Jurisprudentie
AL6311
Datum uitspraak2003-09-25
Datum gepubliceerd2003-10-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers119819 CV EXPL 03-1834
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2003-10-02
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers119819 CV EXPL 03-1834
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Arbeidsrecht, geen werkweigering, geen dringende reden, nietig ontslag
Uitspraak
RECHTBANK DORDRECHT
cb
Kenmerk: 119819 CV EXPL 03-1834
E. proc. kostl.
Vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 25 september 2003 in de zaak van:
[eiser],
tegen:
[gedaagde].
Partijen worden hierna aangeduid als [eiser] en [gedaagde]
Verloop van de procedure
De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken:
1. de dagvaarding van 27 maart 2003;
2. de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie;
3. de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie;
4. de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie;
5. de conclusie van dupliek in reconventie;
6. de overgelegde producties.
Omschrijving van het geschil
De feiten
Als gesteld door de ene partij en niet of onvoldoende betwist door de andere partij geldt tussen partijen het volgende.
[Eiser] is op 9 oktober 2000 in dienst getreden bij [gedaagde], in de functie van verkoper tegen een salaris van laatstelijk 1.864,-- bruto per maand exclusief vakantietoeslag en onkostenvergoeding.
De arbeidsovereenkomst is aanvankelijk aangegaan voor een periode van 6 maanden, maar is vervolgens tot twee maal toe verlengd met een periode van 1 jaar.
Bij brief van 22 augustus 2002 heeft [gedaagde] [eiser] met ingang van 23 augustus 2002 op staande voet ontslagen.
Bij brief van 27 augustus 2002 is namens [eiser] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en heeft [eiser] zich beschikbaar gehouden de werkzaamheden te hervatten zodra hij weer arbeidsgeschikt is.
Bij brief van 28 augustus 2002 heeft [gedaagde] kenbaar gemaakt het gegeven ontslag op staande voet niet in te trekken.
[Eiser] heeft van 16 tot en met 19 september 2002 voor een uitzendbureau gewerkt; per 1 oktober 2002 is [eiser] bij [...] gaan werken, doch daar is hij tijdens zijn proeftijd ontslagen.
De vorderingen
in conventie
[Eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat het aan hem verleende ontslag nietig is;
II. [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen het nettto equivalent van het bruto bedrag van € 1.864,13 per maand voor elke maand vanaf 1 augustus 2002 tot aan het moment waarop de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn geëindigd, vermeerderd met de vakantietoeslag en vermeerderd met de wettelijke verhoging wegens vertraging ex artikel 7:625 BW voorzover het betreft de periode tot aan vonniswijzing, vermeerderd met de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf de verschillende vervaldagen tot aan de dag der algehele voldoening, en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de onderhavige procedure.
[Eiser] stelt daartoe dat nu er geen sprake van een dringende reden is, het dienstverband voortduurt en hij aanspraak op loon c.a. heeft.
in reconventie
[Gedaagde] vordert bij vonnis, indien het ontslag op staande voet niet in stand kan blijven, voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd op 8 april 2003 en voorts [eiser] te veroordelen, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan [gedaagde] van het openstaande bedrag van de geldlening ad € 1.639,74 vermeerderd met de contractueel verschuldigde rente daarover, met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
[Gedaagde] heeft er belang bij, indien het ontslag op staande voet niet in stand kan blijven, dat in rechte wordt uitgesproken dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd. [gedaagde] heeft aan [eiser] een geldlening verstrekt. Na verrekening met het salaris van
1 augustus 2002 tot 23 augustus 2002 en het vakantiegeld, staat er nog een bedrag van
€ 1.639,74 open.
Het verweer
in conventie
De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], dan wel de vorderingen te matigen, zo mogelijk tot nihil, zulks met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
Op het gemotiveerde verweer van [gedaagde] zal zonodig hierna worden ingegaan.
in reconventie
De conclusie van [eiser] strekt tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde], zulks met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
Op het gemotiveerde verweer van [eiser] zal zonodig hierna worden ingegaan.
