Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AJ0178

Datum uitspraak2003-09-08
Datum gepubliceerd2003-09-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/005774-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

de verdachte nederlandse transportonderneming ondertekent voor vijf poolse chauffeurs verklaringen waaruit moet blijken dat zij bij de onderneming in dienst zijn. de chauffeurs moeten wettelijk ook in dienst zijn van de onderneming maar zijn het niet. dat is veel goedkoper. de valse verklaringen kunnen dat verhullen en dragen bij aan het verminderen van lastige controles in Duitsland. De veelheid van overtredingen in een korte tijd en het gegeven dat het voor verdachte kennelijk lucratief is daarmee door te gaan zonder zich iets aan veroordelingen gelegen te laten liggen, vormen voor de politierechter aanleiding voor een veel hogere straf dan door de officier van justitie geeist.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO STRAFVONNIS (verkort schriftelijk verstek-vonnis) Parketnummer: 08/005774-02 Uitspraak 8 september 2003. De politierechter in de rechtbank te Almelo, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: De besloten vennootschap [verdachte], Gevestigd aan de [adres] te [vestigingsplaats] terechtstaande terzake dat: zij op of omstreeks 05 november 2000 te Vroomshoop, gemeente Vriezenveen (per 01 januari 2001: gemeente Twenterand), althans in Nederland, een of meerdere bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Rijksverkeersinspectie in gebruik zijnd(e) Verklaring(en) van dienstbetrekking, zijnde (een) geschrift(en) bestemd om tot bewijs van het op dat/die verklaring(en)/formulier(en) vermelde, althans om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om dat/die verklaring(en)/ formulier(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken; bedoeld valselijk opmaken heeft hierin bestaan, dat verdachte opzettelijk dat/die verklaring(en)/formulier(en) waarop in strijd met de waarheid al dan niet door haar (als vergunninghouder/toestemminghouder) was ingevuld of was vermeld - zakelijk weergegeven -, dat bij haar per 5 november 2000 als chauffeur(s) in dienstbetrekking was/waren (getreden) de in/op die/dat verklaring(en)/formulier(en) genoemde chauffeur(s) en/of dat er tussen de vergunninghouder danwel de houder van het toestemmingsbewijs en de in/op die verklaring(en)/formulier(en) genoemde chauffeur(s) sprake is van een loons- en gezagsverhouding, heeft ondertekend; Gelet op het feit dat verdachte niet is verschenen, de geldigheid van de dagvaarding en het daarop verzochte en verleende verstek; Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie, die heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het telastegelegde feit en die als straf heeft geëist dat aan de verdachte een boete wordt opgelegd van e 3000, waarvan e 500 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft daarbij in het bijzonder gewezen op de recidive die de verdachte ten aanzien van soortgelijke feiten aan de dag heeft gelegd, zoals blijkt uit de in het dossier aanwezige justitiële documentatie. [bewijsmiddelen] De politierechter is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat: zij op 5 november 2000 te Vroomshoop, gemeente Vriezenveen (per 1 januari 2001: gemeente Twenterand), meerdere bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-Generaal Goederenvervoer, Rijksverkeersinspectie in gebruik zijnde Verklaringen van dienstbetrekking, zijnde geschriften bestemd om tot bewijs van het op die verklaringen vermelde feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die verklaringen als echt en onvervalst door anderen te doen gebruiken; bedoeld valselijk opmaken heeft hierin bestaan, dat verdachte opzettelijk die verklaringen waarop in strijd met de waarheid was was vermeld - zakelijk weergegeven -, dat bij haar per 5 november 2000 als chauffeurs in dienstbetrekking waren getreden de op die verklaringen genoemde chauffeurs en dat er tussen de vergunninghouder en de op die verklaringen genoemde chauffeurs sprake is van een loons- en gezagsverhouding, heeft ondertekend; Tot deze beslissing geven reden de in de bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop die inhoud bijzonderlijk betrekking heeft. De politierechter overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring nog dat de gebezigde