervolging van verdachte over te gaan en - nadat tot vervolging was besloten - in de keuze van de aan verdachte ten laste te leggen feiten in onvoldoende mate afstand heeft weten te nemen van de beeldvorming die omtrent verdachte was ontstaan.
De rechtbank zal deze gang van zaken - mede gelet op de ernst van de hierna te bewezen te achten feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan - in de aan verdachte op te leggen straf tot uitdrukking brengen.
3. BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
4. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, telkens slechts is gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het onder parketnummer 19/830298-02 onder 3. en onder parketnummer 19/830163-03 onder 2. en 5. subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op 28 september 2002, te Erica, gemeente Emmen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]) heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op 09 mei 2003 te Erica opzettelijk en wederrechtelijk twee ruiten van een bouwwerk, genaamd De Stille Knip en een deel van een hekwerk rond het terrein waarop genoemd bouwwerk aanwezig was, toebehorende aan de buurtvereniging Amsterdamsche Veld, heeft vernield of beschadigd;
hij op 7 augustus 2003 te Erica opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus en een reclamebord, toebehorende aan [naam slachtoffer] en een brievenbus, toebehorende aan [naam slachtoffer], heeft weggemaakt.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder parketnummer 19/830298-02 onder 3. en onder parketnummer 19/830163-03 onder 2. en 5. subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
5. KWALIFICATIES
Het bewezene levert respectievelijk op:
mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht;
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegmaken,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
6. STRAFBAARHEID
Bij de stukken is aanwezig een psychologisch rapport d.d. 29 januari 2003, opgemaakt door drs. T. de Vries, Gz-psycholoog te Groningen.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie: bij verdachte bestaat een ziekelijke stoornis. In diagnostisch opzicht is sprake van een Post Traumatische Stress Stoornis. Deze stoornis heeft zich na de 18e verjaardag van betrokkene gemanifesteerd. De diagnose was ook van toepassing ten tijde van de delicten waarvan hij wordt verdacht. Op grond hiervan kan betrokkene als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden gezien.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de gebleken toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen geachte aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in enigszins verminderde mate.
De rechtbank acht de verdachte deswege strafbaar en komt tot de hierna te vermelden strafoplegging.
7. STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten.
- De omstandigheden waaronder deze zijn begaan.
- Hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
- De eis van de officier van justitie.
- De inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 8 juli 2003.
De rechtbank is op grond van genoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat in dit geval een deels voorwaardelijke geldboete aangewezen is.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate, waarin de rechtbank dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte, zonder dat aannemelijk is geworden dat deze daardoor in inkomen en vermogen onevenredig wordt getroffen.
8. BENADEELDE PARTIJEN [namen benadeelde partijen]
De rechtbank acht geen causaal verband aanwezig tussen de gestelde schade en een der bewezen geachte feiten, zodat de civiele vorderingen niet ontvankelijk moeten worden verklaard.
9. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De rechtbank acht de civiele vordering met betrekking tot de weggemaakte brievenbus onvoldoende onderbouwd nu bij de stukken geen nota van de aanschaf van een nieuwe brievenbus is aangetroffen, zodat de rechtbank de benadeelde partij op dit punt niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering. De vordering van [naam benadeelde partij] met betrekking tot de immateriële schade als gevolg van de mishandeling is voorts niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding (Sv 361 lid 3), zodat de rechtbank de benadeelde partij ook op dit punt niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering.
10. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De civiele vordering van [naam benadeelde partij] met betrekking tot het weggemaakte reclamebord is weersproken en voorts niet van zo eenvoudige aard, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding (Sv 361 lid 3). Verder acht de rechtbank geen causaal verband aanwezig tussen de overige gestelde schade en een van de bewezen geachte feiten. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
11. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 23, 24, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
12. BESLISSING VAN DE RECHTBANK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 19/830298-02 onder 1. en 2. primair en subsidiair en onder parketnummer 19/830163-03 onder 1., 3., 4. primair, subsidiair en meer subsidiair en 5. primair tenlastegelegde is tenlastegelegd en spreekt verdachte mitsdien daarvan vrij.
Verklaart bewezen, dat het onder parketnummer 19/830298-02 onder 3. en onder parketnummer 19/830163-03 onder 2. en 5. subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan.
Stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
betaling van een geldboete ten bedrage van € 500,--, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, waarvan
€ 200,--, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van vier dagen zal worden toegepast voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 19/830298-02 onder 3. en onder parketnummer 19/830163-03 onder 2. en 5. subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partijen [namen benadeelde partijen] niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat zij hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, voorzitter, en mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. D.F. Blackmon, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 25 november 2003, zijnde mr. Blackmon buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.-