Jurisprudentie
AL1470
Datum uitspraak2003-08-06
Datum gepubliceerd2003-09-23
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers01/01277
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-09-23
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers01/01277
Statusgepubliceerd
Indicatie
Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de onderwerpelijke leges terecht tot bedoeld bedrag aan belanghebbende in rekening zijn gebracht.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 01/01277 (leges)
U i t s p r a a k
op het beroep van V.O.F. [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de Afdeling Burgerzaken en Belastingen van de gemeente Nijmegen (hierna: de Ambtenaar) betreffende na te melden van haar geheven leges.
1. Factuur en bezwaar
1.1. Bij wege van een op 19 augustus 1997 gedagtekende factuur (nr. [01]) is door de Ambtenaar van belanghebbende bouwleges geheven ten bedrage van ƒ 91.650 en welstandsleges ten bedrage van ƒ 6000.
1.2. Belanghebbende heeft tegen deze factuur bezwaar gemaakt. Bij de bestreden uitspraak is belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar voorzover het bezwaar zich richt tegen de Verordening als algemeen verbindend voorschrift, en is haar bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
2. Geding voor het Hof
2.1. Belanghebbende is van bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Ambtenaar heeft vervolgens een verweerschrift ingediend.
2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de tweede meervoudige belastingkamer van het Gerechtshof van 25 juni 2003, gehouden te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord [belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Ambtenaar]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, welk proces-verbaal aan de uitspraak is gehecht.
2.3. Gelijktijdig met de onderhavige zaak is - met instemming van partijen- ter zitting behandeld de zaken met rolnummers 01/01275 en 01/01276.
3. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
3.1. De raad van de gemeente Nijmegen heeft in zijn openbare vergadering van 20 november 1996 vastgesteld de legesverordening 1997 (hierna: de Verordening). De Verordening en de daarbij behorende tarieventabel zijn in werking getreden op 1 januari 1997. Blijkens de inhoud van de gedingstukken is de Verordening met inachtneming van het bepaalde in artikel 139 van de Gemeentewet bekendgemaakt (zij is opgenomen in het - algemeen verkrijgbare - gemeenteblad van de gemeente Nijmegen van 21 november 1996 en voorts bekendgemaakt in het huis-aan-huisblad "[a] van 24 december 1996, onder vermelding dat de Verordening voor een ieder ter inzage ligt ter gemeentesecretarie).
3.2. De in dezen van belang zijnde artikelen van de Verordening luiden als volgt:
"Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam "leges" worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.
(…)".
Artikel 5 Tarieven
1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
(…)".
3.3. De tarieventabel luidt voor zover hier relevant als volgt:
"TARIEVENTABEL
Tarieventabel als bedoeld in artikel 5 van de legesverordening en vastgesteld bij besluit van de Raad der gemeente Nijmegen van 20 november 1996.
(…)
VOLKSHUISVESTING EN MILIEU Tarief Tarief
Oud Nieuw
RUBRIEK III
AFDELING BOUW- EN WONINGTOEZICHT
Vergunningen ingevolge verschillende verordeningen
1. Aanvraag bouwvergunning
1.1. ALGEMEEN TARIEF BOUWLEGES
Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van een
aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 40,
lid 1, van de Woningwet (bouwvergunning):
12 o/oo van de bouwkosten, berekend over elk geheel bedrag van ƒ 100,-,
met een minimum van ƒ 65,- ƒ 65,-
eventueel vermeerderd met één of meer van de hierna
genoemde bijzondere tarieven.
(…)
2. Bijzondere tarieven in verband met aanvraag bouwvergunning
(…)
2.8 WELSTANDSLEGES
Onder de aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning
dient te worden beoordeeld door de Welstandscommissie,
wordt het overeenkomstig onderdeel 1 berekende bedrag verhoogd
met 3 o/oo van de bouwkosten, met een minimum van ƒ 25,- en
een maximum van ƒ 6000,-.".
3.4. Op 12 april 1997 heeft belanghebbende een bouwvergunning aangevraagd bij Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen voor de nieuwbouw van een appartementencomplex aan de [a-weg te Z]. Ter zake van het in behandeling nemen van die aanvraag is belanghebbende de onderhavige (bouw- en welstand) leges in rekening gebracht. De bouwvergunning is op 11 augustus 1997 verleend.
