Jurisprudentie
AF3754
Datum uitspraak2003-01-31
Datum gepubliceerd2003-02-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/025355-02
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2003-02-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/025355-02
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verdachte wordt veroordeeld voor afpersing, mishandeling en diefstal.
Uitspraak
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 01/025355-02
Uitspraakdatum: 31 januari 2003
VERKORT VONNIS
Verkort vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [woonplaats], [adres].
gedetineerd in p.i. Vught, locatie Nieuw Vosseveld 1 te Vught
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 17 januari 2003.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 oktober 2002. Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002, te Breugel, gemeente Son en Breugel, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander (telkens) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer], (geboren 7 oktober 1920), (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van hoeveelheden of een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] voornoemd, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en)
- dat hij, verdachte, en/of zijn mededader die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met tot vuist gebalde hand(en) tegen diens rug en/of borst en/of hoofd, in elk geval tegen diens lichaam, heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
- dat hij, verdachte, en/of zijn mededader die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet(en), tegen diens benen, in elk geval tegen diens lichaam, heeft/hebben geschopt en/of getrapt, en/of
- dat hij, verdachte, en/of zijn mededader die [slachtoffer] (dreigend) heeft/hebben gezegd dat hij hem/hen geld moest geven en/of dat hij klappen zou krijgen indien hij, verdachte, en/of zijn mededader geen geld zou krijgen;
[artikel 317 Wetboek van Strafrecht]
2. hij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002, te Breugel, gemeente Son en Breugel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], (geboren 7 oktober 1920), (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] krachtdadig
- meermalen, althans eenmaal, met zijn tot vuist gebalde hand(en), tegen diens rug en/of borst en/of hoofd, in elk geval tegen diens lichaam, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal, met zijn geschoeide voet(en), tegen diens benen, in elk geval tegen diens lichaam, heeft geschopt of getrapt en/of
- een afstandsbediening, althans een hard voorwerp, tegen het gelaat heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002 te Breugel, gemeente Son en Breugel, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
artikel 300 Wetboek van strafrecht;
3. hij op meerdere, althans een, tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002 te Breugel, gemeente Son en Breugel, althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader (telkens) die weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatig gebruikte bankpas met bijbehorende pincode;
artikel 311 Wetboek van strafrecht;
De geldigheid van de dagvaarding.
De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen.
De bevoegdheid van de rechtbank.
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Schorsing der vervolging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
De bewijsbeslissing.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte 2 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1. op tijdstippen in de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002, te Breugel, gemeente Son en Breugel, met het oogmerk om zich (telkens) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer], (geboren 7 oktober 1920), (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer] voornoemd, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld (telkens) hierin bestond(en)
- dat hij, verdachte, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met tot vuist gebalde hand(en) tegen diens rug en/of borst en/of hoofd, in elk geval tegen diens lichaam, heeft gestompt en/of geslagen en/of
- dat hij, verdachte, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met geschoeide voet(en), tegen diens benen, in elk geval tegen diens lichaam, heeft geschopt en/of
- dat hij, verdachte, die [slachtoffer] (dreigend) heeft gezegd dat hij hem geld moest geven en/of dat hij klappen zou krijgen indien hij, verdachte, geen geld zou krijgen;
2. op tijdstippen in de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002 te Breugel, gemeente Son en Breugel, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3. op tijdstippen in de periode van 01 januari 2001 tot en met 20 augustus 2002 te Breugel, gemeente Son en Breugel, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een geldautomaat heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte telkens die weg te nemen hoeveelheid geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatig gebruikte bankpas met bijbehorende pincode.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 300, 310, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE OVERWEGINGEN DIE TOT DE BESLISSING HEBBEN GELEID.
De eis van de officier van justitie.
* t.a.v. feit 2 primair: vrijspraak;
* t.a.v. feit 1 en feit 3:
21 maanden gevangenisstraf waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die in het door het Leger Heils uitgebrachte voorlichtingsrapport van 10 december 2002 staan omschreven.
De op te leggen straf(fen) en/of maatregel(en).
