Jurisprudentie
AF1190
Datum uitspraak2002-11-27
Datum gepubliceerd2002-11-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/124353-01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-11-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/124353-01
Statusgepubliceerd
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
parketnummer: 13/124353-01
datum uitspraak: 27 november 2002
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, zevende meervoudige kamer B, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te Amsterdam op 10 juli 1977,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] en aldaar feitelijk verblijvende.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2002.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
--------------
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 en 3 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
op 26 oktober 2001 te Amsterdam met anderen op de openbare weg, de Bos en Lommerweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het naar die [slachtoffer] toelopen en dicht bij die [slachtoffer] gaan staan en uit het richten van een vuurwapen op genoemde [slachtoffer] en uit het meermalen schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en het stompen in het gezicht van genoemde [slachtoffer] en uit het slaan met een hard voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer] en uit het schoppen in de zij en in het gezicht van die op de grond liggende [slachtoffer].
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met zijn mededader een man geschopt en geslagen. Voorts was verdachte ervan op de hoogte dat zijn mededader tijdens de ruzie heeft gedreigd met een vuurwapen. De ruzie was ontstaan in een café waarbij verdachte in eerste instantie niet betrokken was. Toch heeft verdachte zich laten meeslepen met alle gevolgen van dien.
Voorts heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte blijkens hem betreffende uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister eerder terzake van geweldsmisdrijven is veroordeeld.
Op grond van bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 2 en 3 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer], niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J. Diemer, voorzitter,
mrs. T.G. van der Schroeff en M.E.J. Geradts, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Veen, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2002.