Jurisprudentie
AI0713
Datum uitspraak2003-02-21
Datum gepubliceerd2003-08-01
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
ZittingsplaatsAssen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAwb 03/6109 en 03/6113
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-08-01
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
ZittingsplaatsAssen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAwb 03/6109 en 03/6113
Statusgepubliceerd
Indicatie
Sierra Leone / categoriaal beschermingsbeleid / nova.
Verweerder acht blijkens het bestreden besluit de Sierra Leoonse nationaliteit en afkomst van verzoeker niet geloofwaardig.
Nadat het bestreden besluit is genomen, is verzoeker op de hoogte gesteld van het feit dat zijn gestelde broer een verblijfsvergunning op grond van het voor Sierra Leone vigerende categoriaal beschermingsbeleid is verleend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit gegeven een relevant, nieuw feit in de zin van artikel 83 Vw 2000. Verweerder heeft te kennen gegeven dat dit nieuwe feit geen aanleiding geeft het bestreden besluit te wijzigen of in te trekken. Er zou sprake zijn geweest van onvoldoende doorvragen van de contactambtenaar, waarna voornoemde vergunning is verleend. De voorzieningenrechter overweegt dat ervan uitgegaan moet worden dat dit besluit met inachtneming van de eisen van de zorgvuldigheid is totstandgekomen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder strijdig met de ex artikel 3:46 Awb vereiste deugdelijke motivering heeft beslist in het nieuwe feit geen aanleiding te zien om zijn beslissing in te trekken of te wijzigen. Beroep gegrond, afwijzing verzoek.
Uitspraak
RECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zitting houdende te Assen
Vreemdelingenkamer
Voorzieningenrechter
Regnr.: Awb 03/6109 BEPTDN A S7 en 03/6113 BEPTDN A S7
uitspraak: 21 februari 2003
U I T S P R A A K
inzake: A,
geboren op [...] 1980,
van Sierra Leoonse nationaliteit,
IND-dossiernummer: 030126.8011,
verzoeker,
gemachtigde: mr. M. Grimm, advocaat te Stadskanaal,
tegen: DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE,
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
gemachtigde: mw mr L. Berends, ambtenaar ten departemente.
PROCESVERLOOP
Op 26 januari 2003 heeft verzoeker een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend als bedoeld in artikel 28 Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft bij beschikking van 29 januari 2003 afwijzend op de aanvraag beslist.
Bij beroepschrift van 29 januari 2003 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de beschikking van 29 januari 2003. Dit beroep is geregistreerd onder AWB 03/6113 BEPTDN A S7. Verzoeker is meegedeeld dat hij de behandeling van het beroepschrift niet in Nederland mag afwachten.
Bij verzoekschrift van 29 januari 2003 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen totdat op het beroep wordt beslist. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de voorzieningenrechter en verzoeker gezonden. De openbare behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft plaatsgevonden op 14 februari 2003. Verzoeker is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
MOTIVERING
Standpunten van partijen
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Voorts meent verweerder dat de aanvraag binnen achtenveertig proces-uren kon worden afgewezen. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker op geen enkele wijze aannemelijk heeft weten te maken de Sierra Leoonse nationaliteit te bezitten. Zo heeft verzoeker zijn gestelde nationaliteit op geen enkele wijze kunnen onderbouwen en weet hij hieromtrent slechts vage en summiere verklaringen af te leggen. Verzoeker heeft voorts onvoldoende informatie kunnen verschaffen over zijn gestelde land van herkomst en zijn directe leefomgeving in het bijzonder. Op grond van de door verzoeker afgelegde verklaringen is het niet geloofwaardig dat hij de Sierra Leoonse nationaliteit bezit en uit Sierra Leone afkomstig is.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat zijn aanvraag ten onrechte in de AC-procedure is afgedaan. Verzoeker is van mening dat hij wel aannemelijk heeft gemaakt dat hij de nationaliteit van Sierra Leone bezit en bestrijdt de argumenten van verweerder op grond waarvan verweerder tot de conclusie komt dat verzoeker dit niet aannemelijk heeft gemaakt. Voorts is verzoeker na het bestreden besluit in contact gekomen met zijn broer. Ten tijde van de procedure in het aanmeldcentrum wist verzoeker niet dat deze zich in Nederland bevond. Deze broer is in het bezit gesteld van een vergunning tot verblijf op grond van artikel 29, eerste lid, onder d, Vw 2000. Verzoeker is van mening dat nu niet meer aan de nationaliteit van verzoeker getwijfeld kan worden.
Beoordeling van het verzoek
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen het besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Op grond van artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Verzoeker is tijdig op deze bevoegdheid gewezen.