verklaring van directeur [naam directeur] van verdachte, waar hij verklaart dat de verklaringen van dienstbetrekking allemaal op 5 november 2002 aan de chauffeurs zijn verstrekt, door de politierechter gelezen wordt als een kennelijke verspreking danwel als een kennelijk onjuiste weergave in het proces-verbaal. Niet anders kan zijn bedoeld dan 5 november 2000. De politierechter acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezene levert op: "Valsheid in geschrifte", meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 225, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, De verdachte is deswege strafbaar aangezien van geen zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid is gebleken. De politierechter overweegt voor wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder dit is deze zijn gepleegd en de financiële omstandigheden van de verdachte rechtspersoon, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Directeur [naam directeur] van verdachte noemt in de door hem tegenover de verbalisant Berkenbosch afgelegde verklaring een aantal overwegingen die in de onderneming van verdachte een rol spelen bij het uitvoeren van internationale transporten. Zo is het goedkoper om Poolse chauffeurs in dienst van een Poolse onderneming te laten rijden dan voor haar Nederlandse onderneming. Indien verdachte de vijf in deze zaak betrokken Poolse chauffeurs zelf in dienst zou nemen, dan kan verdachte de onderneming wel sluiten, zo verklaart haar directeur. Bovendien kost het tijd, geld en moeite om telkens een tewerkstellingsvergunning aan te vragen. Die Poolse chauffeurs in dienst van een Poolse onderneming ondervinden, wanneer zij feitelijk voor verdachte transporten uitvoeren op haar Nederlandse wagens, in Duitsland bij controles veel problemen. Daar is wat aan te doen, aldus de directeur. Wanneer een Poolse chauffeur namelijk aannemelijk kan maken dat hij in dienst is van een Nederlands bedrijf, dan ondervindt hij deze problemen niet of veel minder. Dat kan de chauffeur doen met de zogenoemde Verklaring van dienstbetrekking die een werkgever in het beroepsgoederenvervoer aan zijn werknemer-chauffeur mag verstrekken. De illegale verstrekking van deze Verklaring aan de Poolse chauffeurs die niet in haar dienst zijn is voor verdachte, zo concludeert de politiuerechter, een adequaat middel tegen de overlast van Duitse controles. De Verklaring van dienstbetrekking is een door verdachte ingevulde verklaring in formuliervorm waarvan een afschrift dient te worden gezonden aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Een tewerkstellingsvergunning is vanzelfsprekend een vereiste voordat verdachte deze chauffeurs legaal in dienstbetrekking kan nemen. Verdachte heeft in oktober 2000 voor tenminste vier en mogelijk vijf Poolse chauffeurs een tewerkstellingsvergunning verkregen. Zij heeft de chauffeurs vervolgens niet in dienst genomen. Wel heeft verdachte toen aan in elk geval vijf Poolse chauffeurs de Verklaring van dienstbetrekking afgegeven, kennelijk om de bedoelde problemen in Duitsland te voorkomen c.q. verminderen. Het eerst aanvragen van de tewerkstellingsvergunning diende kennelijk de controle op de illegale verstrekking van deze Verklaring van dienstbetrekking te verhullen. Op de achterzijde van de Verklaring van Dienstbetrekking staat dat de vergunninghouder, in casu verdachte, na afloop van het dienstverband de Verklaring van de chauffeur moet innemen van de chauffeur. Verdachtes directeur verklaart dat hij de Verklaringen niet heeft ingenomen. Hij verklaart:" Ik vond het wel makkelijk zo." Uit een en ander moet de conclusie getrokken worden dat het verdachte er kennelijk om te doen is geweest doelbewust, en kennelijk al vanaf oktober 2000 tot het ontstaan van de verdenking van het telastegelegde feit in februari 2002, op tamelijk geraffineerde wijze een onderneming te drijven die, zoals de directeurs verklaring blijkt, niet rendabel kon zijn als geen loopje werd genomen met de geldende regelgeving. Verdachte zocht en vond - kort gezegd - de voordelen van een vlot communautair goederenvervoer tegen Oostblok-prijzen. Dat daarvoor papieren moesten worden vervalst om de schijn op te wekken dat de chauffeurs in dienstbetrekking waren, was voor verdachte geen belemmering. Verdachtes directeur vond het wel makkelijk zo. Artikel 14, eerste lid, Wet goederenvervoer op de weg bepaalt dat het een transport-ondernemer met een vergunning voor het uitvoeren van beroepsvervoer verboden is om vervoer te verrichten met gebruikmaking van bestuurders van vrachtauto's die niet bij hem in dienst zijn. