Jurisprudentie
AK4093
Datum uitspraak2003-08-28
Datum gepubliceerd2003-10-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/090227-02vev
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-10-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/090227-02vev
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij verdachte zijn waterkokers inbeslaggenomen in verdachtes winkels, waar deze te koop werden aangeboden. De economische politierechter overweegt dat blijkens de uitleg van getuige-deskundigen omtrent gebruik zonder toezicht, de mogelijkheid van een verkleefde temperatuurbegrenzer en de mogelijk ernstige gevolgen daarvan, is het gebruik zonder water met defecte temperatuurbegrenzer redelijkerwijze te verwachten. Naar het oordeel van de economische politierechter kan de op de waterkokers uitgevoerde proef in dit geval geacht worden redelijkerwijze te verwachten gebruik te simuleren. Zo bezien is deze proef niet verdergaand dan de bijlage bij het Warenwetbesluit electrotechnische producten vereist, maar vormt de proef veeleer een technische concretisering van het veiligheidsniveau.
De economische politierechter zal verdachte geen straf opleggen omdat de Keuringsdienst van Waren thans zou hebben volstaan met een schriftelijke waarschuwing omdat het risico niet in volle omvang vanaf het eerste gebruik aanwezig is.
Uitspraak
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 28 augustus 2003
Parketnummer: 17/090227-02
VONNIS van de economische politierechter, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De economische politierechter heeft gelet op de ter terechtzitting gehouden onderzoeken van 3 april 2003 en 14 augustus 2003.
De verdachte is verschenen.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BERAADSLAGING
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij waterkokers heeft verhandeld die niet voldeden aan de eisen gesteld bij of krachtens het Warenwetbesluit elektrotechnische producten (WEP), omdat de waterkokers niet overeenkomstig de regels van goed vakmanschap die gelden in de EEG, bij juiste installatie, gebruik overeenkomstig hun bestemming en degelijk onderhoud, geen gevaar opleveren voor personen, huisdieren of goederen en daartoe niet tenminste voldeden aan de eisen onder a, b, d, e, g, of j van de bijlage bij het WEP.
De tenlastelegging is toegesneden op de artikelen 2 en 3 WEP. Artikel 2, eerste lid, WEP verbiedt het verhandelen van elektrotechnische producten die niet voldoen aan de eisen, gesteld bij of krachtens het WEP. Artikel 3, eerste lid, WEP bepaalt dat elektrotechnische producten, overeenkomstig de regels van goed vakmanschap die gelden in de EEG, bij juiste installatie, gebruik overeenkomstig hun bestemming en degelijk onderhoud geen gevaar moeten opleveren voor personen, huisdieren of goederen. Deze producten moeten daartoe ten minste voldoen aan de volgende eisen, opgenomen in de bijlage bij het WEP:
a. gegevens waarvan de kennis voor een juist en veilig gebruik (waaronder onderhoud) van het produkt noodzakelijk is, moeten duidelijk en in de Nederlandse taal zijn aangegeven op het produkt of, indien dat niet mogelijk is, op een daarbij gevoegde instructie;
b. een aanduiding van de fabrikant of degene die het produkt, al dan niet in Nederland, in de handel brengt, moet duidelijk en in de Nederlandse taal zijn aangebracht op het produkt of, indien dat niet mogelijk is, op de verpakking
daarvan;
d. bij gebruik overeenkomstig de bestemming en voldoende onderhoud moeten gevaar voor letsel of schade ten gevolge van onvrijwillige aanraking van onderdelen die bestemd zijn om onder spanning te staan of stroom te geleiden, alsmede de mogelijkheid van het onder spanning raken of stroom geleiden van niet daartoe bestemde onderdelen zijn uitgesloten;
e. bij gebruik overeenkomstig de bestemming en voldoende onderhoud mogen geen temperaturen, lichtbogen of stralingen optreden, die gevaar zouden veroorzaken;
g. de isolatie moet berekend zijn op de bij gebruik overeenkomstig de bestemming en voldoende onderhoud te verwachten elektrische spanningen en belastingen en mechanische krachten;
j. bij gebruik overeenkomstig de bestemming en voldoende onderhoud moet gevaar ten gevolge van voorzienbare overbelasting zijn uitgesloten.
Het WEP berust op de artikelen 4, eerste lid, onderdeel a, 8, onderdeel c, 13 en 14 Warenwet. Blijkens artikel 1, onder 4°, WED zijn overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens die artikelen, economische delicten.
