Jurisprudentie
AF5329
Datum uitspraak2002-10-18
Datum gepubliceerd2003-03-07
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/70225
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-03-07
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 02/70225
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bewaring / schadevergoeding / opvolgende vrijheidsbeperking.
Op 10 september 2002 heeft deze rechtbank de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel bevolen. In de avond van 11 september 2002 is de maatregel opgeheven en is eiser onderworpen aan de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 6, eerste lid, Vw 2000, inhoudende een overbrenging van eiser naar de internationale lounge van luchthaven Schiphol. Zowel de zinsnede in het dictum van de uitspraak van deze rechtbank van 10 september 2002, te weten opheffen van de vrijheidsontnemende maatregel ingaande 10 september als de zinsnede in het bevel tot invrijheidstelling, te weten onmiddellijke invrijheidstelling verdraagt zich niet met het feit dat eiser vanaf 10 september 2002 tot de avond van de elfde september 2002 onderworpen is gebleven aan de vrijheidsontnemende maatregel. De voortzetting van de maatregel en de daarop voortbouwende vrijheidsbeperking zijn derhalve onrechtmatig en schadeplichtig.
Toewijzing verzoek om schadevergoeding.
Uitspraak
Rechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 02/70225 VRONTN
IND-nr.: 9906.17.4035
inzake : A, geboren op [...] 1967, van Nigeriaanse nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. A. Khan, advocaat te Hoofddorp,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. E.J.W. Spierings, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 27 augustus 2002 is eiser onderworpen aan de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, tweede lid, Vw 2000. Op 10 september 2002 heeft deze rechtbank en zittingsplaats de opheffing van de maatregel bevolen. Eiser is op 11 september 2002 in vrijheid gesteld, maar onmiddellijk onderworpen aan de maatregel van artikel 6, eerste lid, Vw 2000.
Bij beroepschrift van 12 september 2002 heeft de gemachtigde van eiser beroep ingesteld tegen de door verweerder opgelegde maatregel ex artikel 6, eerste lid, van de Vw 2000.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 24 september 2002. Eiser is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
Ter zitting heeft gemachtigde van eiser namens eiser toekenning van schadevergoeding gevorderd.
II. FEITEN
Op 27 augustus 2002 is eiser op grond van artikel 3 van de Vw 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiser is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast.
Op 28 augustus 2002 heeft eiser administratief beroep ingediend tegen de toegangsweigering.
Bij beroepschrift van 28 augustus 2002 heeft de gemachtigde beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij is opheffing van de maatregel gevorderd alsmede toekenning van schadevergoeding.
Op 28 augustus 2002 heeft de gemachtigde een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
Het beroep en het verzoek zijn behandeld ter openbare zitting van 4 september 2002. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen voor 6 september 2002 nadere inlichtingen te verstrekken, welke termijn op verzoek van verweerder is verlengd tot 9 september 2002.
Bij uitspraak van 10 september 2002 is het beroep gegrond verklaard.
Bij schrijven van 10 september 2002 is onmiddellijke opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel bevolen.
III. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd.
Op 10 september 2002 heeft deze rechtbank en zittingsplaats de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser bevolen. Eiser is echter eerst in de avond van 11 september 2002 in vrijheid gesteld en direct onderworpen aan de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 6, eerste lid, Vw 2000, inhoudende dat eiser is overgebracht naar de internationale Lounge van luchthaven Schiphol. Genoemde vrijheidsbeperkende maatregel is eerst opgeheven op 12 september 2002. Hiertegen richten zich de grieven van eisers gemachtigde.
Eiser stelt zich op het standpunt dat de zinsnede ‘onmiddellijke invrijheidstelling’ ook een daadwerkelijke direct opvolgende invrijheidstelling impliceert en niet, zoals in onderhavig geval is geschiedt, een omzetting van de vrijheidsontnemende maatregel in een vrijheidsbeperkende maatregel na verloop van een dag.
Tevens voert de gemachtigde aan dat de periode tussen 10 september 2002 - zijnde het moment dat de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser is gelast, tot de avond van 11 september 2002, zijnde het moment dat eiser aan een vrijheidsbeperkende maatregel is onderworpen - geen geldige titel ten grondslag lag.
Eiser is daarom van oordeel dat de vrijheidsontneming en de daaropvolgende vrijheidsbeperking onrechtmatig zijn. Derhalve dient de maatregel onmiddellijk te worden opgeheven met toekenning van schadevergoeding aan de eiser.
Verweerder heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd.
Wat betreft de periode van 10 september 2002, zijnde het moment dat de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser is gelast, tot het moment dat aan eiser een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd, welke is ingegaan op de avond van 11 september 2002, refereert verweerder zich aan het oordeel van de rechtbank.
Betreffende de periode van 11 september 2002, inhoudende de vrijheidsbeperkende maatregel waaraan eiser toen onderworpen is tot de daadwerkelijke invrijheidstelling op 12 september 2002 merkt verweerder op artikel 106 van de Vw 2000 ziet op de vrijheidsontneming en niet op een vrijheidsbeperkende maatregel.
Bovendien was toen reeds duidelijk dat eiser binnen afzienbare tijd zou uitreizen, te weten op 12 september 2002.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de vrijheidsbeperkende maatregel na de indiening van het beroep is opgeheven. Thans moet slechts worden beoordeeld of er gronden zijn om schadevergoeding toe te kennen.
Het dictum van de uitspraak van 10 september 2002 luidt dat deze rechtbank en zittingsplaats beveelt dat de vrijheidsontnemende maatregel ingaande 10 september 2002 wordt opgeheven.
Het bevel tot invrijheidstelling van deze rechtbank en zittingsplaats van 10 september 2002 spreekt over de onmiddellijke invrijheidstelling. Dit bericht is in de loop van de middag van 10 september 2002 bekend gemaakt.
Zowel de zinsnede ‘opheffen van de vrijheidsontnemende maatregel ingaande 10 september 2002’ als de zinsnede ‘onmiddellijke invrijheidstelling’ verdraagt zich niet met het feit dat eiser vanaf 10 september 2002 tot de avond van de elfde september 2002 onderworpen is gebleven aan de vrijheidsontnemende maatregel. De voortzetting van de maatregel en de daarop voortbouwende vrijheidsbeperking, zijn derhalve onrechtmatig en schadeplichtig.
Op grond van het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om gebruik te maken van de bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 en wel tot een bedrag van € 70,-- voor de dag dat eiser ten onrechte in het Passanten Verblijf Triport aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, en een bedrag van € 95,-- voor de dag dat eiser ten onrechte in de Lounge Schiphol aan de vrijheidsbeperkende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal € 165,--.
IIII. BESLISSING:
De rechtbank
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe;
- kent ten laste van de Staat der Nederlanden aan de vreemdeling een schadevergoeding toe van € 165,-- (zegge: honderdvijfenzestig euro) te betalen door de griffier van de rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzitter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2002 in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier.
Afschrift verzonden op: 21 oktober 2002
Conc.: JGa
Coll:
Bp: -
D: B
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.