Jurisprudentie
AK3834
Datum uitspraak2003-09-15
Datum gepubliceerd2003-09-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.440158-03
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2003-09-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.440158-03
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Verdachte dient slachtoffer in uitgaanscentrum "De Leeren Lampe"te Raalte een vuistslag toe, als gevolg waarvan het slachtoffer met zijn hoofd op de grond is gevallen. Het slachtoffer raakt in coma en overlijdt uiteindelijk 14 dagen later. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft willen beroven. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk terzake zware mishandeling met de dood als gevolg.
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 07.440158-03
Uitspraak: 15 september 2003
S T R A F V O N N I S
in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
naam verdachte,
geboren op
wonende te
thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Zwolle.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 juli en 1 september 2003. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K. Spoor advocaat te Steenwijk.
De officier van justitie, mr. S.T.C. van der Werf, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake het onder subsidiair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt dat verdachte een behandeling zal ondergaan in een Forensisch Psychiatrische polikliniek. Tevens heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij van Tongeren tot een bedrag van € 9.472,86, bij wijze van voorschot gevorderd, met oplegging daarnaast van de schadevergoedingsmaatregel en niet-ontvankelijk verklaring voor wat betreft het meer of anders gevorderde. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
De verdachte dient van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank acht met name niet bewezen dat verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft willen beroven.
Door de raadsvrouw is onder meer aangevoerd dat, nu uit het sectierapport zou blijken dat het alcoholgebruik door het slachtoffer van (doorslaggevende) betekenis kan zijn geweest bij het ten val komen van het slachtoffer, en niet kan worden vastgesteld welke invloed de vuistslag en welke invloed de val op het intreden van de dood heeft gehad, er geen causaal verband kan worden aangenomen tussen de vuistslag zoals deze door verdachte is uitgedeeld en het overlijden van het slachtoffer.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Op grond van de inhoud van het dossier is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte op onverhoedse wijze en met een behoorlijke kracht een vuistslag heeft uitgedeeld op het hoofd van het slachtoffer. Verder is komen vast te staan dat het slachtoffer met zijn achterhoofd op een stenen vloer is gevallen direct na het uitdelen van bedoelde vuistslag.
Gelet op de onverhoedsheid en de kracht waarmee is geslagen door verdachte, acht de rechtbank, los van de vraag of - en in welke mate - het alcoholgebruik door het slachtoffer van betekenis is geweest voor het ten val komen van het slachtoffer - een omstandigheid overigens waarmee verdachte redelijkerwijs rekening had kunnen houden - het causaal verband tussen de gedraging van verdachte en het intreden van het gevolg, namelijk de dood van het slachtoffer, voldoende is komen vast te staan.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft,
strafbaar gesteld bij artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel d.d. 25 april 2003 uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst;
- een de verdachte betreffend psychologisch rapport d.d. 22 augustus 2003, uitgebracht door drs. M. van Tongeren, psycholoog, vast gerechtelijk deskundige;
- een de verdachte betreffend psychiatrisch rapport d.d. 9 juli 2003, uitgebracht door drs. L.P. Heinsman, psychiater, onder supervisie van C. Vredeveld, psychiater en hoofd ressort Forensisch Psychiatrische Dienst Zwolle;
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 22 juli 2003 uitgebracht door de Stichting CAD;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
Uit de inhoud van voornoemd psychiatrisch en psychologisch rapport kan worden afgeleid dat het ten laste gelegde verdachte verminderd kan worden toegerekend omdat hij door zijn zwakbegaafdheid en aanpassingstoornis niet goed in staat was om de situatie te relativeren en de controle te bewaren over zijn agressie. De rechtbank neemt de conclusie op de in rapporten genoemde gronden over en maakt het oordeel tot het hare.
De rechtbank vindt in dit geval een gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig. De rechtbank heeft hierbij ook rekening gehouden met het onherstelbare leed dat aan de nabestaanden van het slachtoffer is berokkend.
Nu uit voornoemde rapportages is gebleken van een reële kans op recidive, acht de rechtbank het noodzakelijk om een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk op te leggen met hieraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde behandeling in een forensische polikliniek, zodat verdachte onder andere leert om controle te krijgen over zijn agressie.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
Voor de aanvang van de terechtzitting heeft de vader van het slachtoffer, zich op de daartoe voorgeschreven wijze als benadeelde partij in het geding gevoegd en een vordering van € 11.745,20 ingediend. Het is komen vast te staan dat de vader van het slachtoffer schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder subsidiair bewezen verklaarde feit. De hoogte van die schade is, gelet op het "voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces" genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 11.745,20, vermeerderd met de kosten die - tot op heden - worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts terzake van het subsidiair bewezen verklaarde feit aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 11.745,20 ten behoeve van de benadeelde partij.
BESLISSING
Het primair ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 10 maanden niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ook als dit inhoud dat verdachte gedurende de proeftijd een behandeling ondergaat in een Forensisch Psychiatrische Polikliniek, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte, tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 11.745,20 (zegge: elfduizendzevenhonderdvijfenveertig Euro en 20 eurocent ), bij wijze van voorschot.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 11.745,20, ten behoeve van de benadeelde partij bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 185 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt daarbij dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan één van die onderscheiden verplichtingen tot schadevergoeding die andere (voor dat gedeelte) komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Ch.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. G. Blomsma en H. Heins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.C. Polman als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 september 2003.
Mr. Blomsma, voornoemd, was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.