Het Warenwetbesluit elektrotechnische producten (WEP) implementeert de Laagspanningsrichtlijn (Richtlijn 73/23/EEG van 19 februari 1973, Pb L0777 van 26 maart 1973, zoals gewijzigd door Richtlijn 93/68/EEG van 22 juli 1993, Pb L0220 van 30 augustus 1993). De Laagspanningsrichtlijn wil het vrije handelsverkeer bevorderen in elektrisch materiaal dat voldoet aan veiligheidseisen die alle Lidstaten erkennen. De materiële werkingssfeer van de Laagspanningsrichtlijn en het WEP omvat waterkokers, omdat deze zijn bestemd voor nominale wisselspanning tussen 50 en 1000 Volt (art. 1 sub a onder 1° WEP).
De Laagspanningsrichtlijn beoogt volledige harmonisatie. Lidstaten moeten hun regelgeving inzake elektrisch materiaal volledig met de richtlijn in overeenstemming brengen en mogen geen daarmee strijdige nationale bepalingen handhaven (HvJEG 8 mei 2003, CELEX-nr. 602J0014, r.o. 44). Artikel 2, eerste lid, Laagspanningsrichtlijn bepaalt als algemene veiligheidseis dat de Lidstaten maatregelen treffen opdat uitsluitend elektrische materiaal in het vrije handelsverkeer mag worden gebracht dat, vervaardigd volgens de regels van goed vakmanschap op het gebied van de veiligheid die in de Gemeenschap gelden, bij correcte installatie en degelijk onderhoud en gebruik overeenkomstig de bestemming, de veiligheid niet in gevaar brengt. Ter concretisering daarvan noemt Bijlage I bij de richtlijn elf fundamentele veiligheidseisen, die ook zijn overgenomen in de bijlage bij het WEP.
De Laagspanningsrichtlijn beperkt echter de harmonisatie tot de aanneming van de fundamentele veiligheidseisen. Elektrotechnische producten moeten, willen zij verhandeld worden, voldoen aan deze dwingend voorgeschreven eisen. De bevoegde organen op het gebied van industriële normalisatie moeten vervolgens op basis van die fundamentele veiligheidseisen concrete technische normen opstellen, die producenten nodig hebben om producten te vervaardigen die voldoen aan deze fundamentele eisen. Deze technische normen zijn echter facultatief. Zijn producten vervaardigd volgens de facultatieve technische normen, dan moet de overheid daaraan het vermoeden verbinden dat zij dus ook aan de fundamentele veiligheidseisen voldoen. Kiest de producent ervoor om niet overeenkomstig die normen te produceren, dan moet hij zelf bewijzen dat zijn producten toch voldoen aan de fundamentele veiligheidseisen. In beide gevallen behoudt de overheid de mogelijkheid het tegendeel aan te tonen.
Dit mechanisme is ook neergelegd in artikel 4 WEP en de daarop berustende Warenwetregeling aanwijzing normen elektrotechnische producten. De Nota van Toelichting op artikel 4 WEP vermeldt dan ook: "Op deze plaats zij herhaald, dat het vervaardigen van de produkten in overeenstemming met bedoelde normen niet verplicht is".
Uit het proces-verbaal van de Keuringsdienst van Waren blijkt dat de waterkokers in beslag zijn genomen in verdachtes winkels, waar deze te koop werden aangeboden. Gezien art. 1 eerste lid, onder D van deWarenwet is bewezen dat verdachte de waterkokers heeft verhandeld.
Het aanvullend proces-verbaal bevat de relevante paragrafen van EN-normen 60335-1 en 60335-2-15. De eerste norm heeft betrekking op alle huishoudelijke elektrische toestellen, de tweede in het bijzonder op toestellen voor verwarming van vloeistoffen. De normen luiden onder meer: "19.1 Abnormal operation: Appliances shall be constructed so that the risk of fire, mechanical damage impairing safety or protection against electric shock as a result of abnormal or careless operation, is obviated as far as is practicable. (...) For kettles, compliance is also checked by the test of 19.101. 19.101: (...) The thermal cut-out is rendered inoperative and the kettle is operated empty (...). During the test, any flames shall be kept within the enclosure of the kettle. After the test, live parts shall not be accessible".
