Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE9273

Datum uitspraak2002-08-09
Datum gepubliceerd2004-10-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.000137.02
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is door het hof veroordeeld wegens afpersing en poging tot afpersing tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.


Uitspraak

parketnummer : 20.000137.02 uitspraakdatum : 9 augustus 2002 tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Breda van 27 december 2001 in de strafzaak onder parketnummer 02/001983-01 tegen: [verdachte], geboren te District [...] (Suriname), op [...]1970, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, thans preventief gedetineerd in het Huis van Bewaring De Boschpoort te Breda. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. De tenlastelegging Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over. Voor zover in de tenlastelegging schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door het hof verbeterd. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad. De bewezenverklaring Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij: 1. op 13 september 2001 te Tilburg, met het oogmerk om zich en of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [medewerker] heeft gedwongen tot de afgifte van geldbedragen (ongeveer fl 9.000,- (aan brief en muntgeld)) en sleutels o.a. van het merk Lince en 2 bankcheques ten name van respektievelijk [naam 1] en [naam 2] en een declaratie etensgeld en geldbakken en dozen merk Lince toebehorende aan supermarkt ALDI of [medewerker], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, - een pistool op de nek van die [medewerker] heeft gedrukt en gericht gehouden en - die [medewerker] tegen zijn borst een kantoor van die Aldi heeft ingeduwd en - die [medewerker] heeft gesommeerd een kantoor van die Aldi in te gaan en - die [medewerker] onder bedreiging van een pistool heeft gedwongen de in dat kantoor aanwezige kluis te openen en - die [medewerker] onder bedreiging van een pistool heeft gesommeerd om geld in een tas te doen en - die [medewerker] daarbij vervolgens de woorden heeft toegevoegd: "omdraaien, kluis opendoen en niet omkijken" en "hier geld in doen" en "en nu papiergeld" en "meer geld" en "waar is die sleutel dan" en "openmaken" en - die [medewerker] gesommeerd heeft om voor hem, verdachte uit, richting de uitgang van de Aldi te lopen; 2. op 13 september 2001 te Tilburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [medewerker] te dwingen tot de afgifte van een of meer geldbedragen toebehorende aan supermarkt de Basismarkt, een pistool op die [medewerker] heeft gericht en die [medewerker] daarbij vervolgens dreigend de woorden heeft toegevoegd: "geld, geld", terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen PRO MEMORIE De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. PRO MEMORIE De strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het onder 1 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. Het onder 2 bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 317, eerste lid, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf of maatregel Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en de omstandigheid dat de verdachte reeds eerder terzake soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. De vordering van de benadeelde partij [Aldi B.V.], gevestigd aan [adres], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend. De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep. Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade. De vordering is niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering is voor toewijzing vatbaar, met veroordeling van de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij. De toegepaste wettelijke voorschriften De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 10, 27, 45, 57, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: 1: "Afpersing", 2: "Poging tot afpersing". Verklaart de verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaren. Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht. Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan [Aldi B.V.], gevestigd aan [adres], een bedrag van €1838,23 (zegge: éénduizend achthonderdachtendertig euro en drieëntwintig eurocent). Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door Mr. Aarts, als voorzitter Mrs. Van Nierop en Ficq, als raadsheren in tegenwoordigheid van Mr. Lemmers, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 augustus 2002. U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G zaaknr.: 05 tijd : 14.45 rolnummer: 20.000137.02 verdachte: [verdachte], geboren te District [...] (Suriname), op [...] 1970, wonende te , , thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting De Boschpoort te Breda thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande Is bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te Breda van 27 december 2001 ter zake van: t.a.v.sub 1 subsidiair: " Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen", t.a.v.sub 2 subsidiair : " Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen"; veroordeeld tot: een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [Aldi B.V.] en veroordeling van verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van f. 4050,92 ( zegge: vierduizendvijftig gulden en tweeënnegentig cent ), te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering, met verwijzing van de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, met de verplichting, opgelegd aan verdachte, aan de Staat, ten behoeve van voornoemd slachtoffer [Aldi B.V.] , te betalen een som geld ten bedrage van f. 4050,92 ( zegge: vierduizendvijftig gulden en tweeënnegentig cent ), subsidiar vijfenveertig dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft, met dien verstande dat , indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan de verplichting, opgelegd bij de hierboven genoemde schademaatregel, de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij [Aldi B.V.] van het overeenkomstige bedrag komt te vervallen en vice versa, indien en voor zover verdache de toegekende schadevergoeding heeft betaald aan deze benadeelde partij, daarmee de schademaatregel voor het betaalde bedrag komt te vervallen, met vrijspraak van hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd;