Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF7213

Datum uitspraak2003-04-08
Datum gepubliceerd2003-04-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.002494.01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

parketnummer : 20.002494.01 (O.W.V.) uitspraakdatum : 8 april 2003 tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH A R R E S T (O.W.V.) op het hoger beroep, ingesteld tegen de uitspraak ex art. 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van de politierechter in de rechtbank te [pleegplaats] van 18 oktober 2001 onder parketnummer 19441/99, tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], wonende te [adres], thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, hierna te noemen: verdachte. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemde uitspraak hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. De beslissing waarvan beroep De beroepen beslissing zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen. parketnummer : 20.002494.01 (O.W.V.) -2- datum uitspraak: 8 april 2003 De beoordeling Verdachte is bij arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 8 april 2003 (parketnummer 2500.01) veroordeeld ter zake dat: 1. hij in de periode van 1 mei 1999 toe en met 18 mei 1999 te [pleegplaats], opzettelijk heeft geteeld 1973 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; 2. hij op 18 mei 1999 te [pleegplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad 2250 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II; 3. hij in de periode van 1 februari 1999 tot en met 29 april 1999 te [pleegplaats] opzettelijk heeft bewerkt en verwerkt, ongeveer 1900 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II. Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, verdachte wederrechtelijk voordeel - waaronder begrepen besparing van kosten - heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen Het hof hanteert als bewijsmiddelen de bewezenverklaring uit het hiervoor genoemde arrest. De redengeving van de op te leggen maatregel Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de verdachte door middel van het begaan van voormelde feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad. De strekking van de maatregel van ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is, blijkens de wetsgeschiedenis, te bewerkstelligen dat datgene dat de veroordeelde aan door een strafbaar feit verkregen profijt heeft verworven, weer aan hem wordt ontnomen. Het hof hanteert bij de bepaling van het genoten voordeel de volgende uitgangspunten: - verdachte heeft erkend in de periode van 1 februari 1999 tot en met 29 april 1999 ongeveer 1900 hennepplanten te hebben geoogst; - 2250 gram hennepproduct is bij de huiszoeking bij verdachte aangetroffen; - de gemiddelde oogst per plant bedraagt volgens ervaringsregels 22 gram; - de gemiddelde verkoopprijs per gram hennep bedraagt volgens ervaringsregels fl. 5,--; - verdachte heeft voorts een lijst in het geding gebracht met diverse kosten en investeringen die hij heeft gemaakt ten behoeve van de hennepkwekerij. Gelet op het vorenstaande komt het hof tot de volgende berekening van het bruto wederrechtelijk verkregen voordeel: 1900 planten x 22 gram = 41,8 kilogram - 2,25 kilogram = 39,550 kilogram x fl. 5,-- = fl. 197.750,--. parketnummer : 20.002494.01 (O.W.V.) -3- datum uitspraak: 8 april 2003 Verder gaat het hof uit van de volgende kostenposten die naar het oordeel van het hof zijn toe te schrijven aan de oogst in voornoemde periode: - 3 maanden huur à fl. 3.000,-- fl. 9.000,-- - 1900 stekken à fl. 4,-- fl. 7.600,-- - 1900 stekblokken à fl. 0,50 fl. 950,-- - loonkosten knippers fl. 4.500,-- - steenwolmatten fl. 1.900,-- - voeding fl. 975,-- ------------- Totaal: fl. 24.925,-- Ten aanzien van de door verdachte opgevoerde investeringskosten gaat het hof uit van de volgende posten: - 4 koolstoffilters fl. 1.400,-- - 4 x kist en afzuiger fl. 1.600,-- - 50 meter luchtslang fl. 1.250,-- - 200 meter ketting fl. 650,-- - 150 meter electriciteitssnoer fl. 600,-- - 200 m2 wit plastic fl. 400,-- - 90 lampen fl. 27.000,-- - 4 schakelkasten fl. 2.000,-- - 4 dimmers fl. 1.000,-- - 4 thermo voor afzuig fl. 600,-- - 100 meter kabel fl. 600,-- - houtwerk fl. 2.000,-- - 400 bloembakken fl. 3.600,-- - 80 meter afvoergoten fl. 1.280,-- - div koppelst. fl. 400,-- - 40 watervaten fl. 2.000,-- - 5 centrifigaalpompen fl. 2.000,-- - div waterslangen fl. 200,-- - 2000 druppelaars fl. 1.500,-- - 100 meter slang fl. 500,-- - div koppelstukken fl. 125,-- - bevestigingsmateriaal fl. 500,-- ------------- Totaal: fl. 51.205,-- Het hof houdt met een deel van dit bedrag rekening. Gelet op een gebruikelijke afschrijvingstermijn van drie jaar en een gemiddelde van 4 oogsten per jaar, acht het hof 10% van dat bedrag, te weten fl. 5.120,50 redelijk. Het feit dat voornoemde goederen in beslag zijn genomen, komt naar het oordeel van het hof voor risico van verdachte. Op grond van het vorenstaande stelt het hof het bedrag waarop het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op een bedrag van fl. 197.750,-- minus (fl. 24.925,-- + fl. 5.120,50) = fl. 167.704,50, zijnde [Euro] 76.100,--. parketnummer : 20.002494.01 (O.W.V.) -4- datum uitspraak: 8 april 2003 Het verweer namens verdachte dat hij geen enkel voordeel heeft genoten van de door hem opgezette hennepkwekerij, is naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd en derhalve niet aannemelijk geworden. Het hof is van oordeel dat de vordering van het openbaar ministerie in beginsel kan worden toegewezen. Aangezien echter het hof andere uitgangspunten heeft gehanteerd bij de berekening van het geschatte ontnemingsbedrag, stelt het hof een hoger ontnemingsbedrag vast dan door de advocaat-generaal gevorderd. Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep nog aangevoerd dat hij niet de draagkracht heeft om aan de Staat enig geldbedrag te betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof is evenwel, gelet op het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, van oordeel dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat verdachte niet in staat zou zijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Verdachte heeft op geen enkele wijze inzicht gegeven in zijn financiële situatie. Daarbij houdt het hof rekening met het feit dat de verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van deze betalingsverplichting ingevolge artikel 76 juncto artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht acht jaar is, terwijl het Openbaar Ministerie gedurende die termijn onbeperkt uitstel van betaling kan verlenen en betaling in termijnen kan toestaan. parketnummer : 20.002494.01 (O.W.V.) -5- datum uitspraak: 8 april 2003 De toegepaste wettelijke voorschriften De beslissing is gegrond op de artikelen 24d en 36e van het Wetboek van Strafrecht. B E S L I S S I N G : Het hof: Vernietigt de uitspraak waarvan beroep en doet opnieuw recht. Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op Eur. 76.100,--. Legt aan verdachte voornoemd, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van zesenzeventigduizend en eenhonderd Euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 484 dagen hechtenis. parketnummer : 20.002494.01O.W.V. datum uitspraak: 8 april 2003 parketnummer : 20.002494.01O.W.V. datum uitspraak: 8 april 2003 Dit arrest is gewezen door Mr. Van de Loo, als voorzitter Mrs. Harmsen en De Lange, als raadsheren in tegenwoordigheid van Mr. Van der Velden, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 april 2003. U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G zaaknr.: 07 tijd : 11.35 rolnummer: 20.002494.01O.W.V. verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum], wonende te [adres], thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande Is bij vonnis van de politierechter in de arrondissementsrechtbank te Breda van 18 oktober 2001 ter zake van: veroordeeld tot: de verplichting tot betaling aan de Staat door [verdachte] van een geldbedrag van eenenveertigduizendvijfhonderdenvierentwintig gulden, subsidiar honderdzestig dagen hechtenis, ter ontneming van het wederechtelijk verkregen voordeel, welk voordeel door de politierechter wordt geschat en vastgesteld op Fl. 41.524,-- ;