Het proces-verbaal omvat voorts een rapport van het laboratorium van de Keuringsdienst. Dit rapport vermeldt dat de waterkoker niet bestand bleek tegen abnormaal bedrijf bij beproeving overeenkomstig EN-normen 60335-1 en 60335-2-15. Het laboratorium heeft vóór de proef de oorspronkelijke bedrading in het toestel zo gewijzigd dat de ingebouwde temperatuurbegrenzer (thermostaat) werd uitgeschakeld. Vervolgens is het toestel ingeschakeld zonder water. Daardoor ontstond brand in het toestel en sloegen er vlammen uit. Na blussen bleken de onder- en zijkant van het toestel weggesmolten, waardoor het verwarmingselement aan te raken was. De Keuringsdienst acht dit testresultaat in strijd met artikel 3, eerste lid, onder e, d, g en/of j WEP. Na de proef is geconstateerd dat de niet-zelfherstellende overtemperatuurbeveiliging de stroomkring heeft onderbroken.
Zoals hiervoor werd overwogen, zijn de EN-normen die veiligheid bij abnormaal bedrijf eisen, facultatief. Aan het enkele falen op 'proef 19.101' mag dus niet reeds de conclusie worden verbonden dat de fundamentele veiligheidseisen van de bijlage bij het WEP zijn geschonden. Denkbaar is immers, dat op dit punt de facultatieve EN-normen strenger zijn dan de dwingende fundamentele veiligheidseisen. Het is dus de vraag of 'proef 19.101' geacht kan worden gebruik overeenkomstig de bestemming te simuleren. Ter beantwoording van die vraag acht de economische politierechter van belang hoe de term gebruik overeenkomstig de bestemming moet worden uitgelegd, hoe waterkokers technisch functioneren en welk praktisch gebruik ervan wordt gemaakt.
De economische politierechter heeft gelet op HR 2 april 1999, NJ 1999/552. Hierin is overwogen dat het in overeenstemming is met de bewoordingen en strookt met de doelstelling van de Laagspanningsrichtlijn om bij het bepalen van de bestemming van een product uit te gaan van het redelijkerwijze te verwachten gebruik. Ook artikel 4, eerste lid, onder A van de Warenwet -waarop de HR in dit arrest wijst- bepaalt dat waren kunnen worden geweerd die schadelijk kunnen zijn bij redelijkerwijze te verwachten gebruik. De economische politie-rechter zal derhalve gebruik overeenkomstig de bestemming uitleggen als redelijkerwijze te verwachten gebruik, zulks mede uit het oogpunt van consumentenbescherming.
Omtrent het technisch functioneren en het praktisch gebruik van waterkokers zijn ter zitting twee getuige-deskundigen van de Keuringsdienst gehoord. Zij hebben -zakelijk weergegeven- verklaard dat waterkokers na inschakeling onbeheerd plegen te worden achtergelaten tot het water kookt, zodat hoge eisen mogen worden gesteld aan de veiligheid. Volgens de getuige-deskundigen zijn waterkokers ten eerste beveiligd door een temperatuurbegrenzer (thermostaat), die de waterkoker uitschakelt zodra het water kookt. De temperatuurbegrenzer kan echter verkleven door ouderdom. De stroomkring wordt dan niet meer onderbroken en de waterkoker kan oververhit raken. De gebruiker zal dit defect veelal niet opmerken, omdat hij toch de stekker uit het stopcontact zal halen zodra hij bemerkt dat het water gaat koken. Dit defect is echter zeer gevaarlijk indien de gebruiker geen toezicht uitoefent, zodat de waterkoker langzamerhand kan droogkoken. Voor dat geval moeten waterkokers daarenboven zijn voorzien van een niet-zelfherstellende overtemperatuurbeveiliging. Dat is een 'temperatuurzekering' die de stroomkring definitief onderbreekt zodra de waterkoker te heet wordt. Twee types waterkoker komen voor. Het eerste type schakelt zichzelf definitief uit door middel van de temperatuurbegrenzer zodra het water kookt. Het tweede type schakelt zichzelf dan ook uit door middel van de temperatuurbegrenzer, maar schakelt weer in zodra het water afkoelt. Dit herhaalt zich tot de gebruiker ingrijpt. Valt de gebruiker -bijvoorbeeld- in slaap na inschakeling van een dergelijke waterkoker, dan blijft dit toestel zichzelf in- en uitschakelen. Het toestel kookt dan geleidelijk droog door verdamping via de schenkopening. De onderhavige waterkokers zijn van dit tweede type. De temperatuurzekering is bij dit type waterkoker van groot belang, omdat dit type meer kans loopt droog te koken. Deze beveiliging kan uitsluitend worden getest door eerst de temperatuurbegrenzer te overbruggen. Bij 'proef 19.101' behoort de temperatuurzekering de stroom uit te schakelen alvorens er vlammen uit het toestel slaan en alvorens onder spanning staande delen aanraakbaar worden door het smelten van de behuizing.
