Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AI1308

Datum uitspraak2003-07-15
Datum gepubliceerd2003-08-29
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/5338 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen sprake van een kennelijk niet-ontvankelijk hoger beroep wegens termijnoverschrijding, nu aanbieding door de post niet is komen vast te staan noch is onderzocht.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 02/5338 NABW U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [opposante], wonende te [woonplaats], opposante, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, geopposeerde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Bij uitspraak van de Raad van 25 maart 2003 is het namens opposante op 30 oktober 2002 ingestelde hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 11 september 2002, reg.nr. 02/164 ABW, niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft opposante een verzetschrift ingediend. De griffier van de rechtbank Leeuwarden heeft desgevraagd het bewijsstuk van aangetekende verzending van de uitspraak ingezonden. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 8 juli 2003 waar opposante - zoals aangekondigd - niet is verschenen. Geopposeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.D. Nicolai, werkzaam bij de gemeente Leeuwarden. II. MOTIVERING De uitspraak van de Raad van 25 maart 2003 steunt kort samengevat hierop, dat bij het instellen van het hoger beroep de termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift niet in acht is genomen en dat geen aanknopingspunten zijn gevonden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Blijkens het verzetschrift richt het verzet zich tegen het oordeel dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Volgens opposante was de uitspraak geheel onbekend en is zo spoedig mogelijk na het bekend worden van de uitspraak hoger beroep ingesteld. De Raad overweegt het volgende. Vaststaat dat de rechtbank haar uitspraak van 11 september 2002 op diezelfde datum per aangetekende post naar het postbusadres van de toenmalige gemachtigde van opposante heeft verzonden. Daarentegen is niet is komen vast te staan dat, noch is onderzocht of het poststuk door TPG Post op regelmatige wijze aan de indiener van het beroepschrift of een van zijn medewerkers is aangeboden. Het voorgaande, daarbij in aanmerking genomen dat de uitspraak van de rechtbank volgens het hoger beroepschrift op het kantooradres van de gemachtigde ontbrak en die uitspraak pas na telefonisch contact met de rechtbank op 30 oktober 2002 per fax is ontvangen, is de Raad van oordeel dat niet gesteld kan worden dat in redelijkheid geen twijfel bestaat over de vraag of al dan niet sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Van een kennelijk niet-ontvankelijk hoger beroep is derhalve geen sprake. Gezien het vorenstaande bestaat er aanleiding het verzet met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet, in samenhang met artikel 8:55, vijfde lid onder c, van de Awb gegrond te verklaren. Dit brengt, gelet op artikel 8:55, zevende lid, van de Awb, mee dat de uitspraak waartegen verzet is aangetekend vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het verzet gegrond. Aldus gegeven door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van mr. M.C.M. Hamer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2003. (get.) G.A.J. van den Hurk. (get.) M.C.M. Hamer.