Jurisprudentie
AN7329
Datum uitspraak2003-11-05
Datum gepubliceerd2003-11-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830174-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-11-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830174-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld in een noodsituatie. Het slachtoffer was agressief en verkeerde onder invloed van alcohol. In die toestand heeft hij de zoon van verdachte in zijn arm gestoken. Om te voorkomen dat zijn zoon nogmaals gestoken zou worden, heeft verdachte de arm van het slachtoffer vastgepakt. Hierop kwam verdachte in een situatie te verkeren waarin het gevaar bestond dat ook verdachte gestoken zou worden. Om dit gevaar af te wenden heeft verdachte de arm waarin het slachtoffer het mes hield, omgedraaid. Vervolgens heeft verdachte die arm op een zodanige wijze richting het lichaam van het slachtoffer geduwd dat het mes in diens borst werd gestoken.
Uitspraak
RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] in het jaar 1946,
wonende [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2003.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J. de Boer, advocaat te Coevorden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. de Vries.
De vordering houdt in: ontslag van alle rechtsvervolging.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 12 juli 2003, te Emmen, tezamen en in vereniging met een
ander, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader met dat opzet genoemde
[naam slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in het
lichaam gestoken en/of getroffen, althans de hand, waarmee die [naam slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp vasthield en/of de arm van genoemde
[naam slachtoffer], beetgepakt en/of gedraaid in de richting van het lichaam van die
[naam slachtoffer] en/of dusdoende dat mes, althans dat voorwerp in het lichaam van die [naam slachtoffer] gestoken of doen terechtkomen, tengevolge waarvan voornoemde genoemde [naam slachtoffer] is overleden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 12 juli 2003, te Emmen, tezamen en in vereniging met een
ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel heeft toegebracht, door opzettelijk genoemde [naam slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam te steken of te
treffen, althans door opzettelijk de hand, waarmee die [naam slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp vasthield en/of de arm van genoemde [naam slachtoffer], beet te pakken en/of te draaien in de richting van het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of dusdoende dat mes, althans dat voorwerp in het lichaam van die [naam slachtoffer]heeft gestoken of heeft doen terechtkomen, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad;
Indien de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten bevat, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet geschaad in de verdediging.
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op of omstreeks 12 juli 2003, te Emmen, opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet de hand, waarmee die [naam slachtoffer] een mes, vasthield of de arm van genoemde [naam slachtoffer], beetgepakt en gedraaid in de richting van het lichaam van die [naam slachtoffer] en dusdoende dat mes in het lichaam van die [naam slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het primair bewezene levert op:
Doodslag;
strafbaar gesteld bij artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting een beroep gedaan op noodweer en heeft verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld ter verdediging van zichzelf en zijn zoon, toen het slachtoffer, [naam slachtoffer], zwaaiend met een mes voor hen stond.
De rechtbank overweegt ter zake van dit beroep op noodweer als volgt.
De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld in een noodweersituatie.
Het slachtoffer, [naam slachtoffer], is in de nacht van 11 op 12 juli 2003 naar de woning van verdachte gegaan. Hij was op dat moment agressief en verkeerde onder invloed van alcohol. In die toestand heeft hij de zoon van verdachte in zijn arm gestoken. Om te voorkomen dat zijn zoon nogmaals gestoken zou worden, heeft verdachte de arm van [naam slachtoffer] vastgepakt. Hierop kwam verdachte in een situatie te verkeren waarin het gevaar bestond dat ook verdachte door [naam slachtoffer] gestoken zou worden. Naar het oordeel van de rechtbank was dit gevaar reëel, nu [naam slachtoffer] zeer agressief was, met een groot mes dreigend voor verdachte stond en verdachtes zoon kort daarvoor door [naam slachtoffer] was gestoken. Om het gevaar af te wenden, heeft verdachte de arm waarin [naam slachtoffer] het mes hield, omgedraaid. Vervolgens heeft verdachte die arm op een zodanige wijze richting het lichaam van [naam slachtoffer] geduwd dat het mes in diens borst werd gestoken.
De rechtbank is van oordeel dat deze handelwijze van verdachte, gezien de dreigende situatie waarin verdachte op dat moment verkeerde, noodzakelijk was. Verdachte had naar het oordeel van de rechtbank geen reële kans zich aan de dreiging te onttrekken door weg te lopen, daar hij daarmee het risico zou hebben gelopen in de rug aangevallen te worden. Gesteld voor de keuze een handeling te verrichten waarbij hij welbewust het risico nam dat [naam slachtoffer] zou worden gedood, dan wel die handeling achterwege te laten en daarmee het risico te nemen zelf gedood te worden, heeft verdachte voor het eerste gekozen. Verdachtes keuze acht de rechtbank, gezien de omstandigheden van het onderhavige geval, gerechtvaardigd.
De rechtbank aanvaardt het door verdachte gedane beroep op noodweer en acht het door verdachte gepleegde feit daarom niet strafbaar. De rechtbank zal verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde ontslaan van alle rechtsvervolging.
Nu voor het primair bewezenverklaarde geen veroordeling volgt, zal de rechtbank het subsidiair telastegelegde eveneens beoordelen.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde eveneens heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op of omstreeks 12 juli 2003, te Emmen, aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door opzettelijk de hand, waarmee die [naam slachtoffer] een mes vasthield of de arm van genoemde [naam slachtoffer], beet te pakken en te draaien in de richting van het lichaam van die [naam slachtoffer] en dusdoende dat mes in het lichaam van die [naam slachtoffer] heeft gestoken, terwijl het feit de dood tengevolge heeft gehad;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het subsidiair bewezene levert op:
Zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
strafbaar gesteld bij artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Hetgeen hiervoor is opgemerkt omtrent de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde feit geldt eveneens ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal verdachte daarom ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde feit eveneens ontslaan van alle rechtsvervolging.
MOTIVERING MAATREGEL ONTTREKKING AAN HET VERKEER
De rechtbank acht het hierna te vermelden in beslag genomen voorwerp vatbaar voor de op te leggen maatregel van onttrekking aan het verkeer, aangezien het een voorwerp is met behulp van welke het primair en subsidiair bewezenverklaarde feit is begaan.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN:
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart bewezen, dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan.
Stelt vast, dat het aldus primair bewezen verklaarde te kwalificeren is, zoals hierboven is vermeld.
Stelt vast, dat het primair bewezenverklaarde feit geen strafbaar feit oplevert.
Ontslaat verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde van alle rechtsvervolging.
Verklaart bewezen, dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan.
Stelt vast, dat het aldus subsidiair bewezen verklaarde te kwalificeren is, zoals hierboven is vermeld.
Stelt vast, dat het subsidiair bewezenverklaarde feit geen strafbaar feit oplevert.
Ontslaat verdachte ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde van alle rechtsvervolging.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het navolgende in beslag genomen voorwerp:
een mes.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. H. de Wit en mr. O.J. Bosker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de With, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 5 november 2003, zijnde mr. H. de Wit buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.-