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte dienen te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op:
a. de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
b. de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank in het bijzonder rekening houden met de volgende uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen omstandigheden:
ten bezware van verdachte:
- de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten, waarbij verdachte er niet voor is teruggeschrokken om dergelijk zwaar geweld tegen zijn grootvader te gebruiken alsmede dat verdachte zich om diens lot kennelijk volstrekt niet heeft bekommerd;
strafmatigende omstandigheden:
- verdachte werd terzake strafbare feiten soortgelijk aan de door hem gepleegde strafbare feiten niet eerder veroordeeld;
- uit omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht rapporten blijkt dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten slechts in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank baseert zich daarbij op de hierna te noemen rapporten van drs. A.F.J.M. Zwegers, psycholoog/neuropsycholoog en E.C. van IJken, psychiater.
Op 12 december 2002 heeft de pscholoog/neuropsycholoog A.F.J.M. Zwegers een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt onder meer zakelijk weergegeven in:
Betrokkene is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met vooral afhankelijke en narcistische trekken. De gebrekkige ontwikkeling was van invloed op het gedrag van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde, zodanig dat het tenlastegelegde daaruit verklaard zou kunnen worden. Wanneer betrokkene niet door externe factoren begrensd wordt, wordt hij gemakkelijk stuurloos. Daarnaast bestaat er een gebrek aan zelfkritiek dat de ontremming versterkt. Verder verdraagt de betrokkene geen onlustgevoelens en is hij zeer daadkrachtig en dwingend ten aanzien van het opheffen daarvan. Indien het tenlastegelegde bewezen zou worden, is het aannemelijk dat het mede onder invloed van deze persoonlijkheidskenmerken is ontstaan en wordt er geadviseerd om de betrokkene te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar.
Op 16 december 2002 heeft de psychiater E.C. van IJken een rapport omtrent verdachte uitgebracht. Dit rapport houdt onder meer zakelijk weergegeven in:
Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde leed onderzochte aan een ziekelijke stoornis/gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is bij onderzochte sprake van een persoonlijkheid met narcistische en antisociale kenmerken. De gedragskeuzen ten tijde van het tenlastegelegde zijn beïnvloed door deze stoornis. Concluderend kan gesteld worden dat betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar geacht kan worden.
Uit de hiervoor genoemde rapporten neemt de rechtbank de conclusies en adviezen en de gronden waarop zij berusten over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. Met betrekking tot een deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank bepalen dat dat deel van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd mits verdachte zich gedurende een hierna vast te stellen proeftijd aan de hierna te formuleren houdt. De rechtbank wil met een en ander enerzijds de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking brengen en anderzijds door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegengaan.
DE UITSPRAAK
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, onder 2 subsidiair en onder 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
afpersing, meermalen gepleegd (artikel 317 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht);
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
mishandeling, meermalen gepleegd (artikel 300 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht);
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd (artikelen 310 en 311 eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafrecht).
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en):
Ten aanzien van feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3:
* een gevangenisstraf voor de duur van eenentwintig maanden, met bevel dat een deel van deze gevangenisstraf te weten zeven maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt bepaald op twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, danwel niet heeft nageleefd de hierna te stellen bijzondere voorwaarde.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde zich gedurende voornoemde proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, Arrondissementaal Secretariaat van de Reclassering, Leeghwaterlaan 14 te 's-Hertogenbosch, zolang deze instelling zulks noodzakelijk acht. ook indien zulks inhoudt:
- deelname aan "Vast en Verder", een begeleid woonproject van het Leger des Heils voor jongeren tot 25 jaar in Eindhoven en/of
- een ambulante behandeling of deeltijdbehandeling aan de Acute Zorg van de GGzE of een soortgelijke instelling.
Verleent aan de Reclassering voornoemd de opdracht als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M. de Vries, voorzitter,
mr. C.N.M. Goyaerts-Antens en mr S. Riemens, leden,
in tegenwoordigheid van H.A. van Neerven, griffier
en is uitgesproken op 31 januari 2003
Parketnummer : 01-025355-02 6
vonnis inzake [verdachte]