Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AF0761

Datum uitspraak2002-11-12
Datum gepubliceerd2002-11-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/005434-02
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 03/005434-02 Datum uitspraak: 12 november 2002 RECHTBANK MAASTRICHT VONNIS op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [naam verdachte], geboren te [geboortedatum/plaats], wonende te [woonplaats/adres], doch verblijvende te [verblijfplaats]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2002. De tenlastelegging Aan verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat 1. hij in of omstreeks de periode van 1 december 1994 tot 12 januari 1999 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland en/of in België, meermalen, althans eenmaal met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het (telkens) seksueel binnendringen van het lichaam van die van den [slachtoffer], hebbende hij, verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis en/of tong en/of vinger(s) in de vagina van die van den [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zijn tong in de mond van die van den [slachtoffer] geduwd/gebracht/gestoken; 2. hij in of omstreeks de periode van 12 januari 1999 tot en met 28 januari 1999 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland en/of in België, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die van den [slachtoffer], hebbende hij, verdachte (telkens) zijn, verdachtes, penis en/of tong en/of vinger(s) in de vagina van die van den [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zijn tong in de mond van die van den [slachtoffer] geduwd/gebracht/gestoken; 3. hij in of omstreeks de periode van 1 december 1994 tot en met 28 januari 1999 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland en/of in België, meermalen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn, verdachtes, minderjarig stiefkind, te weten met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht (telkens) hierin dat hij, verdachte, (telkens) de borst(en) en/of de vagina van die van den [slachtoffer] heeft betast en/of vastgepakt en/of daarover heeft gewreven en/of (telkens) heeft gelikt aan de borst(en) en/of aan de vagina van die van den [slachtoffer] en/of (telkens) zijn, verdachtes, penis door die van den [slachtoffer] heeft doen vastpakken en/of doen betasten en/of daarover heeft doen wrijven ; Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij in of omstreeks de periode van 1 december 1994 tot en met 28 januari 1999 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland en/of in België, meermalen, althans eenmaal, (telkens) buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, bestaande die ontucht (telkens) hierin dat hij, verdachte, (telkens) de borst(en) en/of de vagina van die van den [slachtoffer] heeft betast en/of vastgepakt en/of daarover heeft gewreven en/of (telkens) heeft gelikt aan de borst(en) en/of aan de vagina van die van den [slachtoffer] en/of (telkens) zijn, verdachtes, penis door die van den [slachtoffer] heeft doen vastpakken en/of doen betasten en/of daarover heeft doen wrijven. De vrijspraak De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat hetgeen aan verdachte wordt verweten mede heeft plaatsgevonden in de in de dagvaarding genoemde korte periode. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. hij in de periode van 1 december 1994 tot 12 januari 1999 in de gemeente Heerlen en in België, meermalen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die van den [slachtoffer], hebbende hij, verdachte zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van die van den [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of zijn tong in de mond van die van den [slachtoffer] geduwd/gebracht/gestoken. 3 primair. hij in de periode van 30 mei 1997 tot en met 28 januari 1999 in de gemeente Heerlen en in België, meermalen, ontucht heeft gepleegd met zijn, verdachtes, minderjarig stiefkind, te weten met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, de borst en/of de vagina van die van den [slachtoffer] heeft betast en/of daarover heeft gewreven en heeft gelikt aan de vagina van die van den [slachtoffer]. 3 subsidiair. hij in de periode van 1 december 1994 tot 30 mei 1997 in de gemeente Heerlen en in België, meermalen, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, de borst en/of de vagina van die van den [slachtoffer] heeft betast en/of daarover heeft gewreven en heeft gelikt aan de vagina van die van den [slachtoffer]. De bijzondere overwegingen ten aanzien van het bewijs De rechtbank is bij de bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde sexueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer uitgegaan van de verklaring van het slachtoffer. Immers de verklaringen zoals afgelegd bij de politie zijn op zorgvuldige wijze opgetekend en verdachte heeft de lezing van het slachtoffer bevestigd met uitzondering van dit onderdeel van de tenlastelegging. Zou de rechtbank uit zijn gegaan van de verklaring van de verdachte dat hij met zijn penis en vinger(s) tussen de schaamlippen van het slachtoffer is geweest, dan zou de rechtbank evenwel ook tot een bewezenverklaring zijn gekomen van dit onderdeel van de tenlastelegging, daar ook dat beschouwd moet worden als sexueel binnendringen. De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1, 3 primair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt: T.a.v. feit 1: Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht. T.a.v. feit 3 primair: Ontucht plegen met zijn stiefkind, meermalen gepleegd, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. T.a.v. feit 3 subsidiair: Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 247, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straffen en maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving; - de lange periode van het misbruik, ongeveer vier jaren, waarin verdachte persoonlijke lustgevoelens heeft geplaatst boven het belang van het jonge slachtoffer bij respect van haar lichamelijke integriteit; - de aanvang van het misbruik toen het slachtoffer 7 à 8 jaar oud was; - de hoge frequentie van het misbruik; - het misbruik van zijn positie als volwassene die in gezinsverband leefde met het jonge slachtoffer; - de omstandigheid dat verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank zal een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen. Bij de vaststelling van de duur van de daaraan verbonden proeftijd heeft de rechtbank gelet op de aard van de gepleegde delicten en op de door verdachte voorgenomen langdurige behandeling bij het GGzE, Forensisch Psychiatrisch Circuit, Polikliniek Maastricht. De op te leggen straf is -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 3 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1, 3 primair en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat verdachte strafbaar is; - veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIERENTWINTIG maanden; - beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot ZES maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van drie jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit dan wel de volgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd; - de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, ressort 's-Hertogenbosch, arrondissement Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht aan de Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt; - met opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen; - de veroordeelde zal gedurende de proeftijd deelnemen aan een behandeling door de GGzE, Forensisch Psychiatrisch Circuit, Polikliniek Maastricht en deze behandeling tot een goed einde brengen; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.J.J. Beurskens, voorzitter, mr. A.M. Schutte, en mr. E.H.A.F.M. Krol, rechters, in tegenwoordigheid van L.A.J.W. Schoutese, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2002.