Jurisprudentie
AM1945
Datum uitspraak2003-10-21
Datum gepubliceerd2003-10-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/810006-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-10-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/810006-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die het plegen van diefstallen tot oogmerk had. Op brutale en overrompelende wijze trachtte men zich toegang tot de woningen te verschaffen. Eenmaal binnen leidde een van hen de aandacht van de bewoner(s) af, zodat de ander op zoek kon gaan naar geld en sieraden. Voornamelijk bejaarden waren hun doewit. Waar zij slaagden in hun opzet lieten zij de (hoog)bejaarde bewoner(s) in verwarring en ontzetting achter.
Verdachte heeft op buitengewoon laffe wijze misbruik gemaakt van de fysieke beperkingen en de verminderde slagvaardigheid van (hoog)bejaarden.
Uitspraak
RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] in het jaar 1953,
wonende te [woonplaats verdachte],
thans verblijvende in de [verblijfplaats verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 juni, 26 augustus en 7 oktober 2003.
De verdachte is telkens verschenen, ter terechtzitting van 18 juni 2003 bijgestaan door mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht, en ter terechtzittingen van 26 augustus en 7 oktober 2003 telkens bijgestaan door mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.G. de Graaf.
De vordering houdt in: 42 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest en verbeurd verklaring, onttrekking aan het verkeer, teruggave aan de verdachte en/of bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen voorwerpen en referte aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de civiele vorderingen.
1. TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
zij op of omstreeks 22 januari 2003, te Apeldoorn, (althans) in de gemeente Apeldoorn en/of te Deventer, (althans) in de gemeente Deventer, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
(telkens) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of (een) siera(a)d(en) en/of enig(e) ander(e) goed(eren) van haar/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), (telkens) bij die woning heeft/hebben aangebeld en/of achter een bewoner (die zijn/haar woning wilde betreden) is/zijn aangelopen en/of (vervolgens) ((al
dan niet) op brutale en/of overrompelende wijze) de woning is/zijn binnengestapt en/of (al dan niet) aldaar een (onsamenhangend en/of afleidend en/of vaag) verhaal heeft/hebben gehouden over (onder meer) gordijnen en/of adressen en/of (aldus) (een) handeling(en) heeft/hebben verricht die de aandacht van die bewoner(s) voor haar/zijn/hun omgeving moest(en) afleiden en/of (al dan niet) in de woning heeft/hebben gezocht naar (onder meer) geld en/of sieraden,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op of omstreeks 22 januari 2003, te Deventer, (althans) in de gemeente Deventer,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens]) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
3.
zij op of omstreeks 19 februari 2003, te Amersfoort, (althans) in de gemeente Amersfoort,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens]) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
4.
zij op of omstreeks 19 februari 2003, te Amersfoort, (althans) in de gemeente Amersfoort en/of te Baarn, (althans) in de gemeente Baarn en/of te Hilversum, (althans) in de gemeente Hilversum, op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens]),
(telkens) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of (een) siera(a)d(en) en/of enig(e) ander(e) goed(eren) van haar/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), (telkens) bij die woning heeft/hebben aangebeld en/of (vervolgens) toen de (bejaarde) bewoner de deur open deed- zich (valselijk) heeft/hebben voorgedaan als buurvrouw(en) en/of buurtbewoner(s) en/of (vervolgens) (op brutale en/of overrompelende wijze) de woning is/zijn binnengestapt, althans aanstalten hiertoe heeft/hebben gemaakt (en/of zelfs hiertoe een voet tussen de deur heeft/hebben geplaatst toen de de deur werd dicht gedaan) en/of (al dan niet) in de woning met de bewoner heeft/hebben gesproken en/of en/of (aldus) (een) handeling(en) heeft/hebben verricht die de aandacht van die bewoner voor haar/zijn/hun omgeving moest(en) afleiden en/of (al dan niet) in de woning heeft/hebben gezocht naar (onder meer) geld en/of sieraden, terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
