Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI1627

Datum uitspraak2003-07-16
Datum gepubliceerd2003-09-01
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers02/04098
Statusgepubliceerd


Indicatie

De naheffingsaanslag bedraagt € 42,50 met nummer [P01] en dagtekening 18 september 2002 (€ 1,50 aan belasting en € 41 aan kosten voor naheffing) en is aan belanghebbende opgelegd voor het parkeren op die datum te 15.56 uur aan de Wintersoord te Nijmegen met het motorvoertuig gekentekend [AA-00-BB] zonder parkeerbelasting te voldoen door middel van een parkeerautomaat.


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem Elfde enkelvoudige belastingkamer nummer 02/04098 (parkeerbelasting) Proces-verbaal mondelinge uitspraak Belanghebbende : [X] Te : [Z] Verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen (hierna: de Ambtenaar) Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar Betreft : Naheffingsaanslag parkeerbelasting 2002 Nummer : [P01] Mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden gronden: 1. De naheffingsaanslag bedraagt € 42,50 met nummer [P01] en dagtekening 18 september 2002 (€ 1,50 aan belasting en € 41 aan kosten voor naheffing) en is aan belanghebbende opgelegd voor het parkeren op die datum te 15.56 uur aan de Wintersoord te Nijmegen met het motorvoertuig gekentekend [AA-00-BB] zonder parkeerbelasting te voldoen door middel van een parkeerautomaat. 2. Belanghebbende voert in beroep aan dat hij géén parkeerkaartje had gekocht, omdat hij niet van plan was om op de bewuste plaats te parkeren; hij was heel even uit de auto gestapt om naar de weg te vragen. Belanghebbende voert onbestreden aan dat hij bij terugkeer bij zijn auto, 2 à 3 minuten later, een parkeercontroleur ontmoette die aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting uitschreef. 3. Ingevolge de Verordening Parkeerbelasting 2001 van de gemeente Nijmegen wordt onder parkeren verstaan: "het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden". Deze omschrijving komt overeen met het bepaalde in het tweede lid van artikel 225 van de Gemeentewet. 4. Onder het begrip "onmiddellijk in- of uitstappen" kunnen naar het oordeel van het Hof slechts handelingen worden verstaan die een daadwerkelijk in- en uitstappen uit de auto vormen. Het gedurende 2 à 3 minuten op de parkeerplaats achterlaten van de auto kan daaronder niet worden begrepen. 5. Het betoog van belanghebbende dat hij niet de bedoeling had te parkeren doet aan het voorgaande oordeel niet af. 6. De naheffingsaanslag is terecht opgelegd. proceskosten: Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. beslissing: Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan op 16 juli 2003 door mr. C.M. Ettema, elfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Van der Leij als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (K. van der Leij) (C.M. Ettema) De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 21 juli 2003 Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.