In het licht van genoemd arrest en in aanmerking genomen de uitleg van de getuige-deskundigen omtrent gebruik zonder toezicht, de mogelijkheid van een verkleefde temperatuurbegrenzer en de mogelijk ernstige gevolgen daarvan, vooral bij het tweede beschreven type, is het gebruik zonder water met defecte temperatuurbegrenzer wel redelijkerwijze te verwachten. Naar het oordeel van de economische politierechter kan proef 19.101 derhalve in dit geval geacht worden redelijkerwijze te verwachten gebruik te simuleren. Zo bezien is deze proef niet verdergaand dan de bijlage bij het WEP vereist, maar vormt de proef veeleer een technische concretisering van het veiligheidsniveau dat in deze bijlage wordt voorgeschreven.
Desgevraagd door de Keuringsdienst en ter zitting heeft verdachte geen EG-verklaring van overeenstemming, technisch dossier of onderzoeksrapport kunnen overleggen waaruit blijkt dat de waterkokers -door naleving van de facultatieve normen of anderszins- toch aan de fundamentele veiligheidseisen voldoen.
Voorts blijkt uit het proces-verbaal blijkt dat op het product geen aanduiding is aangebracht van de fabrikant of degene die het product in de handel brengt, terwijl dat redelijkerwijs wel mogelijk was. Ook zijn de instructies voor juist en veilig gebruik niet in de Nederlandse taal aangegeven op het product of op een daarbij gevoegde instructie. Verdachte heeft dat ook niet betwist.
Een en ander leidt tot de volgende bewezenverklaring.
BEWEZENVERKLARING
De economische politierechter acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op 22 augustus en op 6 september 2002 te Beilen, in de gemeente Midden-Drenthe, waterkokers, zijnde elk daarvan een elektrotechnisch product als bedoeld in artikel 1 van het Warenwetbesluit elektrotechnische producten, heeft verhandeld, die niet voldeden aan de eisen gesteld bij voornoemd warenwetbesluit, aangezien deze producten niet overeenkomstig de regels van goed vakmanschap die in de Europese Economische Gemeenschap gelden, bij juiste installatie, gebruik overeenkomstig hun bestemming en degelijk onderhoud, geen gevaar opleverden voor personen en/of huisdieren en/of goederen en daartoe niet tenminste voldeden aan de eisen onder a en/of b en/of d en/of e en/of g en/of j van de Bijlage behorende bij meergenoemd warenwetbesluit.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de economische politierechter dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de overtreding:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 4 van de Warenwet, meermalen gepleegd, en
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 8 van de Warenwet, meermalen gepleegd, en
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 13 van de Warenwet, meermalen gepleegd, en
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 14 van de Warenwet, meermalen gepleegd.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De economische politierechter acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De economische politierechter neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- de vordering van de officier van justitie tot vrijspraak van verdachte terzake het telastegelegde alsmede teruggave van de inbeslaggenomen waterkokers.
De economische politierechter overweegt dat uit het aanvullend proces-verbaal is gebleken dat de Keuringsdienst van Waren thans, krachtens de sinds 15 april geldende versie van haar maatregelenbeleid, zou hebben volstaan met een schriftelijke waarschuwing omdat het risico niet in volle omvang vanaf het eerste gebruik aanwezig is. Gelet hierop is er aanleiding te volstaan met schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
INBESLAGGENOMEN GOEDEREN
De economische politierechter acht de inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu de feiten hiermede zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De economische politierechter heeft gelet op de artikelen 9a, 36b, 36c en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 3 van het Warenwetbesluit electronische produkten, de artikelen 4, 8, 13 en 14 van de Warenwet en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
DE UITSPRAAK VAN DE ECONOMISCHE POLITIERECHTER LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Bepaalt dat geen straf zal worden opgelegd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen 58 electrische waterkokers, type HL-310.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, economische politierechter, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 augustus 2003.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Parketnummer: 17/090227-02
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de economische politierechter in bovengenoemde rechtbank op 14 augustus 2003.
Tegenwoordig:
mr. K. Post, economische politierechter,
mr. K. Bunk, officier van justitie en
D.P. Postma-Westerhof, griffier.
De economische politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de economische politierechter te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De economische politierechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat de uitspraak zal plaats vinden ter terechtzitting van 28 augustus 2003 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld door de economische politierechter en de griffier en alleen ondertekend door de economische politierechter, zijnde de griffier buiten staat dit proces-verbaal mede te ondertekenen.