zij op of omstreeks 24 februari 2003, te Deventer, (althans) in de gemeente Deventer en/of te Zutphen, (althans) in de gemeente Zutphen en/of te Dieren, (althans) in de gemeente Rheden en/of te Nijmegen, (althans) in de gemeente Nijmegen, op verschillende tijdstippen, (althans) op enig tijdstip,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
- in/uit een woning (gelegen op/aan [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
en/of (vervolgens)
- in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens])
(telkens) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of (een) siera(a)d(en) en/of enig(e) ander(e) goed(eren) van haar/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde] en/of (respectievelijk) [naam benadeelde], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), (telkens) bij die woning heeft/hebben aangebeld en/of op het raam heeft/hebben getikt, althans op enigerlei wijze contact heeft/hebben gelegd met de (bejaarde) bewoner(s) van die woning en/of (al dan niet) heeft/hebben gezegd dat ze (een) nieuwe buurtbewoner(s) was/waren en/of op zoek naar iemand was/waren en/of (al dan niet) (vervolgens) (op brutale en/of overrompelende wijze) de woning is/zijn binnengestapt, althans aanstalten hiertoe heeft/hebben gemaakt en/of (al dan niet) in de woning een (onsamenhangend en/of afleidend en/of vaag) verhaal heeft/hebben gehouden over (onder meer) gordijnen en/of het huishouden en/of (aldus) (een) handeling(en) heeft/hebben verricht die de aandacht van die bewoner(s) voor haar/zijn/hun omgeving moest(en) afleiden en/of (al dan niet) in de woning heeft/hebben gezocht naar (onder meer) geld en/of sieraden, terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
zij op of omstreeks 10 maart 2003, te Zutphen , (althans) in de gemeente Zutphen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens]) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of (een) siera(a)d(en) en/of enig(e) ander(e) goed(eren) van haar/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), bij die woning heeft/hebben aangebeld en/of (vervolgens) -toen de (bejaarde) bewoner de deur open deed- tegen de bewoner heeft/hebben gezegd dat zij achter haar woonde(n) en haar altijd groette(n) en/of (vervolgens) de woning is/zijn binnengestapt en/of aldaar een (afleidend) gesprek met de bewoner heeft/hebben gehad en/of en/of (aldus) (een) handeling(en) heeft/hebben verricht die de aandacht van die bewoner voor haar omgeving moest afleiden en/of in de woning heeft/hebben gezocht naar (onder meer) geld en/of sieraden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
zij in of omstreeks de periode van 01 november 1998 tot en met 10 maart 2003, te [woonplaats verdachte], (althans) in de gemeente [woongemeente verdachte] en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het meermalen
- plegen van diefstallen van (onder meer) geld en/of sieraden en/of
- (opzet)helen van (onder meer) geld en/of sieraden afkomstig van voornoemde
diefstallen en/of
- verhandelen en/of voorhanden hebben en/of invoeren en/of uitvoeren van
valse/vervalste (merk)horloges en/of andere valse/vervalste (merk)goederen
en/of
- voordeel trekken uit de opbrengst van de door voornoemde diefstallen
verkregen sieraden en/of voornoemde handel en/of invoer en/of uitvoer van
valse/vervalste (merk)horloges en/of andere valse/vervalste (merk)goederen
en/of
- witwassen van gelden en/of sieraden afkomstig van voornoemde illegale
activiteiten/misdrijven;
8.
zij op of omstreeks 25 september 2002, te Delfzijl, (althans) in de gemeente Delfzijl,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen op/aan de [adresgegevens]) weg te nemen een hoeveelheid geld en/of (een) siera(a)d(en) en/of enig(e) ander(e) goed(eren) van haar/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),bij de woning heeft/hebben aangebeld en/of (vervolgens) -toen de (bejaarde) bewoner genaamd Morpey de deur open deed- die Morpey heeft/hebben medegedeeld dat ze naar de rails wilde(n) kijken en/of tegenhover haar woonde(n) en/of
(vervolgens) (op brutale en/of overrompelende wijze) de woning heeft/hebben
betreden en/of aldaar een (vaag en/of onsamenhangend en/of vaag) verhaal
heeft/hebben gehouden over (de maat van) de rail en/of (aldus) (een) handeling(en) heeft/hebben verricht die de aandacht van de bewoner voor haar omgeving moest(en) afleiden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Indien de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten bevat, worden deze geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet geschaad in de verdediging.
2. DE VOORVRAGEN
Ten aanzien van de nietigheid van de dagvaarding.