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat verdachte tussen oktober 1998 en februari 2002 voor overtreding van dit voorschrift bij drie vonnissen in totaal vijf keer een boete heeft gekregen van telkens f 3500. Door het afgeven van de bedoelde Verklaring van dienstbetrekking aan de chauffeurs kon mede bereikt worden dat verhuld bleef dat met betrekking tot de Poolse chauffeurs overtreding van artikel 14 van de Wet goederenvervoer werd gepleegd. Uit de documentatie blijkt voorts dat verdachte sinds 1998 tien maal is veroordeeld voor in totaal 21 strafbare feiten op het gebied van het goederenvervoer. Blijkens de opgave van de Kamer van Koophandel in het dossier zijn bij verdachtes vennootschap slechts zeventien werknemers in dienst, zodat de veelheid van overtredingen bepaald opmerkelijk is. Aldus komt het beeld naar voren van een verdachte die structureel de wet overtreedt om de eigen onderneming rendabel te maken en om met andere transportondernemingen te kunnen concurreren. De veelheid en de hoogte van de opgelegde boetes zijn kennelijk onvoldoende om haar van de diverse en vele overtredingen van regelgeving op het gebied van het beroepsgoederenvervoer te weerhouden. Het blijft voor verdachte kennelijk lucratief om de wet te overtreden. Illustratief is dat verdachte in deze zaak vijf Poolse chauffeurs anderhalf jaar voor haar bedrijf heeft kunnen inzetten met gebruikmaking van de valse Verklaringen van dienstbetrekking. Verdachte heeft aangetoond een speler in de markt te willen zijn zonder zich aan de daarbij behorende spelregels te willen houden. Dat vindt verdachte kennelijk "wel makkelijk zo". De politierechter overweegt dat het kennelijk lucratief zijn van een dergelijke participatie in de markt voor de eerlijke concurrenten frustrerend is en hun in de verleiding zou kunnen brengen tot navolging. Zou aan verdachte gelegenheid worden geven om aldus haar oneerlijke concurrentie voort te zetten dan zou dit het gezag van de wet en het vertrouwen in de justitiële autoriteiten aantasten. Een en ander brengt de politierechter tot het oordeel dat de door de officier van justitie geëiste boete geen recht doet aan de ernst van het bewezen feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd is. Meer dan de officier van justitie met zijn eis heeft verwoord moet in de op te leggen straf tot uitdrukking komen dat verdachtes schaamteloze gedrag niet langer getolereerd kan worden. Ook moet meer rekening worden gehouden met het financieel voordeel dat verdachte door zijn handelwijze moet hebben bereikt. Om verdachte te stimuleren zich te onthouden van hernieuwde overtreding van de regelgeving en aldus ter bescherming van wetsgetrouw werkende concurrenten van verdachte acht de politierechter het geboden om de hierna op te leggen boete voor een belangrijk deel "voorwaardelijk" op te leggen. De politierechter houdt daarbij overeenkomstig artikel 63 Wetboek van Strafrecht rekening met de veroordelingen in de vonnissen van 28 maart 2002 en 15 augustus 2002. Bovendien houdt de politierechter er rekening mee dat blijkens de documentatie, vermoedelijk met betrekking tot de op 19 februari 2002 aangetroffen chauffeur [naam chauffeur] wiens aantreffen tot de onderhavige zaak aanleiding heeft gegeven, reeds een transactie is aangeboden en aanvaard van e 2200 terzake overtreding van artikel 14 Wet Goederenvervoer over de weg. De na te noemen straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 51 en 57 Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart bewezen, dat het tenlastegelegde als boven omschreven door verdachte is begaan; Verstaat, dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld; Verklaart verdachte deswege strafbaar; Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een geldboete van e 25.000 (vijfentwintigduizend euro). met bevel, dat van deze straf, een gedeelte van e 17.500 (zeventienduizendvijfhonderd euro) niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Aldus gewezen door mr. Berg, politierechter, en Veldhuis, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank voornoemd, op 8 september 2003.