3.5. Als heffingsmaatstaf voor de belanghebbende in rekening gebrachte leges is gehanteerd de door belanghebbende opgegeven bouwsom voor het betreffende bouwplan inclusief omzetbelasting van ƒ 7.673.500. De leges zijn vervolgens berekend met toepassing van het tarief van 12‰ over ƒ 7.673.500 vastgesteld op ƒ 91.650, vermeerderd met ¦ 6000 aan welstandleges.
4. Geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de onderwerpelijke leges terecht tot bedoeld bedrag aan belanghebbende in rekening zijn gebracht, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Ambtenaar bevestigend beantwoordt.
4.2. Voor de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken, waaronder het proces-verbaal van de zitting.
4.3. Het beroep van belanghebbende strekt - naar het Hof verstaat - tot vernietiging van de bestreden uitspraak en van de factuur.
4.4. De Ambtenaar heeft geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep voor zover het beroep de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar betreft en overigens tot ongegrondverklaring.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. De kern van belanghebbendes beroep wordt gevormd door de klacht dat de hoogte van de haar in rekening gebrachte leges in een wanverhouding staat tot de door de gemeente in het kader van het in behandeling nemen van de onderhavige aanvraag verrichte diensten.
5.2. Die klacht faalt. De wetgever heeft immers geen rechtstreeks verband tussen de hoogte van de leges en de omvang van de van gemeentewege verrichte diensten willen eisen (HR 4 maart 1981, nr. 20 037, BNB 1981/142* en HR 18 september 1991, nr. 27 457, BNB 1991/351). Niet valt in te zien dat zulks met betrekking tot de door de gemeente Nijmegen geheven leges anders zou zijn, nu in de Verordening dat verband evenmin is gelegd.
5.3. Ingevolge artikel 2 van de Verordening in verbinding met de paragrafen 1.1 en 2.8 van rubriek III van de tarieventabel is, gelet op de door belanghebbende opgegeven bouwsom van ƒ 7.673.500, de onderwerpelijke leges tot een juist bedrag berekend.
5.4. De stelling van belanghebbende dat in dezen sprake is van het verhalen van dubbele plankosten faalt evenzeer. De Ambtenaar heeft immers gemotiveerd gesteld - en het Hof acht zulks aannemelijk - dat de langs civielrechtelijke weg op belanghebbende verhaalde plankosten niet zijn begrepen in de geraamde gemeentelijke kosten die de basis vormen voor de vaststelling van de hoogte van de legestarieven.
5.5. Belanghebbende heeft - desgevraagd - ter zitting meermalen aangegeven dat zij zich niet op het standpunt stelt dat de gemeente het voorschrift van artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet (kort gezegd: de geraamde baten van de rechten mogen niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake) heeft overtreden.
5.6. Tussen partijen is - terecht - niet in geschil dat de Ambtenaar ten onrechte het bezwaar van belanghebbende partieel niet-ontvankelijk heeft verklaard. In zoverre is het beroep van belanghebbende gegrond.
6. Proceskosten
Gelet op de kostenveroordeling in de met de onderhavige zaak samenhangende zaak met rolnummer 01/01275 is voor een afzonderlijke kostenveroordeling in deze zaak geen plaats.
7. Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep van belanghebbende gegrond,
- vernietigt de bestreden uitspraak doch uitsluitend voorzover deze betrekking heeft op de niet-ontvankelijkverklaring van belanghebbende,
- verklaart belanghebbende ontvankelijk in haar bezwaar,
- handhaaft de factuur, en
- gelast de gemeente Nijmegen het voor deze zaak gestorte griffierecht van ƒ 450 ( € 204,20) aan belanghebbende te vergoeden.
Aldus gedaan te Arnhem op 6 augustus 2003 door mr. Den Ouden, voorzitter, mr. Ettema en mr. Visser, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. Aalbersberg als griffier.
(L.A.Aalbersberg) (R. den Ouden)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 augustus 2003
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.