Namens verdachte is betoogd dat de als feit 7 tenlastegelegde deelname aan een criminele organisatie onvoldoende specifiek is aangezien in de tenlastelegging de rol van verdachte en de structuur van de organisatie, in het bijzonder wie nog meer tot die organisatie behoren, niet is omschreven. Verdachte is van mening dat de dagvaarding op dit onderdeel nietig behoort te worden verklaard.
De rechtbank volgt verdachte hierin niet. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het tenlastegelegde feit 7, bezien in samenhang met het proces-verbaal van de politie, in voldoende mate worden afgeleid wat verdachte wordt verweten. Daartoe is niet nodig dat de rol van verdachte, de structuur van de organisatie en de namen van de andere deelnemers aan de organisatie in de tenlastelegging worden opgenomen.
3. OVERWEGINGEN TEN AANZIEN VAN HET BEWIJS
Met betrekking tot de rechtmatigheid van (de verkrijging van) het bewijs is namens verdachte betoogd dat het door de officier van justitie gegeven bevel tot stelselmatige observatie van verdachte waarbij is bepaald dat ter uitvoering van dat bevel een technisch hulpmiddel (een peilbaken) wordt aangewend alsmede het -op een daartoe strekkende machtiging van de rechter-commissaris- door de officier van justitie gegeven bevel tot het opnemen van telecommunicatie ten onrechte gebaseerd zijn op de van titel IVa van boek 1 deel uitmakende artikelen 126g en 126m van het Wetboek van Strafvordering en niet op de van titel V van boek 1 deel uitmakende artikelen 126o en 126t van het Wetboek van Strafvordering. Daartoe is aangevoerd dat deze opsporingsbevoegdheden erop gericht zijn geweest om informatie omtrent nog -na de datum waarop de bevelen zijn gegeven- te plegen delicten te verkrijgen. Verder is namens verdachte betoogd dat de officier van justitie langer dan nodig om strafvorderlijke beslissingen te kunnen nemen is doorgegaan met het (doen) uitoefenen van de opsporingsbevoegdheden. De opsporingsbevoegdheden zijn daardoor aangewend voor een niet-strafvorderlijk doel, namelijk het "groter maken" van de zaak tegen verdachte.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat de officier van justitie ter terechtzitting van 7 oktober 2003 de op het opnemen van telecommunicatie betrekking hebbende bevelen, machtigingen en daaraan ten grondslag liggende processen-verbaal van de politie heeft overgelegd. Op basis van deze processen-verbaal bestond, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende grond voor de verdenking van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid (van het Wetboek van Strafvordering), dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleverde alsmede voor de conclusie dat het (klassieke opsporings)onderzoek dringend de opname van telecommunicatie vorderde. Met betrekking tot dit laatste overweegt de rechtbank nog meer in het bijzonder dat het geenszins denkbeeldig is dat in de opgenomen telecommunicatie gegevens naar voren komen die betrekking hebben op het bedoelde misdrijf ten aanzien waarvan de verdenking bestaat. De omstandigheid dat tevens gegevens naar voren kunnen komen die betrekking hebben op -na het geven van het bevel gepleegde- misdrijven ten aanzien waarvan ten tijde van het geven van het bevel geen verdenkingen bestonden doet hier niet aan af.
Het namens verdachte terzake gevoerde verweer treft derhalve geen doel.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat door de officier van justitie wel de gegeven bevelen tot stelselmatige observatie van verdachte aan de processtukken zijn toegevoegd, doch niet de aan die bevelen ten grondslag liggende processen-verbaal van de politie, waarnaar in die bevelen wordt verwezen. Daardoor is het de rechtbank niet mogelijk om de -namens verdachte bestreden- rechtmatigheid van deze bevelen te beoordelen. Gelet op de door de officier van justitie ter terechtzitting van 7 oktober 2003 gegeven toelichting op het opsporingsonderzoek en de wijze waarop dat is verricht heeft de rechtbank geen aanknopingspunten kunnen vinden voor het oordeel dat dit verzuim tot bewijsuitsluiting moet leiden, zoals namens verdachte is betoogd. In dit verband overweegt de rechtbank dat het verzuim de betrouwbaarheid van de met de stelselmatige observatie van verdachte of de met het peilbaken verkregen gegevens niet regardeert. Naar het oordeel van de rechtbank kan het door dit verzuim veroorzaakte nadeel (te weten de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer door zonder kenbare grondslag blootgesteld geweest te zijn aan stelselmatige observatie gedurende een elftal dagen en het feit dat verdachtes auto gedurende een kleine drie maanden is voorzien geweest van een peilbaken), op de voet van artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering worden gecompenseerd langs de weg van het verlagen van de hoogte van de straf in verhouding tot de ernst van het verzuim.
