Jurisprudentie
AI1514
Datum uitspraak2003-07-21
Datum gepubliceerd2003-08-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.000521.03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-08-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.000521.03
Statusgepubliceerd
Indicatie
Het hof heeft de stellige overtuiging gekregen dat verdachte met voorbedachte raad op [slachtoffer] heeft geschoten. Het hof heeft die overtuiging bekomen doordat verdachte, voorzien van een vuurwapen, het slachtoffer kennelijk heeft opgewacht.
Het hof heeft echter niet de overtuiging bekomen dat die voorbedachte raad gericht was op de dood van die [slachtoffer].
Anderzijds heeft verdachte door als ongeoefend schutter met een vuurwapen van korte afstand in de richting van een bewegend doel te schieten, wel willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij die [slachtoffer] op een zodanige plaats zou raken dat zij als gevolg daarvan zou komen te overlijden.
Uitspraak
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van 22 januari 2003 in de strafzaak onder parketnummer 04/060257-02 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1972,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring "Ter Peel" te Evertsoord.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
De tenlastelegging
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
- 2 -
De bewezenverklaring
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij op 2 juli 2002 te [pleegplaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen een kogel heeft geschoten in een arm van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
PRO MEMORIE
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes beweerdelijke betrokkenheid bij het schietincident direct blijkt en waaruit zou blijken dat verdachte de schutter zou zijn geweest.
Het hof overweegt dienaangaande dat de verklaring van [slachtoffer] als getuige ter zitting van het hof niet het enige bewijsmiddel is waarop de bewezenverklaring steunt. Het hof doet die bewezenverklaring onder andere ook steunen op de verklaringen van [getuige 1] (ondermeer: dat hij die avond te ongeveer 21.30 uur samen met [verdachte] en de kinderen naar [pleegplaats] is gegaan), van [getuige 2] (ondermeer: dat op 2 juli 2002 tussen 22.00 en 23.15 uur [getuige 1] en [verdachte] bij hem thuis zijn geweest, dat zij hem hebben verteld dat er iets was gebeurd op de [adres] en dat [verdachte] vertelde dat er iets gebeurd was met [slachtoffer]), van [getuige 3] (ondermeer: dat hij op 2 juli 2002 rond 23.30 uur de man, de vrouw en een kind van de caravan naast hem in hun caravan zag terugkomen), van [getuige 4] (ondermeer: dat hij die avond te ongeveer 22.45 uur, kijkende in de richting van waaruit hij een harde knal hoorde, twee personen zag wegrennen) en op de plaatsbepalingen van de mobiele telefoon van [getuige 1], welke op die avond de route adstrueert van de camping naar [pleegplaats] en terug.
Met betrekking tot de voorbedachte raad overweegt het hof als volgt.
Het hof heeft de stellige overtuiging gekregen dat verdachte met voorbedachte raad op [slachtoffer] heeft geschoten. Het hof heeft die overtuiging bekomen doordat verdachte, voorzien van een vuurwapen, het slachtoffer kennelijk heeft opgewacht.
Het hof heeft echter niet de overtuiging bekomen dat die voorbedachte raad gericht was op de dood van die [slachtoffer].
Anderzijds heeft verdachte door als ongeoefend schutter met een vuurwapen van korte afstand in de richting van een bewegend doel te schieten, wel willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij die [slachtoffer] op een zodanige plaats zou raken dat zij als gevolg daarvan zou komen te overlijden.
- 3 -
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht bij het slachtoffer [slachtoffer], die als gevolg van het bewezenverklaarde feit blijvend lichamelijk letsel aan twee vingers heeft opgelopen;
- het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde, gepleegd op de openbare weg, en de maatschappelijke verontrusting die daarvan het gevolg is.
Bij de straftoemeting heeft het hof anderzijds er rekening mee gehouden dat de verdachte naar het oordeel van het hof weliswaar op [slachtoffer] heeft geschoten, maar dat het initiatief daartoe niet bij haar heeft gelegen.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
"Poging tot doodslag".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van
drie jaar.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door Mr. Rijken, als voorzitter
Mrs. Ficq en Mooy, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Dhr. Traa, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 juli 2003.
Mr. Mooy is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 05A
tijd : 11.40
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1972,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring "Ter Peel" te Evertsoord.
Is bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 22 januari 2003 ter zake van:
"Medeplegen van poging tot moord",
veroordeeld tot: