Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AJ3487

Datum uitspraak2003-09-02
Datum gepubliceerd2003-09-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersKl. 02.0312
Statusgepubliceerd


Indicatie

Op 15 oktober 2002 is door de officier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat in verband met de lange tijd die zou zijn verstreken na het plegen van het feit vervolging onbillijk of ondoelmatig zou worden geacht. Hierop heeft klager op 3 december 2002 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van dit hof op 5 december 2002, met het verzoek de verlangde vervolging te bevelen.


Uitspraak

Kl. 02.0312 GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 2 september 2003 inzake het beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering van: [klager], wonende te [woonplaats], over de beslissing van de officier van justitie tot het niet vervolgen van: [beklaagde], wonende te [woonplaats], wegens mishandeling. De feitelijke gang van zaken. Op 6 mei 2001 heeft klager aangifte gedaan van mishandeling, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagde. Op 15 oktober 2002 is door de officier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat in verband met de lange tijd die zou zijn verstreken na het plegen van het feit vervolging onbillijk of ondoelmatig zou worden geacht. Hierop heeft klager op 3 december 2002 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van dit hof op 5 december 2002, met het verzoek de verlangde vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 27 mei 2003 het hof geraden het beklag gegrond te verklaren. Op 5 augustus 2003 is het klaagschrift in raadkamer van dit hof behandeld. Klager en beklaagde zijn, ofschoon behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De advocaat-generaal heeft verklaard te persisteren bij het schriftelijk verslag. De beoordeling. Het hof heeft met verbazing kennisgenomen van het verloop van de procedure in onderhavige strafzaak. Aan beklaagde is tot tweemaal toe (te weten bij brieven d.d. 14 maart 2002 en 8 mei 2002) een termijn gegund waarbinnen hij diende over te gaan tot het betalen van een schadevergoeding en een transactiebedrag. In beide brieven staat expliciet vermeld dat, als beklaagde niet (tijdig) betaalt, hij gedagvaard zal worden om voor de rechter te verschijnen. Als beklaagde vervolgens geen gebruik maakt van de gelegenheid stafvervolging te voorkomen, seponeert het openbaar ministerie te Breda de zaak omdat het om een oud feit zou gaan; dit terwijl op 15 juli 2002 aan de verzekeraar van klager is bericht dat tot dagvaarding van beklaagde zal worden overgegaan. Door deze reeds eerder gedemonstreerde handelwijze veronachtzaamt het openbaar ministerie (wederom) niet alleen de belangen van de samenleving en die van klager in het bijzonder, maar bovendien tast het hierdoor zijn eigen geloofwaardigheid op grove wijze aan. Het hof zal derhalve het beklag gegrond verklaren en de vervolging van beklaagde bevelen. Kl. 02.0312 De beslissing. Het hof verklaart het beklag gegrond en beveelt de vervolging van beklaagde terzake van het feit waarop het beklag betrekking heeft. Aldus gegeven door mr. Hendriks, als voorzitter, mrs. Walstock en Van der Bend, als raadsheer, in tegenwoordigheid van dhr. de Jonge, als griffier, op 2 september 2003 _______________________________ _______________________________ _______________________________ _______________________________