Ten aanzien van het betoog dat de officier van justitie de opsporingsbevoegdheden heeft uitgeoefend langer dan nodig om strafvorderlijke beslissingen te kunnen nemen, stelt de rechtbank voorop dat een verdachte die zich schuldig maakt aan diverse strafbare feiten, op zichzelf geen aanspraak heeft op politioneel en/of justitieel ingrijpen waardoor een einde komt aan het plegen van strafbare feiten. In dit verband wijst de rechtbank op het arrest van de Hoge Raad van 11 december 2001, NJ 2002/47. De rechtbank overweegt verder dat het, gelet op de hem in het Wetboek van Strafvordering toegekende bevoegdheden, de officier van justitie is die leiding geeft aan een opsporingsonderzoek en de bij dat onderzoek passende en op dat onderzoek volgende strafvorderlijke beslissingen neemt. Er zijn strafvorderlijke beslissingen waarbij de officier van justitie beoordelingsvrijheid heeft, beleidsvrijheid of zowel beoordelings- als beleidsvrijheid. Dit brengt mee dat eerst dan, indien de rechtbank tot het oordeel komt dat de officier van justitie zich in redelijkheid niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de uitoefening van de opsporingsbevoegdheden nog van belang kon zijn voor het nemen van strafvorderlijke beslissingen, plaats is voor het oordeel dat de uitoefening van de opsporingsbevoegdheden niet (langer) rechtmatig is. Tot dit oordeel is de rechtbank niet gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie de uitoefening van de opsporingsbevoegdheden tot de aanhouding van verdachte van belang kunnen achten voor (onder meer) de vraag of de voorlopige hechtenis moest worden gevorderd. Dit bezwaar treft derhalve geen doel.
Gelet op het hiervoor overwogene bestaat geen aanleiding om de resultaten van de stelselmatige observatie, het gebruik van het peilbaken of de opname van telecommunicatie voor het bewijs uit te sluiten.
Verder is van de zijde van verdachte gesteld dat in veel gevallen niet kan worden nagegaan wat door opsporingsambtenaren in het kader van het bevel tot stelselmatige observatie is waargenomen. Veelal wordt geconcludeerd dat verdachte is waargenomen, terwijl een foto of een omschrijving van de waargenomen persoon ontbreekt.
Hieromtrent overweegt de rechtbank dat de van het observatieteam deel uitmakende opsporingsambtenaren, blijkens de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen en de opgemaakte processen-verbaal, speciaal voor observatiewerkzaamheden zijn opgeleid en ook gericht bezig zijn geweest met de observatie van verdachte. Gelet op de bij een mogelijke herkenning gevolgde werkwijze en procedure heeft de rechtbank geen twijfel aan de juistheid van door de opsporingsambtenaren van het observatieteam gedane en op schrift gestelde waarnemingen.
Daarnaast is namens verdachte betoogd dat de gegevens uit het peilbaken niet doorslaggevend kunnen zijn nu daaruit niet blijkt dat verdachte zelf in de auto heeft gezeten en voorts dat er sprake is van een onzekerheidsmarge.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie onweersproken gesteld dat de onzekerheidsmarge zeer klein is en dat deze neerkomt op een verschil van maximaal drie seconden of maximaal twintig meter. Dit verschil acht de rechtbank zo gering dat zij hierin geen aanleiding ziet om de juistheid van de gegevens in twijfel te trekken, waarbij de rechtbank wel opmerkt -en als zodanig zal zij dit bewijsmiddel ook wegen- dat uit het gegeven dat de van het peilbaken voorziene auto in de buurt van verdachtes woning en in de buurt van een insluiping is geweest, op zichzelf niet kan worden afgeleid dat verdachte zelf bij die insluiping betrokken is geweest.
