Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF1100

Datum uitspraak2002-11-28
Datum gepubliceerd2002-11-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers24-000557-02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 24-000557-02 Arrest d.d. 28 november 2002 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Groningen d.d. 28 mei 2002 in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, thans verblijvende in PI Noord - P.I. Groningen, Helperlinie 2, 9722 AZ, Groningen, verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J. de Mare, advocaat te Groningen. Het vonnis waarvan beroep. De rechtbank te Groningen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een maatregel, één en ander als in het vonnis nader omschreven. Aanwending van het rechtsmiddel. De verdachte is d.d. 30 mei 2002 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 14 november 2002 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing op het hoger beroep. Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen. Telastelegging. Het hof neemt uit het beroepen vonnis over de daar vermelde inhoud van de inleidende dagvaarding. Overweging ten overvloede. Het hof merkt ambtshalve op dat in het proces-verbaal nummer: PL014A/02-000972 onder dossier-paragraaf 0.3, de machtiging tot binnentreden in een woning kennelijk is opgemaakt door K. Hazekamp, inspecteur van Regiopolitie Groningen, district Groningen/Haren, terwijl dit proces-verbaal "namens deze" is ondertekend door een niet nader aangeduide persoon. Nu deze machtiging tot binnentreden van een woning kennelijk niet is ondertekend door dhr. Hazekamp, acht het hof deze machtiging onrechtmatig. Het hof is echter van oordeel dat deze onrechtmatigheid geen strafvorderlijke consequenties heeft nu in deze zaak blijkens het proces-verbaal van bevindingen met mutatienummer PL0110/02-008562, op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt door R. Severs en H. Bos, beiden hoofdagent van Regiopolitie Groningen, District Groningen/Haren, na het aantreffen van een grote hoeveelheid verdovende middelen de zoeking is gestaakt in afwachting van de komst van de rechter-commissaris. De zoeking is vervolgens hervat onder leiding van de rechter-commissaris. Voorts is het hof van oordeel dat het proces-verbaal van aanhouding onder dossier-paragraaf 1.1.2a en 1.1.2b kennelijk op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt door G.J.H Verkouter, hoofdagent van Regiopolitie Groningen, district Midden/Oost en A.H. Buikema, hoofdagent van Regiopolitie Groningen, district Groningen/Haren, onrechtmatig is, nu het proces-verbaal van aanhouding "namens deze" is ondertekend door een niet nader aangeduide persoon. Het hof is evenwel van oordeel dat de onrechtmatigheid van deze aanhouding de rechtmatigheid van verdere vrijheidsbenemende maatregelen niet aantast, zodat ook deze omissie zonder strafvorderlijke consequenties kan blijven. Bewezenverklaring. 1. Hij in de periode van 01 januari 2001 tot en met 06 februari 2002 in de gemeenten Groningen en Rotterdam meermalen op verschillende tijdstippen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd heroïne en cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. 2. Hij op 07 februari 2002 in de gemeente Groningen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 500,8 gram heroïne en ongeveer 39 gram cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. 3. Hij op 7 februari 2002 in de gemeente Groningen wapens van categorie III, te weten een gasalarmpistool en een pistool, en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad. Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen. Kwalificatie. Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert respectievelijk op de misdrijven: feit 1: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd. Feit 2: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod. Feit 3: M.b.t. de wapens: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot meer dan één wapen van categorie III. M.b.t. de munitie: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie. Strafbaarheid. Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafmotivering. De rechtbank te Groningen heeft verdachte ter zake van de onder 1, 2 en 3 telastegelegde - en door de rechtbank bewezenverklaarde - feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Verdachte is van deze uitspraak in hoger beroep gekomen. Ter terechtzitting van 14 november 2002 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte wederom zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Het hof heeft in hoger beroep - op basis van een bewezenverklaring ter zake van het onder 1, 2 en 3 telastegelegde - de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen. Verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2001 tot en met 6 februari 2002 schuldig gemaakt aan het vervoeren, afleveren en verkopen van heroïne en cocaïne. Tevens heeft verdachte een grote hoeveelheid van voornoemde verdovende middelen aanwezig gehad. Het hof tilt zwaar aan deze feiten. Van heroïne en cocaïne is immers in het algemeen bekend, dat zij de volksgezondheid in ernstige mate in gevaar kunnen brengen, én verdachte heeft - door zijn handelen - dan ook de maatschappij bewust aan dit risico blootgesteld. Verdachte heeft vorenstaande handelingen verricht om er financieel beter van te worden. Daarnaast heeft verdachte illegaal twee wapens en munitie voorhanden gehad. Gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst te Almelo d.d. 3 september 2002 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. Bij de bepaling van de hoogte van de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met het op de bijlage bij de dagvaarding genoemde ad-informandum gevoegde feit 1, betreffende het bezitten van een vals reisdocument (onder het parketnummer 18/070068-02). Verdachte heeft dit feit ter 's hofs terechtzitting erkend. Het dient thans - als meegewogen in na te melden straf - als afgedaan te worden beschouwd. Het hof is gelet op het vorenoverwogene van oordeel dat aan verdachte uit een oogpunt van nomhandhaving en teneinde te voorkomen dat verdachte zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig zal maken, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, een vrijheidsstraf van na te noemen duur dient te worden opgelegd. Toepassing van wetsartikelen. Het hof heeft gelet op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. De uitspraak. HET HOF, RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP: vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende: verklaart het verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart deze feiten en verdachte deswege strafbaar; veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier jaren; beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij. - Dit arrest - Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Zwerwer, voorzitter, Wedzinga en De Roos, in tegenwoordigheid van Van der Lee als griffier, zijnde mr. De Roos voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.