Jurisprudentie
AF7504
Datum uitspraak2003-04-14
Datum gepubliceerd2003-04-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.005252.02
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-04-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.005252.02
Statusgepubliceerd
Uitspraak
parketnummer : 20.005252.02
uitspraakdatum : 14 april 2003
verstek
dnip
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Roermond van 23 januari 2002 in de strafzaak onder parketnummer 04/057172-01 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de strafmotivering en de motivering door de eerste rechter met betrekking tot de verwerping van het verweer omtrent onrechtmatig verkregen bewijs.
De tenlastelegging
Nu ten aanzien van de tenlastelegging en de bewezenverklaring niet opnieuw recht wordt gedaan, kan worden volstaan met de omschrijving zoals in het beroepen vonnis vervat.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
PRO MEMORIE
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Verdachte heeft in eerste aanleg het verweer gevoerd dat het bewijs – de in zijn woning aangetroffen hennepplantage – onrechtmatig is verkregen, dat dit bewijs daarom moet worden uitgesloten en dat hij moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Verdachte heeft daartoe aangevoerd dat hij slechts toestemming tot binnentreden aan de politie had gegeven voor een beperkt onderzoek in zijn woning, te weten uitsluitend onderzoek aan de voordeur, en dat de politie in strijd hiermee de gehele woning heeft doorzocht waarbij op zolder een hennepplantage is aangetroffen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit het onderzoek ter terechtzitting, onder meer inhoudende het verhoor van de verbalisanten Versleijen, Verstegen en Crompvoets, is de volgende gang van zaken komen vast te staan.
Verdachte woont in een bovenwoning, waarvan de voordeur wordt bereikt over een uitpandige trap. Op 9 oktober 2001 is verdachte het slachtoffer geworden van een steekpartij. Toen de politie ter plaatse kwam trof zij verdachte aan liggend onder aan de genoemde trap naar zijn woning. Verdachte deelde mee dat er aan de voordeur van zijn woning was aangebeld en dat hij, toen hij de deur opendeed meteen werd neergestoken. Verdachte is naar het ziekenhuis vervoerd. Ten behoeve van het onderzoek naar de steekpartij achtte de recherche het wenselijk de woning van verdachte binnen te gaan, maar de voordeur was inmiddels dicht. De verbalisanten Versleijen en Verstegen hebben in het ziekenhuis gesproken met verdachte en hem gevraagd om de voordeursleutel teneinde de woning van verdachte te kunnen binnengaan. Verdachte heeft in eerste instantie geweigerd zijn sleutel te af te geven. Vervolgens is hem uitgelegd dat de steekpartij had plaatsgehad bij geopende voordeur en dat ook binnen sporen gevonden zouden kunnen worden en overigens dat, indien verdachte de sleutel niet zou geven, de politie ook andere mogelijkheden had om binnen te gaan. Verdachte heeft toen zijn sleutel gegeven. Deze sleutel is door weer andere politieagenten naar de woning van verdachte gebracht, alwaar verbalisant Crompvoets aanwezig was. Crompvoets is met behulp van de sleutel naar binnengegaan. Aan Crompvoets is niets meegedeeld omtrent enig door verdachte gemaakt voorbehoud wat betreft de aard en de omvang van het in de woning in te stellen onderzoek. Crompvoets heeft de gehele woning doorgekeken op zoek naar mogelijke sporen of verdachten van de steekpartij. Daarbij heeft Crompvoets een luik in het plafond van de bovenetage geopend dat toegang gaf tot de vliering. Op de vliering bleek een in werking zijnde hennepplantage aanwezig te zijn.
Het hof acht aannemelijk dat verdachte, zoals hij heeft gesteld, gelet op de vraagstelling door de politie en de daarbij gegeven toelichting, bij het afgeven van zijn sleutel slechts een beperkte toestemming heeft gegeven om zijn woning binnen te treden, te weten slechts voor een onderzoek aan en nabij de voordeur. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat verdachte een belang had te voorkomen dat de politie de gehele woning zou inspecteren, dat hij aanvankelijk toestemming heeft geweigerd en dat hij vervolgens slechts toestemming heeft verleend nadat hem was uitgelegd dat sporenonderzoek bij de voordeur nodig was omdat de steekpartij in of bij de geopende voordeur had plaatsgevonden en verdachte bovendien was meegedeeld dat de politie anders wel op een andere manier zou binnengaan.
Het hof stelt vast dat het door verbalisant Crompvoets in de woning ingestelde onderzoek verder is gegaan dan waarvoor verdachte toestemming had gegeven. Met name zijn delen van de woning betreden – juist ook het gedeelte waar zich de hennepplantage bevond – tot het betreden waarvan verdachte geen toestemming had verleend. Dat Crompvoets te goeder trouw niet op de hoogte was van de beperkte toestemming van verdachte doet hieraan niet af. De wetenschap dat verdachte slechts beperkte toestemming had gegeven moet worden toegerekend aan het politieorgaan als zodanig en zij had redelijkerwijze aan Crompvoets bekend kunnen zijn.
Nu toestemming van de bewoner ontbrak, had dit betreden slechts mogen plaatsvinden met de in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) bedoelde machtiging. Nu deze machtiging ontbrak en zich ook niet een in artikel 2 Awbi genoemde uitzondering op het machtigingsvereiste voordeed, moet het hof concluderen dat het onderzoek waardoor de hennepplantage werd aangetroffen onrechtmatig was. Dit is een niet herstelbaar vormverzuim.
Naar het oordeel van het hof heeft dit echter geen bewijsuitsluiting tot gevolg. Bij dit oordeel neemt het hof tot uitgangspunt het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Voorts neemt het hof in aanmerking
(i) dat het geconstateerde vormverzuim de betrouwbaarheid en controleerbaarheid van het gevonden bewijs niet aantast;
(ii) dat verbalisant Crompvoets niet op de hoogte was dat verdachte slechts beperkte toestemming had gegeven;
(iii) dat gelet op de ernst van het misdrijf waarvan verdachte het slachtoffer was geworden, redelijkerwijs mag worden aangenomen dat een machtiging tot binnentreden desgevraagd zou zijn verleend;
(iv) dat het door Crompvoets verrichte onderzoek redelijk was gelet op het doel ervan.
Het hof zal, als compensatie voor het geconstateerde vormverzuim, de voorgenomen sanctie – te weten de door de politierechter opgelegde geldboete - verminderen met 25 % en opleggen een geldboete van eur. 2.550,--
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Voorts past het hof, gelet op het geconstateerde en niet herstelbare vormverzuim, strafvermindering toe.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 23, 24, 24c van het Wetboek van Strafrecht, 3 (oud), 11 (oud) van de Opiumwet.
B E S L I S S I N G :
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis, doch alleen voor zover dit betreft de aan de verdachte opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van Eur. tweeduizendvijfhonderdenvijftig (2.550,-), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van éénenvijftig (51) dagen.
Bevestigt het beroepen vonnis voor al het overige.
Dit arrest is gewezen door Mr. Ficq, als voorzitter
Mrs. De Poorter en Claassens, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Tappenbeck, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 april 2003.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 06
tijd : 13.30
rolnummer: 20.005252.02
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [adres],
Is bij vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Roermond van 23 januari 2002 ter zake van:
"Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod",
veroordeeld tot:
een geldboete van drieduizendvierhonderd euro, subsidiar veertig dagen hechtenis;