Wel kan de herkenning van verdachte op een locatie op die dag in combinatie met het uit het peilbaken voortvloeiende gegeven dat de auto die dag niet alleen bij die locatie is geweest maar ook in de buurt van een andere locatie waar sprake is geweest van een insluiping, leiden tot de gevolgtrekking dat verdachte bij die insluiping betrokken is geweest.
Namens verdachte is voorts gesteld dat de voor de fotoconfrontatie gebruikte fotomap niet bruikbaar is nu de foto van verdachte opvallend is in die zin dat deze foto er reeds op het eerste gezicht uitspringt omdat deze afwijkt van de andere foto's.
Dit bezwaar treft doel. Bestudering van de fotomap heeft de rechtbank tot het oordeel gebracht dat de foto van verdachte door de duidelijk kleinere afbeelding van verdachtes gezicht, in zodanige mate afwijkt van de andere foto's uit de map dat deze foto direct de aandacht vraagt van degene die de foto's bekijkt. Gelet hierop acht de rechtbank de betrouwbaarheid van een herkenning op grond van deze foto niet boven alle twijfel verheven. De rechtbank zal hierom de resultaten van de fotoherkenning niet voor het bewijs gebruiken.
Namens verdachte is verder betoogd dat uit een aantal aangiftes, meldingen of op schrift gestelde verklaringen van bewoners niet genoegzaam naar voren komt dat sprake is van een strafbare poging tot diefstal uit de woning.
Dienaangaande overweegt de rechtbank dat zij, kennis genomen hebbende van alle aangiftes, meldingen en verklaringen, waaruit een gang van zaken blijkt die op essentiële punten overeenkomt, van oordeel is dat in alle tenlastegelegde pogingen tot diefstal van een strafbare poging tot diefstal moet worden uitgegaan.
Steun voor deze opvatting vindt de rechtbank in het arrest van de Hoge Raad van 11 januari 2000, NJ 2000/194.
Een en ander leidt de rechtbank tot het bewijs voor de volgende feiten, waarbij zij er, op grond van het stelselmatige karakter van de feiten, vanuit gaat dat in alle gevallen sprake is van een zo nauwe, bewuste en volledige samenwerking dat sprake is van medeplegen.
4. BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
5. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht door de inhoud van deze bewijsmiddelen, waarop de hierna te vermelden beslissing steunt, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, telkens slechts is gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft, wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen, dat de verdachte het onder 1. tot en met 8. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
1.
zij op 22 januari 2003, te Apeldoorn, in de gemeente Apeldoorn en te Deventer, in de gemeente Deventer, op verschillende tijdstippen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens] telkens weg te nemen een hoeveelheid geld en sieraden en andere goederen van hun gading, toebehorende aan respectievelijk [naam benadeelde] en [naam benadeelde] en [naam benadeelde], en/of haar mededader bij die woning heeft/hebben aangebeld en/of achter een bewoner die haar woning wilde betreden is/zijn aangelopen en vervolgens op brutale en overrompelende wijze de woning is/zijn binnengestapt en/of aldaar een onsamenhangend en afleidend en vaag verhaal heeft/hebben gehouden over gordijnen en/of adressen en aldus handelingen heeft/hebben verricht die de aandacht van die bewoners voor hun omgeving moest afleiden, terwijl telkens de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op 22 januari 2003, te Deventer, in de gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adresgegevens] heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [naam benadeelde];
3.
zij op 19 februari 2003, te Amersfoort, in de gemeente Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adresgegevens] aldaar heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [naam benadeelde];
4.