Artikel 83 Vw 2000, eerste lid, bepaalt dat de rechtbank bij de beoordeling van het beroep rekening houdt met feiten en omstandigheden die na het nemen van het bestreden besluit zijn opgekomen, tenzij de goede procesorde zich daartegen verzet of de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd. In het tweede lid staat vermeld dat met feiten en omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, alleen rekening wordt gehouden indien deze voor de beschikking omtrent de verblijfsvergunning, bedoeld in de artikelen 28 en 33, relevant kunnen zijn. Voorts vermeldt het derde lid dat de rechtbank Onze Minister verzoekt om zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de wederpartij en de rechtbank te laten weten of de ingeroepen feiten en omstandigheden aanleiding zijn voor handhaving, wijziging of intrekking van het bestreden besluit.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het gegeven dat verzoeker, nadat het bestreden besluit is genomen, op de hoogte is gekomen van het feit dat aan de heer B, waarvan verzoeker stelt dat het zijn broer is, een verblijfsvergunning op grond van het voor Sierra Leone vigerende categoriale beschermingsbeleid is verleend, een nieuw feit in de zin van artikel 83 Vw 2000. De verlening van laatstgenoemde vergunning impliceert immers dat verweerder bij de beoordeling van de asielaanvraag van de heer B uit is gegaan van de Sierra Leoonse nationaliteit. Dit feit kan relevant zijn voor de beoordeling van de onderhavige kwestie. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker immers afgewezen, omdat volgens verweerder niet geloofwaardig is dat verzoeker de Sierra Leoonse nationaliteit bezit en uit Sierra Leone afkomstig is. De voorzieningenrechter betrekt bij zijn oordeel dat dit feit relevant kan zijn eveneens de omstandigheid dat blijkens het rapport van het eerste gehoor van verzoeker gewag is gemaakt van het bestaan van zijn broer B.
Desgevraagd heeft verweerder ter zitting te kennen gegeven dat voornoemd nieuw feit geen aanleiding geeft om het bestreden besluit te wijzigen of in te trekken.
Verweerder redeneert daartoe als volgt. Weliswaar is bij besluit van 23 januari 2003 aan de broer van verzoeker met ingang van 10 november 2001 en geldig tot 10 november 2004 een vergunning tot verblijf ex artikel 29, eerste lid, onder d, Vw 2000, verleend, niettemin zijn er redenen om aan diens gestelde nationaliteit te twijfelen. Ter zake heeft de contactambtenaar onvoldoende doorgevraagd. Dit betekent dat het nieuwe feit geen aanleiding is om het bestreden besluit te wijzigen dan wel in te trekken.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Ervan uitgaande dat de heer B geen rechtens te honoreren belang heeft een rechtsmiddel aan te wenden tegen de inwilliging van diens aanvraag, staat de tussen verweerder en de heer B vastgestelde rechtsverhouding in beginsel vast. Er mag dan vanuit worden gegaan dat dit besluit, waarbij de aanvraag ingewilligd is, zowel voor wat haar wijze van totstandkomen als wat haar inhoud betreft in overeenstemming is met geldende voorschriften en algemene rechtsbeginselen. Zo mag er derhalve vanuit worden gegaan dat dit besluit met inachtneming van de eisen van de zorgvuldigheid is totstandgekomen. Het gaat dan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aan om te stellen dat er sprake is van „onvoldoende doorvragen van de contactambtenaar“. Dit impliceert naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat verweerder, strijdig met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, bij de voorbereiding van dit besluit niet de benodigde kennis heeft vergaard. Als hiervoor overwogen moet hiervan in beginsel niet van worden uitgegaan.
De voorzieningenrechter stelt vast dat zijdens verweerder niet bestreden wordt dat de heer B en verzoeker mogelijk gebroeders zijn. Dit betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat het verweerder niet vrij staat zonder nader onderzoek de aanvraag van verzoeker op voornoemde grond af te wijzen.
De voorzieningenrechter is gelet op het vorenoverwogene van oordeel dat verweerder strijdig met de ex artikel 3:46 Awb vereiste deugdelijke motivering heeft beslist geen aanleiding te zien om zijn beslissing van 29 januari 2003 in te trekken of te wijzigen.
Uit het voorgaande volgt tevens dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan beoordeling van de hoofdzaak en dat deze slechts in gegrondverklaring van het beroep kan eindigen. De voorzieningenrechter ziet derhalve aanleiding om met toepassing van artikel 8:86 van de Awb onmiddellijk op dat beroep te beslissen.
Nu verzoekster de behandeling van haar aanvraag in Nederland mag afwachten en het stadium van de procedure zich, door gegrondverklaring van het beroep en daarmee de vernietiging van het bestreden besluit, wederom bevindt in de aanvraagfase, heeft verzoekster geen belang meer bij het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is derhalve ongegrond.
Voor vergoeding van de kosten die verzoeker in verband met het indienen van het verzoekschrift of het beroepschrift heeft moeten maken bestaat aanleiding.
BESLISSING
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening bekend onder nummer Awb: 03/6109 BEPTDN A S7 af;
verklaart het beroep, bekend onder nummer Awb: 03/6113 BEPTDN A S7 gegrond.
vernietigt de bestreden besluiten van 29 januari 2003,
veroordeelt verweerder in de proceskosten ad EUR 966,00 onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier moet voldoen.
Tegen deze uitspraak ten aanzien van het gedeelte waarin het beroep gegrond is verklaard, kunnen partijen binnen een week na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van „hoger beroep vreemdelingenzaken“, postbus 16113, 2500 BC te ‘s-Gravenhage Ingevolge artikel 85 Vw 2000 dient het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 Awb is niet van toepassing.
Aldus gegeven door mr. C.J.R. de Locht, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.A. Buikema als griffier op 21 februari 2003.
Afschrift verzonden op: 21 februari 2003