Beoordeling van het geschil
in conventie
[Gedaagde] heeft als dringende reden voor het ontslag op staande voet aangevoerd werkweigering alsmede het hardnekkig weigeren te voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten door of namens de werkgever aan [eiser] verstrekt.
Het is de vraag of de bevelen of opdrachten van [gedaagde] redelijk zijn.
Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. Uit de stellingen van partijen en de in het geding gebrachte stukken blijkt namelijk dat [eiser] zich op 19 augustus 2002 terecht ziek gemeld heeft.
[Eiser] mocht afgaan op hetgeen de (huis)arts hem had medegedeeld. Het is dan niet aan [gedaagde] om [eiser] geschikt te achten voor in haar ogen passende arbeid. Zulks had op de weg van de Arbo-arts gelegen, die echter niet is ingeschakeld door [gedaagde]. Ook het niet ingaan op de uitnodiging tot een gesprek (overigens met kennisgeving van verhindering) kan niet als het hardnekkig weigeren te voldoen aan een redelijk bevel worden beschouwd.
Er is dus geen sprake van een dringende reden.
Nu het ontslag nietig is, duurt de arbeidsovereenkomst voort tot 8 april 2003 en heeft [eiser] recht op doorbetaling van zijn loon c.a. tot die datum.
[Gedaagde] heeft een beroep op matiging gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat toewijzing van de volledige loonvordering in de gegeven omstandigheden tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden, omdat gebleken is dat [eiser] elders inkomsten heeft verworven. De hoogte van de loonvordering is op zich niet betwist, zodat de kantonrechter de vordering tot 75% van het loonbedrag per maand zal toewijzen.
De gevorderde wettelijke verhoging zal, gelet op de omstandigheden van dit geval, worden beperkt tot 10%.
De niet weersproken wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen.
[Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
in reconventie
Zoals reeds in conventie overwogen is de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig geëindigd op 8 april 2003. De gevraagde verklaring van recht kan worden toegewezen.
Partijen zijn op 18 juli 2001 een (nieuwe) overeenkomst tot geldlening aangegaan. Daarbij is tevens overeengekomen dat het geleende bedrag uit het loon wordt afgelost.
Verrekening van het nog openstaande bedrag is eerst bij of na het einde van de arbeidsovereenkomst mogelijk.
[Gedaagde] heeft aangevoerd dat er per 23 augustus 2002 na verrekening met het loon c.a. over de periode 1 tot 23 augustus 2002 nog een bedrag ad € 1.639,74 openstond. De hoogte van de vordering is uitdrukkelijk betwist door [eiser]. Daarop heeft [gedaagde] haar vordering niet nader onderbouwd anders dan het overleggen van een groot aantal specificaties. Nu zij haar vordering niet nader heeft toegelicht/onderbouwd en het er op basis van die specificaties voorshands naar uitziet dat [eiser] per augustus 2002 meer heeft afgelost dan thans gevorderd wordt, zal de kantonrechter de vordering als onvoldoende onderbouwd afwijzen.
De kantonrechter ziet aanleiding de kosten van de reconventie te compenseren.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
verklaart voor recht dat het ontslag op staande voet nietig is;
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen het netto equivalent van 75% van het bruto bedrag van € 1.864,13 per maand vanaf 1 augustus 2002 tot 8 april 2003, vermeerderd met de vakantietoeslag en vermeerderd met de wettelijke verhoging ad 10%, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf de verschillende vervaldagen tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, in dit geding aan de zijde van [eiser] gevallen, welke kosten tot op deze uitspraak zijn bepaald op:
aan explootkosten 81,16;
aan kosten GBA/Kvk 0,00;
aan griffierecht € 162,00, waarvan € 121,50 in debet gesteld:
aan salaris gemachtigde € 540,00;
totale kosten € 783,15, welk bedrag in gevolge artikel
243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient te worden voldaan aan de griffier
van de rechtbank.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst van partijen op 8 april 2003 geëindigd is;
compenseert de kosten van de reconventie in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door Mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 september 2003, in aanwezigheid van de griffier.
Kenmerk: 119819 CV EXPL 03-1834