zij op 19 februari 2003, te Amersfoort, in de gemeente Amersfoort en te Baarn, in de gemeente Baarn en te Hilversum, in de gemeente Hilversum, op verschillende tijdstippen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens], telkens weg te nemen een hoeveelheid geld en sieraden en andere goederen van hun gading, toebehorende aan respectievelijk [naam benadeelde] en [naam benadeelde] en [naam benadeelde], en/of haar mededader telkens bij die woning heeft/hebben aangebeld en vervolgens toen de bejaarde bewoner de deur open deed- zich valselijk heeft/hebben voorgedaan als buurvrouwen en vervolgens op brutale en overrompelende wijze de woning is/zijn binnengestapt of aanstalten hiertoe heeft/hebben gemaakt en/of hiertoe een voet tussen de deur heeft/hebben geplaatst toen de deur werd dicht gedaan en/of in de woning met de bewoner heeft/hebben gesproken en aldus handelingen heeft/hebben verricht die de aandacht van die bewoners voor hun omgeving moest afleiden, terwijl telkens de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
zij op 24 februari 2003, te Deventer, in de gemeente Deventer en te Zutphen, in de gemeente Zutphen en te Dieren, in de gemeente Rheden en te Nijmegen, in de gemeente Nijmegen, op verschillende tijdstippen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens]
en vervolgens
- uit een woning gelegen aan de [adresgegevens] telkens weg te nemen een hoeveelheid geld en sieraden en andere goederen van hun gading, toebehorende aan respectievelijk [naam benadeelde] en [naam benadeelde] en [naam benadeelde] en [naam benadeelde] en [naam benadeelde] en [naam benadeelde] en [naam benadeelde] en [naam benadeelde] en [naam benadeelde] en [naam benadeelde] en [naam benadeelde] en [naam benadeelde] en [naam benadeelde], en/of haar mededader bij die woning heeft/hebben aangebeld en/of op het raam heeft/hebben getikt, of op enigerlei wijze contact heeft/hebben gelegd met de bejaarde bewoners van die woning en/of heeft/hebben gezegd dat ze nieuwe buurtbewoners waren en/of op zoek naar iemand waren en/of vervolgens op brutale en overrompelende wijze de woning is/zijn binnengestapt, of aanstalten hiertoe heeft/hebben gemaakt en/of in de woning een onsamenhangend en afleidend en vaag verhaal heeft/hebben gehouden over gordijnen en/of het huishouden en aldus handelingen heeft/hebben verricht die de aandacht van die bewoners voor hun omgeving moest afleiden, terwijl telkens de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
zij op 10 maart 2003, te Zutphen , in de gemeente Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adresgegevens] weg te nemen een hoeveelheid geld en sieraden en andere goederen van hun gading, toebehorende aan [naam benadeelde], en/of haar mededader bij die woning heeft/hebben aangebeld en vervolgens -toen de bejaarde bewoner de deur open deed- tegen de bewoner heeft/hebben gezegd dat zij achter haar woonden en haar altijd groetten en vervolgens de woning is/zijn binnengestapt en aldaar een afleidend gesprek met de bewoner heeft/hebben gehad en aldus handelingen heeft/hebben verricht die de aandacht van die bewoner voor haar omgeving moest afleiden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
zij in de periode van 01 september 2002 tot en met 10 maart 2003, te [woonplaats verdachte], in de gemeente [woongemeente verdachte] en elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het meermalen
plegen van diefstallen van geld en sieraden ;
8.
zij op 25 september 2002, te Delfzijl, in de gemeente Delfzijl, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adresgegevens] weg te nemen een hoeveelheid geld en sieraden en andere goederen van hun gading, toebehorende aan [naam benadeelde], en/of haar mededader bij de woning heeft/hebben aangebeld en vervolgens -toen de bejaarde bewoner genaamd Morpey de deur open deed- die Morpey heeft/hebben medegedeeld dat ze naar de rails wilden kijken en/of tegenover haar woonden en/of vervolgens op brutale en overrompelende wijze de woning heeft/hebben betreden en aldaar een vaag verhaal heeft/hebben gehouden over de maat van de rail en aldus handelingen heeft/hebben verricht die de aandacht van de bewoner voor haar omgeving moest afleiden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder 1. tot en met 8. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6. KWALIFICATIES
Het bewezene levert respectievelijk op:
1. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met de artikelen 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd.
2. Diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
3. Diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
4. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met de artikelen 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd.
5. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met de artikelen 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd.
6. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met de artikelen 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht.
7. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven,
strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
8. poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 311 in verbinding met de artikelen 310 en 45 van het Wetboek van Strafrecht.
7. STRAFBAARHEID
De rechtbank acht verdachte te dezer zake strafbaar, omdat geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
8. STRAFMOTIVERING
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de strafmaat in hoge mate laten leiden door de wijze waarop verdachte met haar dochters [naam dochter] en [naam dochter] en met haar schoondochter [naam schoondochter] te werk is gegaan. Vanuit [woonplaats verdachte] trokken zij met grote regelmaat en in wisselende samenstellingen het land in, waarbij voornamelijk bejaarden het doelwit van hun strafbare activiteiten waren. Op brutale en overrompelende wijze trachtten zij zich, overigens met wisselend succes, toegang tot de woningen te verschaffen. Eenmaal binnen leidde één van hen de aandacht van de bewoner(s) af, zodat de ander op zoek kon gaan naar geld, sieraden en andere goederen van hun gading. Waar zij slaagden in hun opzet lieten zij de (hoog)bejaarde bewoner(s) in verwarring en ontzetting achter.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie die het plegen van diefstallen tot oogmerk had. In een tijdsbestek van ruim een half jaar
- van 1 september 2002 tot 10 maart 2003 - werd een groot aantal diefstallen gepleegd of werden strafbare pogingen daartoe ondernomen. Er was, zoals hierboven omschreven, sprake van een gestructureerd samenwerkingsverband. De organisatie bestond ten minste uit verdachte en haar eerdergenoemde dochters en schoondochter. Uit het onderzoek is duidelijk naar voren gekomen dat verdachte een belangrijke en leidende rol heeft gespeeld en als "hoofd van de familie" binnen de organisatie optrad, die als schoolvoorbeeld van de criminele organisatie valt te typeren. Zij is bij alle haar tenlastegelegde feiten als (mede)dader betrokken geweest. Haar woning fungeerde als uitvalsbasis voor het plegen van de strafbare activiteiten. Haar auto werd gebruikt en ze trad meestal op als chauffeuse.
Verdachte heeft op buitengewoon laffe wijze misbruik gemaakt van de fysieke beperkingen en de verminderde slagvaardigheid van (hoog)bejaarden.
De rechtbank heeft, gelet op het bovenstaande en gelet op de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 18 maart 2003, waaruit blijkt dat verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de onderhavige, ook tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf, overwogen aan verdachte een hogere vrijheidstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Nu de rechtbank echter, wegens het ontbreken van de aan de bevelen tot stelselmatige observatie ten grondslag liggende processen-verbaal, de rechtmatigheid van die bevelen niet heeft kunnen toetsen en zij zoals hierboven is overwogen het door dit verzuim veroorzaakte nadeel op de voet van artikel 359a, eerste lid, Wetboek van Strafvordering zal compenseren, zal zij volstaan met het opleggen van de door de officier van justitie gevorderde vrijheidstraf.
Tenslotte heeft de rechtbank rekening gehouden met de ter terechtzitting gedane erkenning van de verdachte zich aan het op de dagvaarding genoemde ad-informandum gevoegde feit onder nummer 1. te hebben schuldig gemaakt en welk feit hiermee is afgedaan.
9. MOTIVERING BIJKOMENDE STRAF
De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor de op te leggen bijkomende straf van verbeurdverklaring, omdat met behulp van deze voorwerpen de feiten zijn begaan.
10. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij]
De rechtbank acht de civiele vordering onvoldoende onderbouwd, nu in het voegingsformulier geen schadebedrag is vermeld. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
11. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
12. BESLISSING VAN DE RECHTBANK
verklaart bewezen, dat het onder 1. tot en met 8. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door verdachte is begaan.
Stelt vast, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
een gevangenisstraf voor de tijd van 42 maanden.
Beveelt, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1. tot en met 8. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart verbeurd de navolgende in beslag genomen voorwerpen: een blauwe personenauto, merk Chrysler, type Neon, kenteken [kenteken auto], een witte personenauto, merk Opel, type Astra (incl. adm. bescheiden), kenteken [kenteken auto], en een gsm.
Gelast, voor zover daarop geen conservatoir beslag is gelegd, de teruggave aan veroordeelde van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven administratie en
van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: vier (imitatie) Rolexen en één (imitatie) Breitling, een schroevendraaier, een handschoen, een schort, vier zwarte kledingstukken, vier schroevendraaiers, bruine handschoenen, een adapter voor een Nokia, een muziekcassette, een kaart met naalden, en medicijnen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet-ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. H.L. Stuiver, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 21 oktober 2003.-